'T KLEINE KRANTSJE
4
Lezers leggen hun
problemen bloot
my[ jftaqe.....
Lezers klommen in de pen
SI Soldaatsje speule
Zo as altied versliene wij de in
houd van 't Krantsje en slaan
vanself gien stukje over. Zo las
ik oek die balckertsgeschiedenis
in de Galileërkerk. Nou over die
kerk naast ut postkantoor kan
ik oek nog wat vertelle.
Ut was in augustus 1918 dat de
lichting 1919 vanwege de mobi
lisatie een jaar vervroegd op-
komme must voor de militaire
dienst en om het soldaatsje-
speulen te leren kregen we ons
tehuus in de kazerne in onse
stad. Nou dat must seker vlug
gebeure, want al redelijk gauw
hadden wij een geweer tot onse
uutrusting en moesten daar met
weten om te gaan.
Ut was voor een heleboel jon-
ges wel zwaar hoor om op die
balstienen van de Kaai te knie
len, geweer in de aanslag, dan
weer opstaan; dat de lcnibbels
waren soms bont en blauw. Na
tuurlijk musten we oek lere ut
geweer te presenteren as der
één van ut Koninklijk huus
voorbij komme zou. Dat hadden
we dan op een morgen.
De jonges stonden een meter of
tien van elkaar af, dat was een
lange rij. De eerste stond zowat
op de hoek van de kazerne en
dan langs de muur van de gas
fabriek. Om beurten musten we
dan voor Koningin speule en
langs de rij wandele, om dan
wanneer hij passeerde ut ge
weer te presenteren.
Toen de zogenaamde Koningin
mij met een beminnelijk knikje
passeerde, liet hij mie daar één
waaie (ik weet niet of je mie
begriepe) nou, ut was niet mooi
meer, weet hoever kon je ut
hore. Een vrouw die teugenover
mij op ut trapke stond dat toe
gang gaf naar hur huuske zei:
„nou dat liegt er oek niet om",
je begriepe wel dat toen van ut
geweer presenteren niet veul
terecht kwam.
Maar om nou over de kerk te
praten, ik bin wat afdwaald. 's
Middags was er kerkdienst (ut
was gien verplichting hoor],
maar die der niet heen gongen
musten siepels skoon make of
eerpels skille. Met tromgeroffel
voorop naar de Tweebaksmarkt,
met veul lawaai de kerk in; en-
SI Hinkstapsprong
De vorige zomer heb ik bij het
hinkstapspringen tijdens een re
cordpoging mijn enkel gebro
ken. Nu ben ik weer helemaal
genezen en zou graag weer in
training willen gaan. Helaas
echter word ik weerhouden door
een zekere angst. Wat raadt u
mij aan
Peasens A. RADELAAR
Volsta voorlopig met het
hinken en de stap, dan kan
u niets gebeuren.
Red. 't Kl. Kr.
kelen smeerden hem oek wel es
deur ut steegje naast ut post
kantoor om dan solang de
kerkdienst duurde de stad in te
zwalken of een potsje te biljet
ten in de Heerestraat.
As we de kerk in kwamen had
je recht voor ons uut, achter in
de kerk een bank, die wat apart
stond, een twee-rij bank meen
ik; er konnen een man of acht
in. Vier voor en vier op de
tweede rij. Op de voorste rij
een stevige boerejonge en die
was zeker wat moed wudden
van de soldaatsjespeulerij en
was al redelijk gauw in slaap
sulckeld. Een jonge van de ach
terste rij zette de kwartiermuts
op de Napoleonmanier op sien
slaperige kop; nou dat was voor
de jonges die niet ver van hem
af zaten een mooi verzetsje en
er wudde an de preek niet veul
aandacht skonken.
Maar de slaper begon op ut
laast so te snurken, dat het
klonk deur de hele stilte van de
kerk heen en de veldprediker
must sien preek onderbreke om
de slaper deur een sergeant de
kerk uut te bonsjouren en dit
is dan mien verhaaltsje van de
Galileërkerk.
Amsterdam S. F.
KI Brandt een lichtje
In no. 83 van ut Krantsje wudt
er vraagt of „Er brandt een
lichtje" een zoon van de Baro
nes was. De Barones kan ik mij
niet zo best herinnere of ut mut
die vrouw weest hewwe die al
tied in ut wit gekleed was en
die wij Heilige Marie noemden
en meestal van de Voorstreek af
deur de Sacramentstraat en
Speulmanstraat naar de kerk
daar ging.
