HUMOR UIT DE OUDE DOOS 11 'T KLEINE KRANTSJE JANUARI 1909 Komen aan het bureau met verzoek om brood, de schippers J. Jasper en T. Hoekstra. Zij zijn op last van den heer Commissaris van Politie door den poldnr Bouma naar de Stadsarmenkamer gebracht. Door den C. v. P. is de Maandvoorzitter van Voogden der Stadsarmenkamer, de heer Ottema, er voor zooveel noodig op gewezen, dat hij, Commissaris van Politie, om meer dan één reden, zich niet behoort te mengen inzake bedeeling van armen, in welken vorm ook en dat hij, in het belang van den goeden gang van zaken, zal blijven volgen den ingeslagen weg om hier wonende personen, die zich om brood of geld aan zijn bureau vervoegen, te doen geleiden voor een der ambtenaren der Stads armenkamer, ter beoordeeling van het gedaan verzoek en dat afwijking van dezen regel alleen zal plaats hebben in een on middellijk dringend geval. Aan Jasper en Hoekstra is op last van den heer Ottema brood verstrekt. Klaagt Frans Gerlofsma, wonende aan de Zuupsteeg, over den tapper Roelands, wonende aan de Kleine Hoogstraat te dezer stede, die aan Gatze Hiemstra, oud 14 jaar, wonende aan de Wissesdwinger sterken drank had verkocht en dat zijn 14 jarige broertje Piet daarvan had gedronken en beschonken was geraakt. Zeer streng onderzoek! Doet Hartog Cohen, koopman aan de Sacrementstraat, aangifte dat eenige onbekende jongens een zakdoek en een stuk band uit zijn winkel hebben gestolen. Klaagt Rienkje Bons, wonende in den Boterhoek, over Trijntje Kramer, eveneens aldaar wonende, die haar heeft gescholden voor „dief'. Verzoekt waarschuwing, waaraan is voldaan. Klaagt Trijntje Kramer, wonende in de Boterhoek, alhier over Rienkje Bons, die haar heeft mishandeld en haar jak heeft ver nield. Zij verzoekt strafrechtelijke vervolging. Proces verbaal wordt opgemaakt. Klaagt de heer J.N. Witteveen, wonende aan de Emmakade, dat een kettinkje, waaraan een slotje, waarmede het hek voor zijne woning wordt gesloten, verdwenen is. Klaagt Dina Rasper, oud 44 jaar, wonende aan den Molensteeg, over haar bijzit Beerend H., die haar heeft mishandeld. Doet de winkelier Hoekstra, Prins Hendrikstraat, aangifte, dat even tevoren uit zijn winkel door eenige hem onbekende jongens een kistje sigaren, merk „Vastelander" is ontvreemd. Rapporteert de poldnr 3e kl. Bakker (R), dat hij heeft bekeurd Ate Klein, geboren te Harlingen den 14 Augustus 1864, venter, wonende aan den Heiligenweg te Harlingen, wegens het onbe heerd laten staan van een wagen, waarvoor drie honden gespannen waren in het Raadhuisstraatje. Klaagt J. de Jong, wonende aan de Wirdumerdijk, over G. Izaaks, wonende in de Sacrementstraat, die lasterpraatjes van hem heeft rondgestrooid. Bekeurd door den poldnr Terpstra (P), terzake het met een be spannen wagen met krommen dissel rijden op de Eewal, Ritse de Jong, geboren te Opeinde, den 29 Oktober 1847, voerman, wo nende te Opeinde. Rapporteert de poldnr Minnema, dat hij heeft bekeurd Cornelis Stienstra, geboren te Leeuwarden, den 9 Januari 1865, muzikant, wonende in de Willem Loréstraat, terzake het maken van mu ziek door middel van een handharmonica in het Zaailand. Pro cesverbaal wordt opgemaakt. Rapporteert de poldnr 3e kl. Minnema, dat hij heeft bekeurd