HERINNERINGEN AAN DE BUURT VAN DE
KERKSTRATEN
'T KLEINE KRANTSJE
Een zekere mevrouw Bijleveld te Leeuwarden schrijft in een van de kolommen van „Lezers
klommen in de pen" van het Kleine Krantsje no. 84, onder „Onprettige herinneringen", over
de Christelijke Kruisstraatschool. Nu daar wil ik gaarne even op inhaken. Als oud-leerling
van deze school, geboren op 1 juli 1897 in de Grote Kerkstraat no. 21 ben ik op deze school
geweest en de door haar genoemde meester Vijver heb ik persoonlijk goed gekend, ik
meen me zelfs te herinneren dat hij een ijzeren onderstuk onder zijn voet had omdat hij
een gebogen stijve knie had. In die tijd was meester van Munster hoofd van de school en
later meester Heslinga. Schoolopziener was toen een zekere heer van de Molen, wiens
dochter thans Emeritus-Professor is van de Vrije Universiteit. Voorts als onderwijzers
meester Broekema en Heringa en als onderwijzeres juffrouw Buringa. Ik vermoed dus dat
die mevrouw Bijleveld ook op deze school is geweest en misschien wel bij mij in de klas
heeft gezeten.
Nu ik toch eenmaal bezig ben
met schrijven komt mij nog een
voorval uit die tijd te binnen.
Wij, dat wil zeggen zo'n stuk cf
vijf zes jongens uit mijn klas,
gingen nog al eens na schooltijd
langs de gevangeniswoningen
over het Blokhuisplein door de
Ossekop via de Oosterstraat en
Peperstraat naar huis. Op een
zaterdagmorgen om 12 uur gin-
we langs dezelfde route.
Nu staat er in de Ossekop (of
stond er) een deftig herenhuis,
dat toen naar ik meen bewoond
werd door een dokter; de dienst
bode met haar hagelwitte schort
en het (toen) bekende mutsje op
haar hoofd, was druk bezig met
lappen en zemen van deur en
ramen.
Mooie bak
Nu stond bij de emmer zo'n
ouderwetse koperen handspuit
om de glazen mee af te spuiten.
Onder elkaar zeiden we toen
(misschien was ik wel de bel
hamel, wie zal 't zeggen) zullen
we eens een bak uithalen. Nu
dat was van alle kanten ja ja.
Wij naar de dienstbode toe en
na enig praten zei ze: „Ja jon
gens het is wel mooi dat het
schoon wordt, maar het water
is zo koud, ('t was omstreeks
november). „Nu" zeiden wij,
„daar weten wij wel raad cp"
en de daad bij het woord voe
gend gingen we rond om de
emmer staan en deden we ieder
een plasje in de emmer. „Nou
heb je dus warm water in je
emmer" en terwijl zij zo goed
en kwaad als het ging (ze was
ongeveer 60 jaar) van de trap
af klom, namen wij de benen
en zij had 't nakijken, onder
veel gescheld overigens.
Ook herinner ik mij van om
streeks 191 r nog een voorval uit
de tijd dat ik op de Burgeavond
school liep, die gehouden werd
in de lokalen van de Ambachts
school. Na schooltijd hepen we
dan over 't Vliet en daar woon
de een zekere vrouw Pollius. In
dat huis waar ze woonde stond
een bordje voor het raam HIER
MANGELT MEN VROUW POL
LIUS, zonder komma's of pun
ten.
Vrouw Pollius
Op een avond na acht uur bel
den we bij haar aan en vroegen
of vrouw Pollius thuis was.
Even later verscheen er een
klein dik vrouwtje aan de deur
en ze vroeg wat we wilden. Ja
ziet u, we wilden weten of u
vrouw Pollius bent en ze zei ja
en wat moet dat dan. Wel, zei
den we, we kwamen u even
mangelen. Ze zei wat bedoelen
jullie, nog al logisch zeiden we,
er staat toch voor het raam hier
mangelt men vrouw Pollius.
Nou dat was tegen het zere
been en wij zoals gewoonlijk
lopen. Natuurlijk werd dat door
anderen ook wel eens herhaald.
