Lezers klommen in de pen
'T KLEINE KRANTSJE
4
BIJ 'T VERDWIJNEN DER
HUIZUMERLAAN
SI Grasso I
In no. 85 van 't K. K. komt een
zoekplaatje voor, waarop een
kar met lappen en veel vrouwen
en kinderen. Wat de vraag be
treft „waar de Leeuwarder Olie
handel Grasso was", is het ant
woord daarop: „op het Olde-
hoofsterkerkhof". Het ie huis
na het kroegje van Boomsma
toendertijd Directeur-eigenaar
Gramsma. De man achter de
kar was de heer Schuyer. Zijn
voornaam is mij ontgaan doch
ik meen dat het Isaac was.
Naar mijn herinnering woonde
hij destijds met zijn ouders in
de Sacramentstraat, althans in
die buurt. Als hij in leven zou
zijn gebleven, zou hij aan zijn
AOW zijn toegekomen. Maar
helaas Mogelijk dat er zeer
vele van deze reacties komen.
Leeuwarden
skoon fan superieure kwaliteit,
interesseerden ons niet so veul
as wat je der an butengewone
dingen antroffen so as abriko
zen en perziken. Alle soge-
naamde Suudvakken waren der
met beset.
Mar der must wat op fonnen
wudde om mottiveerde toegang
te krijen tot de plaatsen waar
disse lekkernijen te fienen wa
ren. Dat war in de tied dat we
nog petsjes droegen - iemand
die doe in sien blote kop rond-
tuunde wuddee as niet so erg
goed snik versleten. At we dan
een mooie riepe abrikoos of
perzik sagen, wudde een fanne
frienden de pet fanne kop trok-
Pé Vé
Grasso II
De Leeuwarder Oliehandel
Grasso was gevestigd op het
Oldehoofsterkerkhof 44 dicht bij
de Witte Kousenbuurt, waar nu
ook al niets meer van over is.
De lapkeskoopman is de heer
A. Schuyer, een joods ingezetene
van Leeuwarden, de zoon van
de welbekende koopvrouw, de
wed. A. Schuyer.
De zoon woonde op de Nieuwe-
buren 46, vrouw Schuyer op no.
9. Op de foto in het Kleine
Krantsje staan vele bekenden:
het vrouwtje van links is vrouw
Koster, die woonde in de Witte
Kousenbuurt 36. Vlak nadat de
ze foto was gemaakt (omstreeks
i929-'3o) is vrouw Koster plot
seling overleden; dit greep ons
als kinderen nogal sterk aan,
daar een dochtertje van haar
een klasgenootje van ons was.
Op de voorgrond het meisje met
het geruite japonnetje heette
Geertje en dat was ook een klas
genootje.
Misschien herkent u nog wel
meer, maar gemakshalve wil ik
hier een lijstje aan toevoegen
met de namen van de bewoners
van de Witte Kousenbuurt en
Oldehoofsterkerkhof. Misschien
roept u uit: Och dat is buur
vrouw.... Wees zuinig op de
oude foto wantal het oude
verdwijnt.
Witte Kousenbuurt: no. 30 S.
Veenstra, arbeider; no. 32 Wed.
D. D. Dijkstra; no. 34 W. Rei-
ding, groenteventer; no. 34 W.
D. Reinsma, koopman; no. 36
W. Koster, opperman; no. 36
Wed. S. Gras,- no. 38 Mej. G. de
Vries; no. 38 Liezenga, slagers
knecht; no. 40 S. Eychelaar,
kelner; no. 42 T. Schaap, bank
werker; no. 46 C. H. Schol te,
blikslagersknecht; no. 48 S. Nij-
dam, sigarenmakersknecht; no.
50 A. Harms, walknecht.
Oldehoofsterkerkhof: no. 22 J.
Terpstra, arbeider; no. 24 W. P.
Jurgens, orgelmakersknecht; no.
26 B. Meyer, stalknecht; no. 28
L. L. Boons, loodgietersknecht.
Leeuwarden
W. WIERSTRA Th. Zn.
Huizumerlaan
Dat war 'n mooie foto fan de
Huzumerlaan. En wij hewwe 'm
so kent. Mar at ik eerluk bin
mut ik bekenne dat ik, toen ik
ut plaatsje sag in jim no. 84 he
iendal niet an de Huzumerlaan
docht hew. 't Kwam mie inder
daad meer foor anne kant fanne
Groningerstraatweg of de kant
fan Massum uut. En toch hew
ik wat faak over 't brugje lopen
dat links oppe foto te sien is.