wegens het maken van straatmuziek (harmonica) in de Van Swietenstraat, Cornelis Stienstra. Rapporteert de poldnr 3e klas van der Veen, dat door hem is be keurd wegens het maken van muziek (harmonica) op het Noord- vliet de bekende Cornelis Stienstra. Door den poldnr Heerenga is bekeurd, terzake het maken van muziek in de Steffersbuurt, de bekende Cornelis Stienstra. Komt aan het bureau Bauke Goedemoed, Achter Pietersburen, die zegt toeziende voogd te zijn van de 5 kinderen van den siga renmaker Johannes N., vroeger wonende aan het Schoppershof, die onlangs de woning heeft verlaten en tot nu toe niets van zich liet hooren. Hij verzoekt onderstand voor de 5 kinderen. Klaagt S. Cohen, wonende aan de Kelders, over een zoontje van den steenfabrikant Vermeulen, wonende aan de Voorstreek, die hem bij herhaling uitscheldt voor „jood". Brengt Johannes Molenmaker, St. Jobsleen aan het bureau den 8 jarigen Antoon van S., wonende ten huize zijner ouders aan de Blokhuissteeg, die langs de huizen aan de Voorstreek liep te bedelen. Geeft Berend Castelein, arbeider, wonende aan het Zwitserswal- tje, kennis, dat zijn dochtertje Suzanna, oud zes maanden, heden morgen plotseling is overleden. Dr. Tromp, wiens hulp door Castelein is ingeroepen, heeft den dood geconstateerd en hem gezegd, dat het kind vermoedelijk is gestorven aan een stuip. Castelein is verwezen naar den ambtenaar van den burgerlijken stand. LUKT BESLIST „Kan ik dat boekje: „Hoe word in in drie maanden millionair? van U ter inzage mee krijgen? „Zeker meneer. Wanneer mag ik het laten terug halen? „Nou, laten we zeggen over drie maanden, hè? TE ZEER BEZET President: „Hoe komt het, dat je op klaarlichten dag hebt ingebroken in zulk een drukke straat." „Omdat ik 's avonds ergens anders moest zijn." UIT ERVARING Fritsje: „Papsie. ik zou zoo graag eens willen zien dat de aarde werkelijk draait." Vader: „Heb nog maar wat geduld, vrindje, als je grooter bent en van de sociëteit komt zal je het wel zien." GEEN BEHOEFTE AAN OPSCHIETEN Bij het getuigenverhoor: „Hoe oud bent u, juffrouw? „Ik ben in de dertig," klonk het ietwat ontwijkende antwoord. „Zoo, en daar bevalt het u zoo goed, dat u daar voorlopig in wenscht te blijven." FLINK „Zegt U mij nu eens eerlijk, professor, weet mijn zoon werkelijk zóó wei nig? „Nu, en of! Met datgene, wat hij niet weet, zouden er twee door het exa men kunnen komen." GEMOEDELIJK Boer tegen zijn nieuw in dienst getreden knecht: „Dus als ik met mijn hoofd knik, dan kom je, ik hou niet van veel woorden." Knecht: „Dat komt goed uit, als ik met mijn hoofd schudt, kom ik niet." OOIT VAN NAPOLEON GEHOORD „Heb je reeds die nieuwe biografie over Napoleon gelezen? „Neen, maar ik ben het wel van plan." „Je moet het vooral doen. Het is reusachtig. Eerst die triomfen en dan die verbanning naar Elbe „Schei uit, schei uit, je moet het me niet van te voren vertellen, dan vind ik er niets aan." VERSCHILLEND STANDPUNT „Gehuwd of ongehuwd? vraagt de rechter. De vrouwelijke getuige zucht. „Dus ongehuwd," concludeert de rechter. „Gehuwd of ongehuwd? vraagt hij verder aan den volgenden getuige. De man zucht. „Dus gehuwd," begrijpt de rechter.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1970 | | pagina 11