Op een zekere dag echter kre
gen we een emmer water over
het hoofd en was die pret weer
uit
Nu ik het daar straks over de
Grote Kerkstraat had, een der
bekendste straten van oud-Leeu
warden, wil ik in gedachten nog
even met u (het is omstreeks
woonhuis van een der Menal-
da's een wijnkoper, terwijl er
naast de pakhuizen gevestigd
zijn van de wijnkoperij van
Menalda, met drie bomen er
voor. Daarop volgt de Doelen,
in gebruik als gymnastieklokaal,
er naast en er achter in de
Doelestaat een gebouw dat des
tijds in gebruik was bij de
Leeuwarder schutterij, die daar
Er wordt nog wel eens geklaagd over de woningtoestanden in Leeuwarden, maar vroeger
was het ook niet alles. Wonen in krotten, in bedompte, nauwe, zonloze stegen en spelon
ken, het werd allemaal als de gewoonste zaak van de wereld beschouwd. Dit is een typeren
de foto van wonen in de goeie ouwe tijd. Honderd tegen een, dat deze huisjes er nu niet
meer staan. Waar
1910 toen de komeet van Hal-
ley boven de Oldehove schitter
de) een kleine wandeling door
deze straat maken en zien of
hier nog iets bekends voor u bij
is. We beginnen dan op de hoek
van de Beijerstraat waarlangs
zich de tuin van het Oud Sint
Anthony Gasthuis zich uitstrek
te in de Grote Kerkstraat, waar
in mijn grootmoeder huishoud
ster is geweest bij een zekere
heer Jongbloed, een rustend
schrijnwerker; daarnaast ge
scheiden door een straat, vroe
ger water dat uitkwam in de
Nieuwestad lag het Hervormd
Diaconiehuis en daar weer
naast en op de hoek van de
Bollemansteeg (toen) het ont
vangkantoor van de belastingen.
Even verder een herenhuis waar
in toen Baron van Heemstra
toor van de Wijnhandel van
Menalda, misschien er onder of
er naast het huis genaamd „Ons
Huis" en dan een winkelhuis
waarin Feike Visser een handel
dreef in boter, kaas en eieren
(en Buck en Klappa) en dan
kreeg men de Middelbare Meis
jesschool met de pilaren, met
nog enige huizen daartussen was
op de hoek van de Grote- en
Kleine Kerkstraat gevestigd de
hoeden- en pettenwinkel van
Van Driesum. Op de hoek van
de Grote Kerkstraat naar het
Oldehoofster Kerkhof was de
broodbakkerij van Kamstra (6
kadetjes voor een dubbeltje) en
daarachter de kruidenierszaak
annex tapperij en slijterij van
Boomsma.
We gaan nu langs de andere
zijde terug en komen dan eerst
de geweren had opgeslagen. Op
de andere hoek van de Doele-
straat was een winkel, waarin
eerst Heiner en daarna Wierda
een groentehandel dreef (later
op de Nieuwestad bij de Vrou
wenpoort. Nu volgt dan no. 2t,
het perceel waar ik ben geboren
en waarin thans een garagebe
drijf is gevestigd en waar mijn
ouders toen een sigarenwinkel
en een wolverkoop dreven. Dan
volgen het huis van mevrouw
Brenninkmeijer, die een heren
zaak had op de Kelders, het huis
van de heer Vis een jalouzieën-
fabrikant, een huis van een
costumière en het huis van wij
len Jhr. van Eysinga (heel on
eerbiedig door ons als kwajon
gens genoemd „Kukelehaantsje
Eysinga", omdat hij liep als een
haan.
woonde en later Mr. Menalda,
griffier van de Prov. Staten.
Daarnaast de woning van me
vrouw Joosten, die een manu-
facturenstand had op de stille
kant van de Nieuwestad en op
de hoek van het Heerenwaltje
(later P. S. Bakker). Dan volgt
het huis van de heer Komter,
wethouder der gemeente Leeu
warden en hiernaast het kan-
op de hoek van het Heer Ivo-
straatje het huis tegen waar,
naar ik meen, vroeger Mr. Hu-
ber woonde, dan volgde een
ander huis en daarnaast het
vroegere Prinsenhof waar des
tijds Mr. Jhr. van den Brande-
ler heeft gewoond, waar te
genwoordig het Indisch Muse
um gevestigd is.
