ER" ZEI DE MOORDENAAR „DIT ZAL GEBEUREN!"
'T KLEINE KRANTSJE
gien dagboek HARDSTIKKE MOOIE HERINNERINGEN
maar wel
antekeningen AN DE JAREN VAN MIEN JEUGD
OTEM IK DE GYMNASIUMSTRAAT
Alle in dit verhaal over
het drama in de Gym
nasiumstraat voorko
mende namen zjjn juist,
behalve die van de
moordenaar. Wij heb
ben gemeend de werke
lijke naam van de dader
te moeten vervangen
door een gefingeerde
naam: Karst van der
Meer.
heer en mevrouw Hendriks zich
in de Gymnasiumstraat bevon
den ter hoogte van het gymna
sium. Wel fietste er nu een juf
frouw in de straat en wandelde
er niet ver achter het echtpaar
een meneer, maar Van der Meer
zal waarschijnlijk geweten heb
ben, dat de slachtoffers op weg
waren naar de Ruysdaelstraat en
over weinige ogenblikken zou
de kans op een geslaagde aan
slag al verkeken zijn.
Moord Moord
Hij zette dus zijn fiets aan de
kant, sloop op z'n tenen nader
bij en loste onverhoeds de eerste
schoten. Met de gillende uit
roep van „Moord Moord
trachtte de al aangeschoten me
vrouw Hendriks te ontkomen
in de Gymnasiumstraat, terwijl
de eveneens al gewonde heer
Hendriks op de vlucht sloeg in
de richting van het Sint Jans
straatje.
Met lange passen achtervolgde
Van der Meer eerst z'n vroegere
vrouw, velde haar met o.a. een
schot in de hartstreek en rende
toen naar de Sint Jansstraat,
waar zijn tweede slachtoffer in
elkaar was gezakt. „Moet dat nu
zo vroeg een voorbijganger.
„Jazeker" antwoordde Van der
Meer, „dit zal gebeuren, wees
maar niet ongerust". Volkomen
onbewogen laadde de moorde
naar toen z'n wapen opnieuw,
ioeg de heer Hendriks nog een
kogel door het hoofd en richtte
toen het wapen op z'n slaap.
Dodelijk
Alleen dit laatste schot was on
middellijk dodelijk: zowel de
heer als mevrouw Hendriks ga
ven nog tekenen van leven, toen
de ziekenauto arriveerde.
Maar kort na aankomst in het
Diakonessenhuis gaf Piet Hen
driks al de geest en een spoed
operatie bracht ook zijn vrouw
geen baat: 's nachts om half
drie blies ook zij de laatste adem
uit. Zo had dit verschrikkelijke
drama in het gemoedelijke voor
oorlogse Leeuwarden dus drie
slachtoffers geëist en op veel
ooggetuigen een onuitwisbare
indruk gemaakt.
Wat het jarige familielid in
de Ruysdaelstraat op deze
zwarte dag in het bijzonder
trof, was het wonderlijke feit
dat er juist nu voor 't eerst
in de bloembak voor z'n huis
een geel bloemetje met klei
ne rode vlekjes bloeide. Nie
mand wist hoe dat bloemetje
eigenlijk heette; alleen Piet
Hendriks had het al eens
herkend: „Die noem ik altijd
bloeddroppeltjes" zei hij kort
voor z'n gewelddadige
dood
Der binne meensen, die een
dagboek bijhouwe; anderen, die
toen ze wat ouder wudden, al
leen mar sun bitsje antekening
houden hewwe van herinnerin
gen uut hun jeugdjaren. Uut
disse laatste kattegorie bin ik er
een,- seit de gek. Hoe je der toe
kommen binne (met dat note
ren bedoel ik) wete jezelf eigen
lijk niet recht. Salle we 't voor
lopig mar houwe op een ouder-
domsverskiensel
Bij de meesten van ons begint
de memorie sun bitsje vanaf de
Bewaarskool; so noemden se
vroeger het kleuter-onderwies.
En voorzover ik weet, hadden
we hier inne stad sun stuk of
vier van die onmisbare instel
lingen, n.l. op 't Suudvliet, oppe
Tunen, Viewersbuurt en die van
juf Sluis op 't Tournooiveld.
Ik vien altied, dat woord Tour
nooiveld spreekt so tot je ver
beelding. In je gedachten siene
je die heldhaftige, striedlustige
vrije Friezen al skieten op de
doelen,- met hun kruusboog,
hand-, regen- of voetboog, of
wat voor andere soorten boog
dan oek. En je siene de gehar
naste edelen al op hun briesen
de vurige hengsten naar mekaar
toestuven om mekaar uut het
sadel te stoten. Ik docht so,
toen ik laastens nog es op dat
Tournooiveld ston wat te prak-
kizeren, ik docht: „nou, wan
neer jonkheer Sip van Sneeck
thot Snits, Sibbele heer van Sie-
peltoer thoe Slciepetsjies, of weet
ik veul hoe al die andere hoog
mogende broers oek hiete mag-
ge, wanneer dit nou hun stried-
perk was, dan hadden de heren
oek niet veul armslag, 't Was
allemaal een bitsje behelpen.
