MAKKUMER JONGELING LIEP IN DE VAL ALLES moet WE<5 REISJE NAAR AMSTERDAM BERT KLAZEMA 11 •T KLEINE KRANTSJE Voor Uw partijen, recepties en mo deshows met muzikale omlijsting: Hammondorgel - Piano - Entertainer Pretoriastraat 2 - Leeuwarden - Tel. 20626 Nog in het eerste derdedeel dezer eeuw, toen stoombooten nog onbe kend waren, ging eene reis uit Fries land naar Amsterdam veel moeilij ker dan thans. Toen was het in vele dorpen, waar geen groothandelaars woonden, eene zeldzaamheid, wan neer er eens iemand naar Amster dam was geweest. Het werd ook niet zonder gevaar geacht, dat een oner varen dorpeling zich daaraan waag de; want men hoorde hier soms leelijke dingen vertellen van die groote stad met zijne nauwe stegen, waarin allerlei gespuis zich ophield. Iemand die daar den weg en de spraak niet kende, hep groot gevaar om zeer verkeerd terecht te komen. Bedriegers en opüchters zouden hem in het ootje kunnen nemen, hij zou het met slechte vrouwen te kwaad kunnen krijgen, ja, hij zoude ook in een herberg kunnen worden gelokt en daar met lage middelen overge haald om zijn naam te teekènen, waardoor hij zich tegen zijn zin ver bond voor den krijgsdienst in Indië of op het oorlogschip. IN DE FUIK In dien tijd is, naar men wil, een jongeling van Makkum eens leeüjk te Amsterdam in de fuik geloopen. Hij woonde als eenig kind bij zijne ouders in huis. Zij waren beste brave heden, zeer welgesteld ook, maar hadden hunnen zoon niet veel ken nis laten maken met de wereld en hare begeerhjkheden, allerminst met hare gevaren. Zij hadden eene nicht in Amsterdam, hierover werd in huis dikwijls gesproken en men hield ook steeds briefwisseling met haar. Zij drong er daarbij wel op aan, dat haar neef, de zoon des huizes, haar eens zou komen bezoeken. De ou ders waren hier niet bijster op ge steld, de zoon had er echter wel lust toe, en ten slotte kwam men overeen dat hij de reis toch maar zoude ondernemen, en wel met het beurtschip van Makkum op Amster dam, dat steeds een dag of drie in de hoofdstad vertoefde. De schipper nam op zich te zorgen dat de onbedreven reiziger kwam waar hij moest zijn. Maar zoodra het schip te Amsterdam aan was, had de schipper natuurlijk allerlei zaakjes te beredderen eer hij er aan kon denken de stad in te gaan. De jongeling vond daarom goed maar een eindje rond te wandelen. Hij scheen er echter weinig op te reke nen, dat Amsterdam zooveel groter is dan Makkum. Na een poosje wandelend zich even bezinnende, was hij reeds zoover gekomen, dat hij niet recht wist hoe de ligplaats van het beurtschip terug te vinden. MOOIE JUFFER Daar komt een fraaigekleede juffer op hem toe, die hem vriendeüjk aan spreekt met: „Dag neef! Hij keek verwonderd op en vroeg: „Ben jij mijn nicht? „Wel zeker! kom jij maar spoedig mee naar mijn huis". „Maar ik begrijp niet hoe je mij kent. Wij hebben elkander immers nooit gezien". „O! ik zag het op eens, dat jij mijn neef moest zijn". En zoodra zij begreep waar hij vandaan kwam, vertelde zij, altijd even lief en vriendelijk, dat zij op weg was gegaan om hem van het schip te halen. Hij vertelde nu, dat hij bij haar wenschte te verblijven tot het schip weer naar Makkum vertrok. En zij was daar uitstekend mee in haar schik. Zij bracht hem in een nette woning en onthaalde hem kostelijk. Nicht wenschte natuurlijk gaarne bijzonder veel te weten van alles wat zijn ouders, haar oom en tante betrof, en neef vertelde wat hij maar wist. Zoo vervlogen de uren snel en eindelijk kwam de tijd om ter rust te gaan. Zij bracht hem in een slaapvertrekje waar alles keurig was ingericht. Hij sliep weldra als een roos. Maar toen hij in den vroegen morgen even ontwaakte, ontdekte hij, dat nicht met al hare zorgzaamheid toch nog een nood zakelijk meubeltje had vergeten. Hij vond best maar even naar buiten te gaan; het kamertje was gelijkvloers en onmiddellijk bij de voordeur. Dus hij deed het. Maar toen hij weer binnen wilde gaan vond hij, tot zijne groote verbazing, de deur gesloten. Hij klopte, maar 't scheen niet ge hoord te worden. Hij klopte harder, op de deur, op de vensters, maar zonder gevolg. Het was eene nauwe stille straat waar nicht woonde; hij zag of hoorde geen mensch. Ja, daar naderde eene vrouw, van de arbei ders-klas naar 't scheen, met een nog zeer jong kind op den arm. Op hare vraag, hoe hij daar zoo stond op zulk een ongelegen uur, vertelde hij haar het geval. „O! zei het mensch, „dat komt wel terecht. Ik ben hier in de buurt zeer goed bekend. Als jij zoo goed wilt zijn mija kind even aan te ne men, dan ga ik een straatje omloo- pen; zoo weet ik bij de achterdeur van dit huis te komen en zal dan je nicht wel wekken. Deze deur zal zeker vanzelf op slot geslagen zijn. Zonder zijn antwoord af te wachten, duwde zij hem haar kind in de ar men en verdween om den hoek der straat. Hij stond nu eene poos ge duldig te wachten, maar vernam niets, binnenshuis evenmin als daar buiten. Hij begon weer te kloppen, met geweld ook; maar 't hielp hem niets. Nicht scheen maar door alles heen te slapen. De gedienstige ar beidersvrouw kwam ook niet terug. Zijn toestand werd hachelijk; hij kon dat arme schaap van een kind toch ook niet op de straatstenen neerleggen. Eindelijk kwamen er menschen op de been, die hem duidelijk maakten dat hij gefopt was. Het ontbrak nu gelukkig niet aan hulpvaardigen, die zorgden dat de ongelukkige neef be hoorlijk gekleed weer bij het Mak- kumer beurtschip kwam. Het is reeds een aantal jaren geleden toen iemand te Makkum mij mede deelde, dat het bovenstaande eene ware geschiedenis is. Hij die dit zeide had, naar zijn zeggen, in zijn jeugd den reiziger naar Amsterdam gekend. (Waling Dijkstra: Uit Frieslands Volksleven, 1896) ACTIE COMITÉ BONIFATIUSTOREN wenst lezers en lezeressen een gelukkig en gezegend 1970 en vraagt Uw medewerking om de stadstoren voor U allen te behouden Giro; 1915522 Bank: Coöp. Raiffeisenbank GROTE ARTISTEN Vervolg van pag. 10 De heer Klazema herinnert zich deze periode bij Sip als een mooie tijd, maar toch zou er een beetje de klad inkomen, omdat langzaam maar ze ker de showprogramma's verminder den, terwijl de gelegenheid voor het dansen groter werd. Toen een goede adviseur op zekere dag Bert Klazema in het oor fluister de, dat hij nu met zijn ervaring en talenten best eens naar Holland kon gaan, heeft onze stadgenoot die raad opgevolgd en zo kwam hij toen bij Faveur terecht. Maar daarmee begint eigenlijk een verhaal apart, dat we zullen bewaren, tot een volgende keer.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1970 | | pagina 11