Bij meester Ytsma op de muloschool
LIJ
J. C. VAN DAM:
VIJF JAAR ACHTER DUITS PRIKKELDRAAD
Voor de rechter
ENAULT
OSIER
6
'T KLEINE KRANTSJE
In Mar gar et ha de Heerstraat
VOOR
NAAR
Op deze foto van de Muloschool in de Margaretha de Heerstraat, omstreeks 1926 gemaakt, zien we de onderwijzers Ytsma en Veldman
en een aantal pupillen, die nu, voor zover ze nog in leven zijn, allen zestigers zijn. De meeste namen kunnen we noemen; van links naar
rechts, achterste rij; Egbert Bultsma, Gerard Tadema, Jaarsma, Ulco Knier, Bultsma, Wolter Boelens en Anton van Geenhuizen. Derde
rij: Boelens, Baukje peenstra, Elizabeth ter Veer, Oetske de Vries, Van der Boom, Gezien van der Meulen, Van der Boom, Trijntje
Jaarsma en de heer Ytsma. Tweede rij: Fre Nauman, Hoekstra, Jaarsma, Elsien Jellema, de heer Veldman, Van der Boom, Vellinga,
Hoekstra en Wybe Bultsma. Voorste rij: Klaas Feenstra, Dirk Maurer, Feikje Rienks en tenslotte twee onbekende jongeheren. Toen
deze foto werd gemaakt was de heer Haantje het hoofd van de school; later werd de heer Oosterbaan hoofd.
GEEN TEEKEN GEVEN
't Was op Zaterdag 2 November om
kwart over twaalven vrij druk op
den Wirdumerdijk, hoek Peperstraat.
Agent K. van Vliet stond daar voor
de orde. Hij zag H.J. van Leeuwar
den den Wirdumerdijk afkomen en
zonder richting aangeven de Peper
straat inslaan.
De agent zegt: Ik zag hem wel maar
dacht hij komt nog wel eens terug.
En dit was ook zoo. Hij fietste rond
en wel meermalen en toen beval ik
hem af te stappen en gaf hem een
bekeuring.
Verdachte: „Hij wou mij een slag
met den gummiestok geven".
Getuige: „Zoover was het nog niet,
maar 't was daar toch op dat uur
zeer druk en al spoedig groepeerde
er veel volk. Ik moest dus op
schieten en daarom kon ik met no-
teeren geen langen tijd doorbrengen.
Zoo moest ik streng optreden, maar
daar bleef het bij".
Eisch en vonnis f 4.- of 4 dagen.
(1936)
EEN GRAPPENMAKER
Oude Kerstbomen te koop gevraagd.
Een bewoner van den Dalweg te
Hilversum heeft bij de politie aan
gifte gedaan dat een onbekende op
zijn naam een advertentie in een
plaatseüjk blad had geplaatst, waar
inoude Kerstbomen te koop
werden gevraagd. Het gevolg was
dat hij overstroomd werd met aan
biedingen. Karrevrachten Kerstbo
men waren al spoedig op zijn ter
rein gedeponeerd door volwassenen
en kinderen, die het niet de moeite
waard achtten het „gevraagde" ar
tikel terug te nemen, toen zij door
den bewoner op de hoogte waren
gesteld. De politie stelt thans naar
den onbekenden grappenmaker een
onderzoek in.
(1936)
De ontvangst in kamp Tost - Ilag VIII
Tost Deutschland - viel nogal mee.
De baas van 't spul, de Kampcom
mandant leek geen minne kerel. Hij
sprak aardig Engels en hij vertelde
ons dat hij in de eerste wereldoor
log als krijgsgevangene in Engeland
twee jaar gevangen had gezeten en
daar goed was behandeld. Hij hoop
te dat wij, na de oorlog, van onze
gevangenschap in Duitsland hetzelf
de mochten zeggen.
Het Engelse gezegde: „The best
German is a dead-one - de beste
Duitser is een dooie" - ging voor
hem niet op. Zin eerste goede daad
was ons te laten weten, dat we de
grappige uniformen, die oude mili
taire rommel, waarin we waren bin
nengekomen, mochten verwisselen
voor onze burgerkleren. Dat we 't
dadelijk deden laat zich denken,
hoe heerlijk was het toen, weer ge
woon gekleed te zijn!
De grote gewezen kazeme, ons te
huis, deed niet onprettig aan. Ruim
waren de zalen waarin bedden ston
den, tweehoog. Ook de badkamer
met douche's was wel in orde.