Want, links de Bewaarskool
van juf Sluis, recht vooruut de
deur vanne Prinsentuun, rechts
't kleine in onbruuk raakte jo-
den-kerkhofke, waar „Peke, de
Jeud" as een moderne Cerberus
mien zesde jaar, toen ik naar de
grote skool must, hew ik mie
tuus en inne straat vermaakt.
Met burreltsje blaze, steeltsjes
vanne peerdebloem in een jam-
potsje met water gooie, die dan
so mooi omkrulden; of ik sat
met het jobs-geduld van een vis
ser te wachten op mosken, om
disse een bitsje zout oppe steert
te leggen; dan konnen je ze so
een waakzaam oogje op hield;
hoognodig, in verband met de
activiteiten van de Luwadder
jeugd uut de Butterhoek, St.
Jobsleen en Groeneweg. Maar
afijn, in ernst, 't sal der inne
middeleeuwen wel wat anders
uutsien hewwe.
Om dan terug te kommen op
de Bewaarskool. Oorspronkelijk
lag het inne bedoeling dat ik
oek college lope sou bij juf
Sluis. Maar deur overbevolking
daar, gong dit niet deur en de
edele kunst van kraaltsje riege,
matsje vlechte enz. is mie dus
nooit bijbrocht. Der wudden
deur die peuters trouwens leuke
werkstukjes met naar huus no
men. Of ik dus veul mist hew
Een sood.
De oud-leerlingen salie op de
een of andere re-unie segge: „ja
'n socd". Mar, nietwaar, „On
bekend maakt Onbemind". Tot
makkelijk vange, sei mien moe
ke. Maar oek al vaak gong ik
de stad in om speurtochten te
ondernimmen. Wat toen niet so
héél riskant was omdat het
weinige verkeer heston uut
peerdewagens, wat fietsen, 'n
honnekar en soms, een stoom-
fiets. As ja mar oppe kleine
steentsjes bleven. Helder staat
mie nog voor de geest dat ik es
verdwaald was. Drentelend langs
kleine grachtjes, etalages bekie-
kend, stoepke op, stoepke af, 'n
hoop vreemde dingen siende,
kwam ik eindelijk terecht op
een druk kruuspunt, met drie
bruggen.
En ik sag, soas ik later tuus ver
telde, een héél groot huus waar
in soldaten woonden. Toen was
ik de weg en de kluts kwiet. Ik
wou weer naar huus, naar moe
ke toe en wist niet meer hoe.
En vansels, liepe en piepe. Een
medeliedende meneer nam mie
toen met weer de stad in en
toen ik de Wirdumerdiek zag,
was ik weer in bekende omge
ving en kon ik 't huus wel weer
viene. Alle angst en leed weer
fut.
Dus gien juf Sluis in die tied.
Maar wel brak inmiddels de
tied an voor mien eerste gang
naar de lagere skool. Doch vóór
en aleer de kienders hiertoe ge
rechtigd waren, moesten ze
eerst die zo bejubelde prikken
van dr. Jenner ondergaan. Naast
de R.H.B.S. op 't Saailand, was
een poortsje, waarboven met
koeie-letters ston: „Koepok-in
enting". Afijn, ik onderging in
lijdzaamheid verscheidene prik
ken in mien boven-arm en
kreeg daarna, van die dokter,
wat rooie en witte suker-peper-
muntsjes. En nou was ik dus
gevrijwaard teugen pokken.
Seien se. Teugenwoordig wudt
hier nogal verskillend over oor-
deeld, maar ja, dat is vers twee.
Een paar dagen vóór ik naar
skool gong, kreeg ik een gewel
dige teleurstelling te slikken. Je
mutte wete, ik had voor miesels
al een eigen taai-systeem op-
bouwd. De letters van het alfa-
beth n.l. had ik vereenzelvigd
met namen van mij bekende
personen. De H. was voor mij
Hendrik, de T was tante, de O,
opoe enz.
Hotel
En toen ik met mien moeke an
't hands je liep en inne stad er-
(Vervolg op pag. 9)
Een. mooi plaatje uit de „goeie ouwe tijd". Weet u het nog Met deze mooie paardewagens vertoonden de mannen van
de gemeentereiniging zich in vroeger jaren in de Leeuwarder straten. De man op de bok, uiterst rechts, lijkt ons de
bekende voerman Tabemal - hij is vele jaren bij de gemeente geweest.