WAS „ER BRANDT EEN LICHTJE" EEN ZOON VAN „DE BARONES"? Huldeliet NIEUWE PUZZLE VOOR LEZERS VAN 'T KLEINE KRANTSJE: 'T KLEINE KRANTSJE Fijne dag op stap met de l an de Gondelvaarders die 't horren leven waagden tiidens de Luwaarder Beursweelc in Septimber 1930. Opdragen deur Tinus de Arkskipper. Stoere, brave waterlieuwen, Edelmogend Admiraal Groate helden, jim bevochten 'Weer in nye zegepraal. Onder 't skettren van de toanen Van jim wilde krygsmeziek Tarten jimme vonk en vuren Van megaals en iletriek Onverschrokken, koud as iezer, Bleven jimme by 't gegrom En it brullen van de hoempa's En it donderen van de trom. Oaren suuzden, oaren piepten, Mar jim bleven onversaagd En jim hew as echte helden, Jimm' leven der an waagd Deur it maagdlik, nachtlik duuster Stevende jim ranke vloat Deur de grachten, deur de bruggen Van de Vrouw- en Hoeksterpoart. En met ware doadsverachting Stevende Luwaadens Hoop Sonder kant of wal te roeden, Soa mar deur de kiepeloop. Heel Luwaaden ston beteuterd. Heel Luwadden riep: Hoera Menig moeke sei verheerlïkt: „Doen ons pa suks mar es na „Su mar sonder kantsje roeden" „Deur sun smeerge kiepeloop" „Pa het seemansbloed in e aren I" „Pa wudt grif nog Neerland's Hoop I" Witte broeken wudden smerig,- Droge hannen wudden nat; Mar it leed van sukke rampen, - Wie van jimmes telde dat 1 - Overwinne - waar jim leuze. 't Admiraalskip gong jim voor; Elk ha 't heilig doel voor oog en: Naar de Skeepsraad der by 't spoor. Hier winkt nou jim zoete glorie. Hier rust elk van jimmes uut Op syn lauwren of sien krukje-, Hier verdeelt men nou de buut. Na 't manmoedige trotseeren Van verschillende soorten nat, Stevent men met stieve skoaten Weer naar zee- of sleutelgat. Heldenstoet, gy keerdet weder, Zwaar met eer en roem bevracht. Jimme toekomst, 't is bewezen, Leit der geunsen op 'e gracht Maar geduchte waterlieuwen, Zeegedrochten, allemaal, Wie brocht jim tot al die glorie - Dat waar jimme Admiraal. Dat is hy, die 't as in stoere Leat fen d'dlde Fryske stam; Al soa vaak ons dapper voor gong, Groate dingen ondernam. Da's de man die 't wy graag eere-, Och, wy kinne 'm allemaal; - 't Is onz onvolprezen Buisman - 't Is onz dappre Admiraal Leve, leve de heer Buisman Leev' onz aller admiraal I HOMME OL Er zijn in een stad als Leeuwar den verscheidene vis- en eier- zoekclubjes, die in voor- en na jaar de natuur intrekken en geestdriftig pogen flink wat vis te vangen of flink wat eieren te vinden, al naar gelang de tijd, die de kalender aangeeft. Vaak worden die dagen in ge paste vrolijkheid doorgebracht en niet zelden komt de ernst door het plezier op de tweede plaats - trouwens, hoeveel har- lelceinen zijn er in die gezel schapjes niet, die bij wijze van spreken geen hengel kunnen vasthouden en die niet in staat zijn een kievit te onderscheiden «f Met het ingezonden stukje van de heer Sj. H. te Leeuwarden in het vorige nummer van 't Kleine Krantsje blijken we de lezers weer voor een nieuwe puzzle te hebben geplaatst. Wie was „De Barones Wie was „Er brandt een lichtje Was „Er brandt een lichtje" 'n zoon van „De Barones Na onze succesvolle speurtochten naar Sikke de Kaets, Vergaan van 't skip en andere grootheden uit het oude Leeuwarden zullen we nu op zoek moeten gaan naar Er brandt een lichtje en naar de Barones. Wie waren ze precies, waar zijn ze gebleven, leven ze nog De lezers zullen zich het stukje van de heer H. in het laatste nummer van 't Kleine Krantsje nog herinneren. „Plusminus veertig of vijftig jaar geleden was er een vrouw in Leeuwar den, die door ons De Barones werd genoemd, aldus de heer H. „Zij kwam vaak op het sta tion met lucifers en ze was meestal in het wit gekleed. Ze moet doodgevroren zijn tussen Nijland en Bolsward". In een cursieve voetnoot ant woordden wij, dat wij zelf nog nooit van deze Barones hadden gehoord, maar wel van een fi guur, die „Er brandt een lichtje" werd genoemd en die inderdaad met lucifers ventte bij het sta tion. Uit de reacties, die wij na deze publicatie ontvingen menen wij te moeten opmaken, dat De Ba rones en Er brandt een lichtje een en dezelfde figuur zijn ge weest, of nee, beter gezegd, dat Er brandt een lichtje een zoon van De Barones moet zijn ge weest. Onverklaarbaar Al eens eerder hadden wij ge hoord, dat met de vreemde en onverklaarbare bijnaam Er brandt een lichtje niet een vrouw, maar een man werd bedoeld, een man, die inder daad dikwijls in het gezelschap van een oude en blinde vrouw in de buurt van de Boterhoek werd gezien. Het vermoeden, dat dit laatste juist zal zijn, wordt bevestigd door enkele abonnee's, die ons over deze typen brieven schreven. Eerst laten we de heer Kb. te Leeu warden aan het woord. So terloops wudde in 't Kleine Krantsje (no. 82) en oek alris eerder, de naam noemd van „Brandt een lichtje". Hoe ze an die naam komen binne, weet ik niet en dat sal oek wel nooit te achterhalen weze. Maar 't had betrekking op een blind, oud wiefke (met hur zeun], die bij het stasjon lucifers verkope zou. Nou, veul weet ik der niet meer van, mar uut mien kienderjaren (plm. 1910), we woonden in die kontrijen, herinner ik mie, dat dat ouwe blinde vrouwke in derdaad, zij 't dan oek op zeer beskeiden wieze, deelnam an 't ekonomisch verkeer, deur voor bijgangers en reizigers dooskes lucifers an te bieden. Maar toch niet bij het stasjon, mar an 't begin vanne Stasjonsweg, waar nou de ltoei (Us mem) staat. Daar stonden destieds een stuk of drie van diè mooie grauwe iepebomen en onder één van disse, wudde se deur hur zeun neerplant. Hij brocht hur 's morges, sittende op een bankje en op een klein handkarke der naar toe en haalde hur teugen de avond weer op. Ik hew meer dan eens keken, dat hij hur op- of uutlade; naar gelang se kwam of weer fut gong. Die seun, oek al een man op jaren, was een stuurs, onprettig iemand, met een gremietig ge- sicht en die skolden we vaak uut voor „Der brandt een licht je. De conversatie met dit ouwe wiefke was gewoonlijk niet erg opwekkend. Ze pruttelde, klaag de en had vinnige opmerkingen, 't Laatste vooral, wanneer de concurrentie te dicht in hur buurt kwam. Die concurrentie beston oek uut een oud gerim peld vrouwke, 'n skipperswiefke die inne Blauwe Poort woonde, op 't Ruterskwartier. Disse pro beerde eventuele gegadigden voor luusjefers op te vangen,

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1968 | | pagina 6