DE LEEUWARDER POLITIE RAPPORTEERT Hier lachten opa en oma om 'T KLEINE KRANTSJE tg ut} )nnm>n mm 4AA Klaagt Jozef Turksma, oud 64 jaar, koopman aan de Nieuwebu- ren, dat hij Zondag door het raadslid Salomon van Messel, wo nende aan de Grachtswal, bij de keel is gegrepen en onder toe voeging van „eruit smous" buiten het Diaconessenhuis is gezet, omdat hij (Turksma) godsdienstige ceremoniën wilde verrichten bij het lijk van een oom van Van Messel. Rapporteert de poldnr 3e kl. Kracht, dat hij op de Voorstreek werd aangesproken door den schoolopziener Van der Molen, wonende in de Johan Willem Frisostraat, die hem klaagt, dat twee jongens geschreeuwd en gevloekt hadden in de gereformeer de kerk aan het Hoeksterpad tijdens de godsdienstoefening. Door den poldnr 3e kl. Toonstra is bekeurd aan den Arendstuin terzake het spelen om geld Eelke Folkertsma, vijftien jaar, wo nende Eebuurt en Karei Dames, wonende aan het Cambuurster- pad. Klaagt J. de V., oud 20 jaar, banketbakkersknecht, wonende aan het Sint Jobsleen, dat hij is gescholden door Mintje Stolte, wo nende in de Wijde Gasthuissteeg voor „dief, jij heb in een verbe terhuis gezeten". Klaagt mejuffrouw Van der Hoek, wonende aan de Voorstreek, dat zekere Hendrik Vredenburg, die vroeger knecht bij haar man was, in beschonken toestand herhaaldelijk spektakel komt ma ken aan hun woning. Klaagt Boersma, onderwijzer wonende aan de Kleine Kerkstraat, even te voren aan de Pijlsteeg met een sneeuwbal te zijn gegooid door een jongen van Dijkstra van de Wijde Gasthuissteeg. Rapporteert de poldnr Van Oosten, dat de werkman der stads reiniging Van der Laas hem meedeelde, dat twee jongens, ge naamd Jurjen Wiersma en Jeen Eppinga de tonnenpraam aan Camstraburen liggend, hadden losgemaakt en daarmee baldadig heid gepleegd. Toen van Oosten deze jongens wilde aanspreken en hun naam vragen, kwam de moeder van een hunner, Vrouw Wiersma, begon den dienaar uit te lachen en vervolgens begon zij zoodanig te schreeuwen en te schimpen, dat de dienaar haar om haar naam vroeg en nadat zij had te kennen gegeven, dat zij dien niet opgaf, wilde hij haar arresteeren, doch zij bracht hem toen een trap toe tegen het been. Proces verbaal wordt opgemaakt. Rapporteert de poldrn Rijpstra, dat hij zich gekleed te water heeft begeven tot het redden van een jongen van den gevangen bewaarder Zoethout, die in de gracht aan het Blokhuisplein was gevallen. Geeft kennis de rijwielhandelaar Beintema, St. Jacobsstraat, dat hij Woensdag verhuurde aan een hem onbekende man van plm. 50 jarige leeftijd met rossig haar, baard en knevel en gekleed als een gegoede arbeider een rijwiel om daarmede even naar Wijns te gaan. Het rijwiel heeft een waarde van plm. f 25.-, is zwart gelakt, Mercury met trust frame, zonder spatbord of bel en zonder merk. Geeft kennis de rijwielhandelaar Beintema, dat het rijwiel weder terecht is. Wordt telefonisch kennis gegeven door de directie van de Nieuwe Leeuwarder Stoombootmaatschappij dat haar bootknecht Lou- rens Kramer, gisterenmiddag bezig zijnde met het laden van meel uit de Stoomfabriek „Fortuna" (Swildens en Kuipers) aan den Harlingertrekweg, in het ruim is gevallen en daarbij ernstig ge wond werd. Hij kwam echter zelf op het kantoor der maatschap pij en werd aldaar behandeld door den arts Dr. de Jong. Op zijn (Kramer's) verzoek maakte hij de reis mede om zoo naar huis te komen, hij woont in Zaandam, doch tijdens de reis is zijn toe stand zoodanig verergerd, dat hij overleed. Wordt nader onder zocht. Klaagt de heer Brouwer, redacteur van de Leeuwarder Courant wonende aan de Emmekade, over het gejank van drie honden van aldaar liggende schippers. De poldnr. 