Dan volgt met een inham het
Dan volgde de pastorie en de
daarnaast gelegen ingang tot de
Gereformeerde Noorder Kerk.
Voorts er naast het huis van de
Consul van België en het Vin-
centius gebouw van de R.K.
Vereniging. Hiernaast lag een
groot ijzeren hek dat toegang
gaf tot het Nieuw Sint Antony
Gasthuis en daarnaast het Re
gentenhuis van het Oud Sint
Anthony Gasthuis, vervolgens
een mij onbekend pand.
En nu komen we op een plaats
die volgens de geschiedschrij
vers de oudste plek van Leeu
warden is, namelijk: Het huis
AED LEVWERD, volgens deel 1
van de geschiedkundige be
schrijving van Leeuwarden van
W. Eekhoff 1846 beschreven op
blz. 32 no. 9 waarin staat: „Aed
Levwerd 1171 4r/MB vernieut
1762" en waarin de heer Grei-
danus een kruidenierszaak dreef.
Voorts nog een slagerswinkel
van Schermer en van Gemser
(later van der Steen) en nog een
slagerswinkel van Jurgens.
Nu dit was het dan, alhoewel
ik me niet vlei volledig te zijn
geweest. Evenals uw blaadje,
waarvan ik spijt heb het niet
eerder te hebben besteld, omdat
ik van het bestaan niet afwist,
heb ik ook het boekje „Och
heden ja" met veel genoegen
gelezen, vooral wat betreft de
Torenstraat waar over Jongma,
Rientstra, Gebrs. Wijtsma en
Drenth wordt gesproken en die
ik persoonlijk goed heb gekend.
Jammer dat er één naam werd
vergeten, namelijk vrouw van
der Heide met haar snoepdiske.
Overigens een best mensje van
tachtig, met lekkernijen voor
een nutske of een cent, maar te
vies om ze aan te pakken, maar
wat deed het er toe, als zij maar
snoep aan ons verkocht.
Op blz. 40 staat nog de school
aan het Toumooiveld, waar ik
mijn eerste schreden op vierja
rige leeftijd zette bij juffrouw
Van der Sluis. Na een dag of
drie kwam ze bij mijn vader en
zei: „Kingma, wat voor jongen
heb je me nou gestuurd, hij
heeft de hele klas op stelten en
staat boven op de banken". Nou
dat was ik dan nog maar.
Loopjongen
Sindsdien is er heel wat ver
streken: na de lagere school bij
van Wijk, de Commestibleszaak
aan de Voorstreek, hoek Sacra
mentstraat in de leer voor kaas
handelaar. Dat duurde echter
maar kort, want ze wilden me
gebruiken voor loopjongen en
daar vond ik me zelf te goed
voor; toen als leerling voor het
kantoor in dienst bij de heer
E. Posthuma (vader van de in
de oorlog geliquideerde Dr. F.
E. Posthuma, die minister van
landbouw is geweest) waar ik
jaarlijks een rijksdaalder ver
diende en een speculaaspop, een
vette verdienste, maar, zei de
heer Posthuma, je moet niet
vergeten dat we je opleiden voor
het kantoor.
Tenslotte ben ik dan op 1 mei
1913 bij de Registratie en Do
meinen terecht gekomen waar
mee ik alle ups en downs heb
meegemaakt, van Sneek ging ik
in r9i7 naar Schagen, 1918 naar
Hoorn, 1940 naar Den Helder,
1954 naar Zaandam en r9s8
naar Haarlem, waar ik sinds
juli 1963 ben gepensioneerd, dus
na 51 dienstjaren.
Tenslotte nog iets van de win
kel van mijn vader. Op zekere
dag komt er een heer in de
winkel die vroeg mijn vader
voor een dubbeltje vier sigaren.
Toen hij weg was vroeg mijn
moeder: „Zeg Jan wat was dat
voor een heer die zulke dure
sigaren koopt". „Nou", zegt
mijn vader, „dat is een onder
wijzer die verdient wel f rooo,-
per jaar, daar moet je de pet
voor afnemen".
Over die goede oude tijd ge
sproken, laat me niet iachen.
Tot zover dan dit verhaal, mis
schien komen er nog wel reac
ties op, ik houd me aanbevolen.
Haarlem J. KINGMA