Een fan onse kornuiten werkte
as vollontair oppe proeftuun. En
omdat 'r op die proeftuun inne
somer so 't een en 't ander te
versieren was, wudden we der
frei faak sienjaleert.
Se hadden der uutstekend fruit.
De gewone appels en peren, of-
ken en inne richting saait fan
't begeerde fruit.
Ut fervolg fan ut blijspul war
natuurluk freselijlc feul heibel,
sogenaamd om 't afrukken fan
't petsje. Mar ondertussen wud
den de mooiste vruchten fanne
bomen haalt. Omdat we so stom
waren disse prosedure feuls te
faak te fertonen, had sjef Kaas
stra 't al heel gauw deur en dus
duurde 't niet so heel lang of
we wudden allemaal tot onge
wenste freemdelingen ferklaart.
Nog wel deur tussenkomst fan
onze faders.
Faders' hannen saten in die tied
as regel nogal los en so kwam
ut dat we allemaal met behoor
lijk rooie billen rondliepen. Ut
beroerdste was oek wel dat we
niet meer toelaten wudden tot
't plukken fan de kruus-, zwar
te- en rooie beien. Met disse
besigheid stuwden we as regel
onse kermistoelage - fan huus
uut een kwatsje foor de hele
kermis - frei sterk omhoog.
Mar der waren meer tunen op
pe Huzumerlaan. Kruusbeien
waren 't beroerdst want die had
den stiekels en at je daaran
weest waren sagen je hannen
d'r uut of je un tiedlang met
bufrouw's boze kater an ut
stoeien weest waren. Mien broer
en ik waren meesters - na deel
name an de Kruusbeioogst - in
't onder tafel hoouden fan onse
hannen. Want de ouwelui wa
ren niet so antoesiast over onse
iever om ut finansjele kermis-
potensjeel omhoog te drieven.
Rooie en swatte beien gongen
veul beter behalve dat se klein
fan stuk en tros waren. Se le
verden een dubbeltsje per bent-
sje op fan 10 kilo. Mar at je
flink anplukten, dan kon je 't
toch al gauw tot 'n 60 a 80 sent
per dag bringe en dat beteken
de - so as dat teugenwoodig
hiet - dat we ons weer aktief
in 't kermisleven stortte kon-
nen.
Behalve fruit leverde de proef
tuun oek op rekreatief gebied
waardefolle mogelijkheden op.
So as ut faren met de iezeren
veilingschouw op de schietslo-
ten in de omtrek die, so ik
meen, allemaal uutkwamen op
pe Potmarke, war we oek wel
es terecht kwamen. Mar omdat
dit faren meestentieds ldande-
stien gebeure must, konnen we
niet so fer fan de tuun afgaan
en dus war de sloot achter de
erven van de huzen anne
Skrans 't foornaamste speule-
faart-roeien, duwe, skommele en
meer fan die aardigheden, die je
met een nogal zwaar vaartuug
in disse klasse uuthale konnen.
Op un keer dat we weer gesel-
lig bezeig waren met 't befaren
fan disse sloot roept plotseling
een fanne makkers: „Sien die
fent 's un dikke armen hew-
wen". Uutgerekend mutte we
ons so ongeveer achter-een fan
ne bakkerijen anne Skrans be-
fonnen hewwe. Mar der wudde
niet so veul aandacht an skon-
ken omdat we 't veul te druk
hadden met skommelen en an
dere gekheid. Totdat der een
flak daarop sei: „Verrek, dat
binne gien armen, dat binne
sien benen". En 't leek inder
daad oek net of er iemand er-
ges in an 't op en neer trappe
len war. Ogenblikkelijk war de
algemene opinie: „dan binne
se an 't roggebiood bakken". Dat
war natuurlijk mar 'n veronder
stelling omdat dat so ut alge
In Leeuwarden is onverwacht overleden de heer Theo Goud-
berg, die als taxichauffeur in onze stad een grote bekend
heid had. De heer Goudberg, die 52 jaar geworden is, begon
zijn chauffeursloopbaan bij de B. Tax van de heer Braaksma,
later is hij in dienst geweest bij de A. Tax en de Zilvertax.