Wel hew ik zo noemde „Brandt
een lichtje" kennen. Dat was
een lange skrale koeiedriever.
Hoe hij an die naam kommen
is, wudde mij verteld, dat hij op
een keer met Zwarte Tinus (oek
wel Pang noemd) op de Stien-
serdiek liep om vee weg te bren
gen of op te halen en toen za
gen ze in de verte een lichtje
branden en mut hij zeit hewwe,
ik gaan niet verder, „Er brandt
een lichtje".
Misschien kan dit bovenstaande
opheldering brenge in de nieu
we puzzel voor de lezers van 't
Kleine Krantsje".
Amsterdam S. F.
K De Oosterbuurt
Sinds nog maar heel kort heb
ik mij geabonneerd op 't Kleine
Krantsje. Heus, ik had nog nooit
van dit Krantsje gehoord. Nu
woon ik sinds 1959 niet meer
in Leeuwarden, maar ben toen
verhuisd naar Zutphen. En daar
trof ik een oud-Leeuwarder, de
heer Woudstra, die ook jaren in
de Oosterbuurt heeft gewoond.
En als oude bewoners van deze
buurt, haal je vele leuke herin
neringen op.
Daarom trof het me speciaal, dat
de schrijver M.I.D.I. in no. 62
van 't K. K. ook iets schreef
over de Oosterbuurt of ook wel
„vrolijke buurt". Heus, dat was
ook een gemeenschap op zich
zelf. Daar werd ook in de goede
oude tijd, lief en leed gedeeld.
Daar wist men ook van „haver-
hout tot gort" alles van een an
der.
Ik herinner mij nog goed de
mooie buurtfeesten, het centen
ophalen bij de andere deftige
bewoners in de omliggende stra
ten. Van het appeltjes pikken
tijdens de groenteveiling op de
Oosterkade, weet ik alles af.
Oude politie Visser heeft mij
vaak teruggeprikt met zijn sa
bel. En dan maar rennen in je
klompen. Vaak vlogen de kap
pen er af en als je dan 's avonds
met stukken klompen thuis
kwam, nou dan waaide er wat
Mijn jeugdjaren liggen dus in
de Oosterbuurt. Soms wil ik de
klok wel eens terugzetten, wan
neer je hieraan terugdenkt. Dan
zie ik alles van die tijd weer
voorbijgaan. Niet dat wij zulke
brave kinderen waren. In de
Kanaalstraat was vroeger een
politiepost; deze heb ik dikwijls
van binnen bezien, vaak een
gevolg van het ai eerder ge
noemde appeltjes pikken, het
los maken van pramen of het
gooien met rotte eieren in een
nu nog bestaande kruideniers
winkel in de Oude Oosterstraat.
Maar daar over misschien een
andere keer. Ik geloof niet dat
er nog oude buren wonen van
af de twintiger jaren, zo ja dan
de hartelijke groeten van
Zutphen H. J. ZANDSTRA
K Hatteluk dank
Hatteluk dank voor de plaatsing
van die brief, die ik jimme skre-
ven hew. 't Resultaat was, dat
ik één disser dagen met een
groot postpakket verblied wud
de, bevattende alle Kleine Krant-
sjes voorafgaande an 't eerste
wat ik krachtens mien abene-
ment van jim toestuurd kreeg.
Nogmaals protte veul dank, so-
wel an jimme as an de goeie
geefster, die ik persoonlijk be
danken sal.
Haarlem W. F. HIJGENAAR
K Meester Bresson
In no. 83 van 't Kleine Krantsje
staat een en ander over meester
Bresson. Ook ik herinner me
hem nog best. Ik ging op de
meisjesschool van juffrouw
Buys (Hofplein). Als wij uit
school kwamen (ik woonde op
de Eewal) stond meester Bres
son altijd, ongeveer hoek Kleine
Hoogstraat-Eewal, toe te zien,
dat zijn jongens niet te fel
vochten met de jongens van „de
Ruyterschool".
Dat was n.l. schering en inslag
en dikwijls gevaarlijk. Jongens
droegen toen sportriemen, die
van voren sloten met één of
twee haken en daarmee gingen
ze elkaar slingerend te lijf waar
bij ze er niet altijd zonder ver
wondingen afkwamen. Als alles
weer rustig was, stonden wij,
kinderen, rondom de heer Bres
son, die dan vaak ging buik
spreken.
Hele zinnen en dan keek hij
met verbaasd gezicht om zich
heen, alsof iemand anders ge
sproken had. Wat vonden we
dat geheimzinnig! Dat zijn mijn
herinneringen aan de heer Bres
son vanaf omstreeks 1890.
