D ENAULT II OSIER 'T KLEINE KRANTSJE VOOR NAAR VRIENDENDIERENONZEVRIENDENDIERENONZEVRIENDENDIERENONZE SPANJAARDSLAAN Ml-LUUWARDiM-TtLV. MIM-2094J „Vrouw Friso ik gaan dood". Opoe kon praten als Brugman, het gaf niks. Ook denk ik nog aan Sake Lanting, melkboer, die heeft eens op een vroege morgen een vrouw uit de re genwaterbak gehaald, och wat was dat wat: die vrouw was er inge sprongen, en is later in Franeker overleden. En dan was daar „Scnele Dijkstra". Ik vergeet nooit, dat ik eens op de rand van de stoep zat bij vrouw Postma. Daar kwam Dijkstra voor bij en ik zei, „Dag schele Dijkstra". (Ja, je hoorde nooit anders.) Later toen ik thuis kwam werd er gebeld en daar stond Dijkstra om zich over mij te beklagen. Ikzelf deed de deur open, liep onze lange gang te rug en riep: „Moeke daar hei je schele Diekstra". Nu, ik kreeg later een flink pak op mijn achterwerk. Nu las ik ook een stuk over de Hen gelsportvereniging. Daar zag ik nog heel wat bekende gezichten op de foto, o.a. deurwaarder van der Woude. Mijn vader (Weidijk) was ook lid. Er werd eens een hengelwedstrijd georganiseerd voor kinderen van de leden. Nou, dat was destijds wat. We gingen met de bus ergens heen. (de plaats ben ik vergeten.) Wat een feest was dat toen, met de bus uit rijden. Nu, daar stonden we dan, een twintig meter uitelkaar langs een vaart en toen maar zien dat we biet kregen. Het lukte maar niet. Opeens verscheen mijn vader (die had een vrije dag en was ook in de buurt gaan vissen). „Hei je al biet hat? vroeg hij. „Het wil niks" zei ik. Hij: „Nou mut je goed oppasse, ik he al een paar mooie beesjes von- gen en nou doen ik er een bij jou an de haak en god um in 't water en dan roep je heel hat „biet". Ik stond bloed en water te zweten, ik dacht als ze me nou snappen, sta ik mooi voor schut. Dit gebeurde twee maal en zo won ik de eerste prijs (onverdiend). Deurwaarder van der Woide vond dat zo'n pres tatie, dat die gaf mij zeven stuvers. Ik was notabene nog het enige meiske onder allemaal jongens. DE JODENBUURT Telkens als ik 't Kleine Krantsje krijg is er wel iets bij, dat ik mij uit mijn kindertijd herinner en dat is lang ge leden; ik ben nu bijna 84 jaar. Nu bijvoorbeeld over de joden in Leeu warden; er waren er toen nog heel wat. Fabian Friedman woonde in de Kleine Hoogstraat; hij was een man bij wie de kwajongens 's avonds gin gen ruitje tikken. In de Boterhoek my[ Y<UACj£.... Ik ken de namen nog wel van alle maal, maar ik weet niet of ze het prettig vinden, wanneer is ze noem. Een was Piet Preusting, die is later Commissaris geworden en nog later naar Tilburg vertrokken; als hij nog leeft wordt hij 9 november ook 84 jaar; we woonden naast elkaar in de Kleine Kerkstraat; ik heb dat verhaal vaak van mijn moeder gehoor. Apeldoorn was een hofje met een grote deur er voor waar een kfing op zat - die moest je eerst flink laten vallen voor de deur werd opengedaan. Er woon de daar o.a. Tobie, een klein manne tje, dat heel eigenaardig liep: eerst langzaam en dan ineens rende hij weg, tot groot vermaak van de jeugd. Hij was toen 68 jaar en woonde met zijn stokoude moeder in 't hofje. Eens moest hij een boodschap doen en kreeg hij een draai om de oren van zijn moeder, die zei: Smerige, snot terige kwajongen, waar ben je ge weest? In de Kleine Hoogstraat woonde ook een