'T KLEINE KRANTSJE Deze lente dertig jaar ER GEBEUREN IN DEZE WOELIGE EN SNELLE TIJDEN ZOVEEL ONGELUKKEN EN WE HOREN VAN ZO VEEL GEVALLEN VAN MOORD EN DOODSLAG, DAT WE DE RAMPSPOED VAN GISTER ALWEER VER GETEN ZIJN, WANNEER HET MORGEN IS. HOE ANDERS WAS DAT IN DE GEZAPIGE TIJD VAN VOOR DE LAATSTE WERELDOORLOG,TOEN EEN ERNSTIG VERKEERSONGELUK DE AANDACHT VAN HEEL HET LAND NOG DAGENLANG GEVANGEN HIELD EN TOEN DE KRANTEN NOG WEKENLANG BLEVEN BE RICHTEN OVER WAT WE NU - HELAAS - PLEGEN TE NOEMEN „EEN DOODGEWONE MOORD". DEZE LENTE IS HET PRECIES VEERTIG JAAR GELEDEN, DAT ONS LAND WERD OPGESCHIKT DOOR EEN DODELIJKE AANRANDING, DIE EEN ONVOORSTELBAAR DIEPE INDRUK MAAKTE: DE MOORD OP EEN JONGE VERPLEEGSTER IN DE BOSSEN BIJ EDE, GEPLEEGD DOOR JAN HOEK, EEN BESTIALE MISDADIGER, DIE NA ZIJN VEROORDELING TOT LEVENSLANG OPGEBORGEN WERD ACHTER DE GRAUWE MUREN VAN DE LEEUWARDER STRAFGEVANGENIS. sprong ort den") riaarUeeU*'at SPRONG N^* oevRU"00 SCHOKKENDE MOORD Het was een zonnige dag in het laatst van februari 1930, dat twee vrien dinnen besloten een eind te gaan wandelen in de bossen langs de spoorbaan Ede-Wolfheze, onder de rook van het dorp Bennekom: mej. Boerwinkel, 23 jaar oud en assistent verpleegster in de Rijkskliniek te Utrecht en mej. T. Koperberg, 21 jaar oud en verpleegster te Velp. ONTSPANNING Zo'n wandeling zou een fijne ont spanning betekenen voor zuster Boerwinkel, die herstellende was van een zenuwinzinking. Even na vier uur zagen de beide meisjes tot hun grote schrik op het rijwielpad langs de stille Breukeler- weg een man staan, „op zoodanige wijze, dat die hier niet nader kan worden omschreven" zoals de krant het later zei. Van deze onverwachte verschijning schrokken ze zo, dat ze hard weg liepen, maar de kerel haalde hen in. „Wat wil u? vroegen de meisjes. „Ik voel me een beetje gek vandaag" antwoordde de man „en ik geef om die stokken van jullie niemendal, want ik heb een mes bij me en een revolver". Daarop vroeg de kerel de meisjes hem een zoen te geven en in de hoop zo van de obscure figuur verlost te worden voldeden de zusters aan dat verzoek. Nu evenwel dwong de man hen een bospad in te slaan en gedrieën lie pen ze het hele bos door, tot ze een heideveld bereikten, waar de onver laat zuster Boerwinkel probeerde aan te randen. Onverschrokken sprong zuster Koperberg evenwel voor haar in de bres en toen zij de kerel gezegd had, dat haar vriendin net ernstig ziek was geweest, liet de man haar voorlopig met rust. Toen echter randde hij zuster Koper berg aan, waarna hij een dolkmes trok en het meisje in polsen en rug ernstig verwondde. Manmoedig wierp zuster Boerwinkel zich nu op de overvaller, maar toen ze het lemmet van het mes te pakken kreeg trok de man het handvat snel terug, waardoor het meisje zich aan beide handen bloedend verwondde. Achternagezeten door het monster liep zuster Boerwinkel nu gillend het bos in engelukkig voor haar juist in de richting van een bos wachter, die zich over het uitgeput te en over haar toeren geraakte meisje ontfermde; de overvaller koos bij het zien van deze koddebeier ijlings het hazepad. BLOEDSPOREN Nadat de boswachter zuster Boer winkel in veiligheid had gebracht volgde hij de bloedsporen in het bos, tot hij de plaats van de overval bereikte - daar bleek de arme zuster Koperberg intussen te zijn doodge bloed. Onzegbaar groot was de veront waardiging, toen het publiek hoorde van deze gruwelijke overval. De politie loofde eerst een beloning van honderd, later een van twee honderd en vijftig gulden uit voor aanwijzigingen, die konden leiden tot het opsporen van de overvaller; de militaire autoriteiten in deze streek gelastten onmiddellijk een klopjacht in de bosrijke omgeving, waaraan honderden soldaten deel namen. De machteloze woede klonk ook door tot in de Eerste Kamer, waar van het lid Baron Van Voorst tot Voorst de minister vroeg of hij niet van oordeel was, dat „op schrik barende wijze de openbare veilig heid van stad en land" verminderde. „Acht de minister het thans niet de plicht" zo vroeg hij, „maatregelen te treffen tot het verkrijgen van meerdere veiligheid in het bijzonder op buitenwegen en tot het overwe gen van verscherping der straffen op misdrijven in onze wet gesteld, be paaldelijk tot wederinvoering van de doodstraf? ZEER VERDACHT Nog op de avond van de moord zag een kelner van het hotel Grebbe- berg te Rhenen een man, die zich zeer verdacht in de omgeving op hield. Toen hij hem wilde aanspre ken liep de man weg, terwijl hij wat manipuleerde met een blinkend voorwerp - een mes? De kelner, die zelf nog niet van het drama had ge hoord, vond het allemaal zo vreemd, dat hij aangifte bij de politie deed Tine Koperberg, slachtoffe en die toonde heel wat belangstel ling, toen het signalement bleek te kloppen met dat wat juist via de radio was bekendgemaakt: een man van plusminus dertig jaar, middel matig groot met een versleten grijs achtig costuum, zonder overjas en vermoedelijk met een dophoed. Pas twee dagen later evenwel werd de onverlaat gearresteerd en dat ging ook nog wat vreemd, want toen de politie bij het huis van de niet zo best bekend staande Jan Hoek aan de Kolkakkerweg in Ede verscheen, zei z'n vrouw, dat Jan niet thuis was. Of hij zich dan even wilde vervoegen bij het politiebureau in Ede of anders in Bennekom? Wel, al wie kwam, Jan Hoek kwam j| niet en toen is de politie er nog maar eens heengegaan. Nu was hij wel thuis, maar zei hij: „Dit wordt een vergeefse reis, ik heb nergens wat mee te maken". Ook bij de confrontatie met de geschokte zuster Boerwinkel bleef Jan Hoek uitermate kalm, maar onder de gillende uitroep: „Oh, daar is hij! herkende het meisje hem direct en pertinent en niet zodra was Jan Hoek weggevoerd, of zuster Boerwinkel viel in on macht op de grond. Buiten kreeg de politie de grootste Onverwachte ontmoeting op stille plek in het

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1970 | | pagina 8