De laatste drie jaar werkte de heer Goudberg voor de Citax
van de heer Wiersma in de Schrans.
mene sprookje over roggebrood
war. Mar je hore teugenwoodig
wel es seggen dat 't roggebrood
froeger feul lekkerder war.
Over roggebrood sproken, as we
'n enkele keer us in Duitsland
komme, frage we daar oek wel
us naar Roggebrood omdat un
goeie fries daar moeiluk sonder
kan. Steevasts biede se je dan
altied Pumpernickel an. Wij
fiene 't altied un nogal freem-
de naam foor brea. Mar we
hewwe ons fertelle laten dat ut
nog wat te doen het met Napo
leon. Disse man sien peerd hiet-
te „Nicole". Op un keer doe 'tie
in Duutsland an ut feld fersla-
gen was en se even rust hielden
kreeg Nicole peerdebrood, net
as bij ons - donker brood - te
eten. Een Duutser froeg anne
stalknecht die met 't foeren be
last war: „Was ist das Warop
disse sei: „Pain pour Nicole" en
de Duutser herhaalde: „Also
Pumpernickel".
Mar wij gaan mar rustig deur
met te smullen fan ons nationa
le roggebrood.
Eindhoven J. L. H.
Huizumerlaan
Naar aanleiding van de foto van
de Huizumerlaan in een vorig
Kleine Krantsje ontvingen wij
het hiervolgende gedicht, dat
indertijd is gemaakt, toen men
de bomen aan de Huizumerlaan
ging rooien. Het gedicht is ge
maakt door mej. Aaltje Har
mens Bergsma, die heel lang
kleuteronderwijzeres in Huizum
is geweest. Juf Bergsma, die wel
meer versjes maakte is om
streeks 1927 op hoge leeftijd in
het Sint Anthony Gasthuis over
leden.
De tijd was gekomen, toen vielen de slagen
En velden de krachtige boomen ter neêr.
De pronk van het dorp, en na weinige dagen
Men vond en men kende haar standplpaats niet meer.
En weemoed bekroop ons, wanneer ze daar vielen
Ontworteld, van takken en blaadren ontdaan.
We brachten in woorden de droeve gedachte
Ook hier heeft geslagen de ure van gaan.
Wat waren ze schoon in de dagen der lente
Wat boeiden die zwellende knopjes het oog;
Als 't zonnelicht streelde 't ontbolsterde blaadje
En 't windje de takken zacht ritslend bewoog.
Wat waren ze dicht, als in zomersche dagen
De zon ons bescheen, met verzengende gloed
Geen blad zich bewoog, en geen koeltje kwam wuiven
Wat deed die verkwikkende schaduw dan goed.
En kwam dan de herfst met zijn stormen en vlagen
En gierden en zwiepten de takken dooreen -
Steeds ruischte door 't ritslen der vallende blaadren
Een hoopvolle toon van verandering heen.
En kleedde de winter de takken en twijgen
Des nachts in een sneeuwkleed met vorstlijken tooi
Bij flonkrende sterren en 't vriendlijke maanlicht
Wat was onze laan dan betooverend mooi.
't Is alles veranderd, de boomen verdwenen,
En met haar verdween ook de Huizumerlaan
Een ledige plaats kwam de waarheid verkonden
Der eeuwige wet van het komen en gaan".
Maar ook van verandren, verbeetren, vernieuwen
De tijd staat niet stil, wordt geen oogwenk gestuit
Brengt andre behoeften, en andre belangen.
En luistert alleen naar het wachtwoord: Vooruit.
Men toog an den arbeid, men groef en men dempte
Naar plannen zoo lang reeds besproken, bedacht.
Totdat na een werk van verscheidene maanden
De groote onderneming naar wensch was volbracht.
Toen konden wij roemen op paden en wegen,
Op beter verlichting, op ruimer verkeer.
Nu wenschen wij na zulk een groote verbeetring
De Huizumerlaan van 't verleden niet weer.
En toch - als de lentezon speelt met de knopjes
De zomer opnieuw zich in prachtgewaad tooit
De herfsttinten kleuren de vallende blaadren
De wintervorst zich weer met ijskristal tooit.
Dan gaan we in gedachten terug naar 't verleden
Verrijst voor ons oog weer de vroegere laan
Dan spreken we 't nakroost en vrienden en magen
Van ,,'t eenige mooie" der Huizumerlaan.
A. Bergsma