familie Velleman; die hadden een dochtertje, Roosje, met wie ik veel omging. De mensen dachten, dat ik ook een jodinnetje was. Samen gin gen we schaatsenrijden en toen rie pen een paar jongens: „O hemel, jeuden op 't ies; krije we dooi". Ik ben r.k., maar ik ging veel met hen om, Rozenberg, Polak, Rijndorp (,,De Vetjeud"), Turksma, Woudstra, waar zijn ze gebleven Ik zou wel door kunnen gaan met jeugdherinneringen. We hadden een clubje, daar was ook Emelie Balli bij en Fazzi, over wie de oude Zwitserse schoorsteenveger in 't Krantsje ge schreven heeft. We speelden veel op 't Couverneursplein, toen stond Us Heit er nog niet. Wel was er het oude politiebureau. Wij stoepje op, stoepje af, toen kleine pliesje Kopaltsje naar buiten kwam om ons weg te jagen. Was hij goed buiten, dan dansten we in een kring om hem heen, maar hij had nooit een kans om er een te krij gen. L.v.E.v.H. Het waren toch geen misdadigers? Red. Kl.Kr. De zak De zak, waarover U in een van de laatste Kleine Krantsjes schreef, werd het laatst bewoond door de familie Grendel. Beneden woonde de familie De Vries. De Grendels zijn naar Amerika gegaan. Boven woonden de ouders Grendel-Bos; de naderen waren Hendrik Grendel en zijn vrouw Boukje. In hetzelfde portaal woon den nog een broer, Jentje Grendel en Aagje Tromp plus nog een zuster, Geesje, getrouwd met Thijs van Dijk. Beneden waren grote kelders, die ge zamenlijk werden gebruikt, voor, in de Sint Anthonystraat was een tuintje. Dan schreef U ook over de Ameland- steeg. De heer Koopal woont niet alleen 63 jaar in hetzelfde huis in de Pijpbakkerssteeg, maar hij is er ge boren ook! 84 jaar geleden! Er woonden toen nog veel mensen in deze Pijpbakkerssteeg, maar in de Kromme Elleboogsteeg woonden nog meer. Ik noem er een, die ook nog leeft en dat is Martha Mulder; ze is nu 94 jaar. Ze woonde vroeger boven en beneden woonde Louwrink. Deze familie was afkomstig van Noord- wolde. VrouwLou wolde. Vrouw Louwrink ging's mor gens altijd twijg halen en die werd dan gekookt en afgeschild - de korf jes, die ze er van maakten werden verkocht aan de poeliers De Jong en Van der Werf en tegen de Sinterklaas vooral ook aan de kinderen, die een korfje mee naar school moesten nemen. Verder woonden in deze buurt Roel en Hendrikje de Ruiter, vrouw Wei- ma, later hertrouwd met een Dijk stra, ouwe Liene Zondervan, Jan Bakker met zijn vrouw Aaltje; op het hoekje woonde ouwe Mieke, bij wie wij ons snoep kochten; dan wa ren er nog Wob van der Molen met Piene de Cock van Delwijnen en er tegenover de Hanja's. Vrouw Pool is de vorige week overleden - die woon de in het danshuis. Ik zou U nog veel meer kunnen noemen, maar hou op. Leeuwarden, Een Abonnee. Kelders van de bierbrouwerij, die hier vroeger is geweest Red. 't KI. Kr. Joost van den Vondel Joost van den Vondel moet de pas sende naam voor een Leeuwarder Reciteervereniging zijn geweest, las ik in 't Kleine Krantsje nummer 102, waarbij U vraagt of er nog lezers zijn die zijn oude vereniging hebben gekend. Wel, ik weet dit er van, dat Joost van den Vondel z'n avonden hield op de bovenzaal van Hotel Centraal aan het Zaailand, waar nu de Tehama is'. De voorzit ter, z'n naam weet ik niet meer, werkte bij een drukkerij (Miedema oppe Nijburen of de Coöperatie, daar mag ik afwezen) en stond daar aan een machine, die