Minder goed stond het er voor met
de keuken. Hier was „schraalhans"
keukenmeester. Met het eten waren
de Duitsers schaars, en je rammelde
de hele dag van de honger. De brood
maaltijden waren niet voldoende,
een klein stuk brood met een stukje
margarine of een lepel jam was be
stemd voor twee maaltijden 's mor
gens en 's avonds. Het middagmaal
bestond uit aardappelen, waarvan
het water niet was afgegoten, met
een groen blaadje er in. Een soort
soep dus. Daardoor kwam „honger
oedeem", waterophoping onder de
huid, rijkelijk veel voor.
LANG WACHTEN
Aller hoop was gevestigd op het
ontvangen van pakketten van het
„Internationaal Rode Kruis. Vol
gens sommige geïnterneerden, die
in de eerste wereldoorlog ook in
Duitsland gevangen hadden gezeten,
zouden deze ook ons worden toege
stuurd. Maar wachten kan lang du
ren. Pas na het Kerstfeest kwamen
ze in ons bezit.
Met zo'n achthonderd man sterk,
vormden we in 't kamp een kleine
gemeenschap. We kozen na een
verkiezingstijd, een eigen „captain"
met een commissie die onze belan
gen in 't kamp behartigden.
Als beschermende „Mogendheid"
hadden we eerst de Verenigde Sta
ten en toen deze, nadat de Duitsers
de Lusistania tot zinken hadden
gebracht, ook in de oorlog werden
betrokken, Zwitserland. Heren van
deze landen bezochten ons om ijve
rig onze klachten te noteren. In
Engeland kwamen ze met hetzelfde
doel bij de Duitse gevangenen. Kor
tom, werden wij Engelsen hier in
Duitsland slecht behandeld, dan viel
een slechte behandeling ook de
Duitsers in Engeland ten deel.
We hoefden niet te werken, maar
jonge mannen konden, wanneer ze
dat wilden, wel bij Duitse boeren
werken. In Engeland deden de jonge
Duitsers dat ook.
In het kamp was Duitse radio. De
hele dag galmde dat ding van Duitse
overwinningen. Waren er weer een
aantal Engelse schepen gezonken,
dan klonk spottend luid het „hur
rah" geroep van de Engelsen. Duitse
wachten keken en hoorden dan raar
op. Meer waarde hechtten we aan
het beluisteren van de Engelse
„B.B.C.". Ook hiervan konden we
genieten. Dit kwam zo: er was een
soort ruilhandel ontstaan tussen de
jonge mensen die voor de boeren
werkten en hun werkgevers. Levens
middelen uit onze pakketten werden
verruild voor onderdeeltjes van ra
dio-toestellen. Radio-amateurs in 't
kamp prutsten toen een radio-toe-
stel in elkaar en zo konden we,
natuurlijk in groot geheim, luisteren
naar de „B.B.C.". Ook hadden we
geheime bijeenkomsten in een slaap
zaal, die we streng bewaakten en
waar onze „captain", vaak met een
grote landkaart er bij, de loop van
de oorlog besprak.
De ruiten van onze gevangenis wa
ren witgekalkt, zodat wij niet naar
buiten konden kijken, maar door
het wegschrappen van wat kalk
konden we toch een blik werpen op
onze naaste omgeving.
LIJKEN
Zo zagen we dat er een smalle weg
langs ons kamp liep met auto-ver
keer. Enkele malen zagen we hier
grote kiep-auto's voorbij snelden,
die van boven open waren. Vanaf
de eerste verdieping in ons gebouw
konden we zien wat deze kiep-auto
bevatte: allemaal ontklede lijken,
groot en klein, kriskras door elkaar
geworpen. Volgens ons goedgezinde
Duitse wachten waren dat ter dood
gebrachte Joden, op weg naar hun
laatste rustplaats aan de Poolse
grens. Weer volgens onze zegsman
sloeg men met een paar handgrana
ten een grote kuil in de grond en
kiepte dan daarin de dodenvracht.
Gebluste kalk en modder bedekten
dan zo'n massa-graf.
Met het beeld van zulke wreedhe
den, waartoe de Duitse vijand in
staat was voor ogen, vroegen wij,
Engelse geïnterneerden, ons af, wat
er nog eens met ons zou gebeuren.
Wij zagen en hoorden Engelse en
Amerikaanse bombardements-vlieg-
tuigen zoemen door de lucht, als
zwermen vogels, dood en verderf
brengende onder de burgerbevolking
Zouden de Duitsers zich niet eens
kunnen wreken op ons Engelse
onderdanen?
WORDT VERVOLGD
SPANJAARDSLAAN 162 LEEUWARDEN - TELEF 05100 20043