3e klas De Jong daar heen gezonden op onderzoek. Rapporteert de poldnr 3e kl. De Jong aan de Emmakade geen jankende honden te hebben aangetroffen, doch de daar liggende schippers te hebben gewaarschuwd. Is door de poldnr 3e kl. Namminga aan het Oldehoofsterkerkhof een vechtpartij beëindigd tusschen Wiebe van der Ven en Tjeerd Weerman, beiden wonende alhier in de Boterhoek. Rapporteert de poldnr 3e kl. De Jong, dat hij heeft bekeurd ter zake het loozen van zijn water op eene openbare, daartoe niet opzettelijk bestemde plaats van de Zuipsteeg, Ane van der Meu- len, geboren te Leeuwarden, 15 Februari 1853, koopman, wo nende bij den slaapsteehouder Weerman in de Boterhoek. Namens den Vader XY is door den Commissaris van Politie aan de politie te Amsterdam verzocht zoo mogelijk te willen bevor deren, dat door de directie van het Wilhelmina Gasthuis aldaar zijne dochter Z., die getracht heeft zich in den vijver van het Vondelpark te Amsterdam te verdrinken, niet uit genoemde ziekeninrichting worde ontslagen, voordat XY zich ter afhaling daar zal aanmelden. Aangezien XY in behoeftige omstandigheden verkeert, wordt hem door den heer Commissaris van Politie vrije overtocht per Stanfries naar Amsterdam verstrekt. JANUARI 1906 ALDTIJD NAUWGEZET Student A.: „Het is vandaag de eerste, ik zal mijne juffrouw vragen, om met de huur nog veertien dagen te willen wachten". Student B.: „Dat heeft toch tijd tot morgen". Student A.: „Neen, neen, in kamerhuur betalen ben ik altijd nauwgezet". ROYAAL Kleermaker: „Mijnheer de Baron, wanneer zult u me toch eens eindelijk be talen? ik heb zeker al een paar laarzen versleten, in al de keeren dat ik met mijn rekening hier geweest ben". Baron: „Nou, dan zetje een paar nieuwe laarzen op mijn rekening hoor! VLEIEND I De boer zit met zijn zoon aan het middageten. Zoonlief kijkt zijn vader lang opmerkzaam aan. Eindelijk zegt hij: „Vader, je ziet er uit als een leeuw". Vader: „Domme jongen, je hebt nog nooit een leeuw gezien". Zoon: „Wel zeker, vader, beneden in den molen". Vader: „Domme jongen, dat is im mers een ezel". Zoon: „Ja, vader en zoo zie je er uit". LANGS EEN OMWEG Jonge verwaande schrijver (wiens werk geweigerd is, tot den uitgever) I „Bah, mijn waarde heer, wie doet wat hij kan, is waard dat hij leeft". Uitge ver: „Zeer juist meneer, maar wat zegt u nu van iemand, die doet wat hij niet kan". BEDENKELIJKE LOF I „Is mijnheer Flunkert werkelijk even bekwaam schilder als musikus? „Dat weet ik zoo net niet: de schilders roemen zijn muzikaal talent en de I musici zijn schilderijen". BESCHEIDEN Huisheer: Jij wilt gaarne een paar oude laarzen hebben? Maar ik heb er geen". Bedelaar: „Nu, zo heel oud behoeven ze niet te zijn". EERLIJKE FIRMA „Mijn lijfspreuk is: eerüjkheid boven alles, zoo had me bijvoorbeeld on langs een klant tweemaal zijn rekening betaald. Wat denk je dat ik gedaan heb? Ik heb eerlijk de helft aan mijn compagnon afgedragen! Moderne geneeswijze „Er bestaat geen kiespijn en geen dik gezicht. Dit is een smal en vrien delijk gezicht en het weerspiegelt een tevreden geest". VERZACHTENDE OMSTANDIGHEID Advocaat (die een automobilist verdedigt): „Al kan het ook bewezen wor den, dat door de schuld van beklaagde, de beide voeten van den klager af gereden zijn, dan komt toch als verzachtende omstandigheid in aanmerking dat de klager thans bevrijd is van zijn likdoorns, waaraan hij jaren lang ge leden heeft". STILZWIJGEND VERSTAAN „Heb je gisteren in het park je aanstaande toevallig ontmoet, of was het een afspraak? „Geen van beiden. Maar ik wist dat zij er zou zijn en omdat zij wist, dat ik wist, dat zij er zijn zou, wist ze ook dat ik er zou zijn. BELEEDIGD Heer: „Wel hebt u dit jaar uw wijnkelder weer verrijkt? Trotsaard: „Mijn wijnkelder kan niet meer verrijkt worden, mijnheer! OOK EEN MAN VAN SPORT „Jelui praten altijd van kilometers vreten! als je de worst, die ik al gege ten hebt, achter elkander legt, dan maakt dat zeker ook een paar kilometers'.' AANVULLING „U wilt de weduwe Goldstein trouwen? Maar weet u wel dat ze een twijfel achtig verleden heeft? „Dan passen we goed bij elkaar; ik heb een twijfel achtige toekomst". LANGS EEN OMWEG Professor tegen zijn vrouw, die een lange predikatie houdt: „Weet je wel Liesje, dat het een groote kunst is den adem lang in te houden? Vrouw: „Onzin, dan kun je immers niet praten! Professor: „Juist daarom, mijn kind". VOOR DE RECHTBANK Rechter: „Welk beleedigend woord heeft de klager tegen den beklaagde ge bruikt, waarom hij hem een oorvijg gegeven heeft?" Getuige: „Welk woord het precies was, kan ik me niet meer herinneren, maar dat weet ik nog wel, dat er een oorvijg op paste".

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1970 | | pagina 13