nog met de hand gedraaid moest worden. Zesde jaargang Op de vierde van deze maand was hel precies vijf jaar geleden, dat het eerste nummer van 't Kleine Krantsje verscheen..Vandaag gaan we, met dit nummer, de zesde jaargang in. Veel abonnee's. die 't Kleine Krantsje per jaargang laten inbinden hebben nu dus weer een volledig boek. Abonnee's, die be paalde nummers in hun collectie missen, kunnen nu nog proberen hun voorraad aan te vuUcn; van ongeveer tachtig oude nummers hebben we nog exemplaren voor de liefhebbers in ons bezit: 30 cent voor abonnee's. 40 cent voor niet abonnee's. Lezers klommen in de pen Geestman Graag zou ik de heer Louwrink e- ven willen antwoorden. Hij schreef in 't Kleine Krantsje over Geestman de slager en Geestman de bakker. Nu meneer Louwrink, de vrouwen van de Geestmannen waren geen zusters. Ze zijn er wel vaak voor aangezien, maar de vrouw van de slager heette Gré Schreuder en de vrouw van de bakker heette Lies van Sommeren. Ik weet het omdat ik negen jaar bij de slager in betrek king ben geweest. De jongeman, die op de in 't krantsje afgedrukte foto stond was Bouwe Smeding, knecht van de bakker. Het meisje, dat op die foto achter de deur stond was de dienstbode. Leeuwarden, H. Smeding-Rauwerda De Houtstraten Sedert m'n 21ste ben ik al weg uit Leeuwarden, maar door toedoen van Friezen die hier ook wonen krijg ik vaak uw „krantsje" te lezen. Met veel vreugde en ook weemoed, komen dan allemaal mooie herinne ringen terug. Zelf heb ik in de Houtstraat gewoond. Dat eerste stukje vanat de Bleekerstraat heette vroeger ook nog Bleekerstraat en ons huisnummer was 98. Op een goeie dag werd de hele straat Hout straat genoemd. Daar ik zelf een kleindochter ben van Friso de ko perslager en van „vrouw Friso met het gouden stoepke" wil ik ook graag eens in de pen klimmen. Ja mijn opoe was gek met haar stoepke. En wat heb ik dat vaak ge schrobd, iedere dag en dan zei opoe „Mientje gauw het linnenrek er op anders lope de kienders er weer o- ver". Opoe was schietzindelijk. Ze had ook altijd woorden met de bu ren over de kolk, die net tussen de twee huizen lag. Als daar rommel op lag kon ze dat niet verdragen. En 's avonds kwamen er zo vaak lui „Friso hè je even een kouske voor de lamp, of een lampeglaské? Opa Friso verkocht namelijk kous- kes en lampeglaskes en maakte ook nog waterleidingen. Opoe mangelde ook voor andere mensen. Nu heb ik iemand in uw blad ge mist en dat was Hiltsje Grenzen- berg. Die heeft jarenlang met de groentekar door de hele buurt gelo pen. Die stakker. Op een goeie dag, kreeg ze zo maar aan 't hart. Maar ze mankeerde niks, althans niets aan het hart. Ze lag toen een paar maal in 't ziekenhuis. Toen ze weer thuis kwam, begon de ellende op nieuw, overal waar ze belde zei ze, „Voel nou es even hoe mien hart klopt", iedereen moest er aan voe len. Later is ze in Franeker beland. Ze kwam altijd bij mijn opoe Friso en dan huilde en jammerde ze, 's Middags was er zaklopen op het land en toen won ik toch werkelijk de eerste prijs. Dit verhaal heb ik mijn kinderen zo vaak verteld. Ni lachtn we er om, maar mijn vader (hij is nu vier jaar dood) joeg mij des tijds de stuipen op 't lijf met die vissen, die hij zelf eertt gevan gen had! Sittard, Mevr. W. Leiner

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 5