Wassenaar
L. LODER-VAN DIJK
K Onprettige
herinneringen
Even een reaktie op 't Kleine
Krantsje no. 79. In de Kruis
straat die vroeger wel de Wees
huisstraat werd genoemd, stond
aan de ene kant de Christelijke
Kruisstraatschool van meester
Vijver en aan de andere kant
het zogenaamde Rooms Katho
lieke Weeshuis. Daar heb ik
zeer onprettige herinneringen
aan. U schrijft: „In 1786 werd
daar het R.K. weeshuis gesticht,
dat in 1880 vernieuwd en uitge
breid werd met een tehuis voor
ouden van dagen". De arme
ouden van dagen in die jaren
en de arme kinderen, het was
niet best met hen 'k Heb nooit
geweten dat het een Rooms Ka
tholiek Weeshuis was, maar ge
dacht dat het een Roomse tucht
school was of andere strafin
richting.
Wat was dat een vreselijk oord
voor die arme jongetjes. Ze
moesten hard werken achter
matglas, vervlochten met ijzer-
draad. Zo waren ze aan het oog
onttrokken. Dit werkgebouw
had de matglasramen aan de
Keizersgracht tegenover de ge
vangenis. Op de stoep waren de
kinderen van de Kruisstraat-
school aan 't knikkeren of ker-
sepit pompen of zettoppen. De
arme weeskinderen achter het
glas aan het werk onder voort
durende oppas.
Er mocht helemaal nie( gespro
ken worden en er moest altijd
doorgewerkt worden. Ze kwa
men alleen maar buiten met
één of twee leiders en gingen
dan vier aan vier in groepsver
band twee deuren verder waar
ze iets moesten doen. Het ge
bouw lag boven dus daalden ze
met de leider de trap af, ze
moesten rechtop lopen, moch
ten op noch om zien en hele
maal de mond niet openen.
Heel vaak waren daar dan twee
jongens met kettingen aan de
benen aan elkaar geklonken.
Dat traplopen was voor die kin
deren erg moeilijk. Ik was zelf
toen zo'n klein meisje van
hoogstens tien jaar. Maar wat
heb ik die zwartgeklede leiders
dan uitgescholden voor ellendi
ge beulen enz. Tegen de kinde
ren riep ik: „Toe jongens, gooi
die vent met z'n allen van de
trap, dat kunnen jullie best".
Maar de jongetjes durfden mij
nog niet eens aan te zien. Maar
boven aan de trap was de deur
die geopend moest worden, wan
neer dan de leider naar de sleu
tel en het slot moest zien, za
gen die kinderen met de ketting
aan 't been even om.
Die blik zal ik nooit vergeten,
'k Heb natuurlijk nooit een
woord met deze jongetjes ge
wisseld, maar in het matglas-
raam was een heel klein plekje
waar we door konden zien. Dit
moest heimelijk gebeuren, want
als één van de zogenaamde lei
ders dit zou merken, werd ook
hier gauw een stokje voor ge
stoken.
Is het niet in- en intreurig dat
kinderen, die hun ouders moes
ten missen zó werden behan
deld Wel mogen we dan blij
zijn met de kinderwetten en de
Kinderbescherming. We staan
er dagelijks niet bij stil, maar er
worden nog duizenden kinderen
opgevoed en verzorgd in inrich
tingen. Hoe goed een inrichting
ook zorgt, de liefde van ouders
kan ze de kinderen niet geven.
De liefde en de gehele vrijheid
missen deze arme kinderen.
Misschien zijn er nog mannen
in leven, die vroeger in het zo
genaamde R.K. Weeshuis zijn
ondergebracht of in andere te
huizen in Leeuwarden. Laten ze
eens in 't Kleine Krantsje schrij
ven. Dat zou ik heel graag wil
len.
Leeuwarden
Mevrouw BIJLEVELD
Een van onze abonnee's, de heer K. de Vries uit Huizum,
verraste ons met deze foto van meester Bresson, hengelend
bij de Eerste Kanaalbrug. Toevallig schreef onze medewer
ker Kb. een vorige maal over de gewoonte van de heer Bres
son om op de vraag: Hebt u al wat gevangen te antwoor
den: Ja, al vier, als ik deze vang en de drie volgende De
plaat is dus wel bijzonder toepasselijk. Helaas liet de kwali
teit wat te wensen over, maar toch meenden wij de lezers
deze bijzondere foto niet te kunnen onthouden.