DO
Bij Linnaeusstraat stond
vroeger de Cammingha-burcht
Parfumerie„DeEenhoorn"
DROGISTERIJ B. B. van Dantzig-Postuma
Waar nu het grote, massieve gebouw staat van de Provinciale Bibliotheek, lag vroeger een labirinth van straatjes en steegjes en
slopjes en glopjes. Van alle huisjes in deze woningenwarwinkel staat er nu niet een meer overeind: alles is gesaneerd, alles is ge
sloopt, alles is met de grond gelijk gemaakt. Toen in de dertiger jaren deze foto werd gemaakt, was er al een aanzienlijk deel van
deze buurt aan de voet van de Oldehove opgeruimd: wat we hier zien, heeft midden in de Boterhoek gestaan, althans het huisje
links, dat op de hoek van de Opgang stond. Achter deze Opgang lagen rechts de Drift en de oude Joodse Begraafplaats en links
de Korstbijtersteeg (de Kustebietersteeg zeiden de Butterhoeksters) en - nog meer naar links - het Brandjeklooster. De houten hek
ken links, ter afscheiding van de Prinsentuin, noemden de bewoners van de Vette Hoeke de „pallesaden" en dat was dan een her
innering aan een heel oude tijd, want palisaden waren in de grijze oudheid hindernissen van puntige palen, die twee tot twee en
een halve meter boven de grond uitstaken. Ze stonden in de grachten, maar ook - zoals hier - op de toegangen tot de aarden ves
tingwerken. Oudere Leeuwarders, die hier hun jeugd hebben doorgebracht, zullen nog wel eens met weemoed terugdenken aan
die „pallesaden" - er vlak achter lag immers de veelbelovende en romantische wereld van de Prinsentuin en wat je daar allemaal
wel niet kon beleven Met deze palissaden is dus de hele buurt van de Boterhoek met al z'n wankele woninkjes van de kaart ge
veegd en er kwam één vorstelijk gebouw voor in de plaats - zo verandert de stad voortdurend van gezicht. Hoe zal Leeuwarden er
over vijftig jaar uitzien
Nog ligt er in het oosten van
de stad een stukje onbebouwde,
brakke grond, nauw verbonden
aan de historie van onze goede
stad. Het is er wat ruig doordat
bewoners uit de omgeving de
slechte gewoonte er op na hou
den dat wat zij kwijt willen er
eenvoudig te deponeren. Het
zou onze stad zeker ten goede
komen, wanneer dit stukje
grond aan de Pasteurweg, be
grensd door de Reinier de Graaf-
straat en Linnaeusstraat, be
bouwd zou worden.
Hier stond vroeger, uiteraard
met aangrenzende grond die nu
bebouwd is, de trotse Cammin-
gha-Burcbt van bet machtige
geslacht van Cammingha, welks
stamvader, volgens overlevering
afkomstig uit Engeland, zich in
de eerste eeuw van onze jaar
telling in het Land der Friezen
vestigde. Fïij, de overste Camga,
zou de tijdelijk in Engeland ver
blijvende Friese Prins Dibbaldus
Segon op diens thuisreis hebben
vergezeld naar de Lage landen
aan de zee.
Meer zekerheid omtrent bet ge
slacht van Cammingha, krijgen
wij in de persoon van Haaijo
Cammingha, die omstreeks 866
het klooster Fosto op Ameland
stichtte. Het was deze Haaijo
Cammingha en zijn nazaten die
zich Heer van Ameland noem
den. In 1228 stichtte het ge
slacht het Dominicaner Kloos
ter te Leeuwarden en in 1245
het Klooster der Predikheren
met de Jacobijner kerk. Om
streeks 1119 was er een Sikke
Cammingha, die als Kruisridder
aan de Kruistochten deelnam
en in 1300 stond aan het Hoofd
van het Friese Volk de potestaat
Reinier Cammingha.
In Leeuwarden had dit geslacht
drie stinsen, waarvan de Cam
mingha-burcht nabij het oude
Schoppershof wel de belangrijk
ste was. Daar woonde in 1399
de Olderman van Leeuwarden
de edele Gerrit Cammingha, aan
wie door Hertog Albrecht van
Beieren een handvest werd ver
leend, waarbij aan hem de stad
Leeuwarden en de dorpen Stiens,
Wirdum en Ferwerd in leen
werd gegeven.
Als gevolg van deze Giftbrief
bekleedde het geslacht grote
macht en het genoot vele voor
rechten. Tot die voorrechten be
hoorde onder meer het gebruik
van een apart poortje in één
van de stadswallen. Dat poortje,
het „Vossegat" mocht alleen
worden gebruikt door de leden
van het geslacht Cammingha.
Ook hadden zij het recht om
het graan dat nodig was voor
hun adelijke huizen op de mo
lens van de stad gratis te doen
malen. Tevens spraken zij recht
en hadden zij de bevoegdheid
om het halsgerecht uit te oefe
nen.
Daarbij behoorde ook het recht
om lijfstraffen toe te passen.
Nog in 1770 waren op de Cam-
minghaburcht aanwezig werk
tuigen om te pijnigen en een
scherprechterszwaard.
(Vervolg op pag. 8)
A. R. van Dantzig
M UD ..D30GI STEN-ASSOCIATIE" APOTHEK E RS-ASSISTE NTE N