Mensen met verfijnde
smaak brengen een
bezoek aan... en slagen
in onze zaak
hn]
OUDE VIERHUIS AA
DC
DANTUMAWOUDE
voorweg 41
telefoon 05111-420
LEI
telef<
IN HET LANGZAMERHAND ALWEER MET WOONBLOKKEN DICHTGROEIEN
DE UITBREIDINGSPLAN 'T IELAN, TUSSEN DE TROELSTRAWEG EN DE GRO
NINGERSTRAATWEG, SLAAT LEEUWARDEN Z'N VLEUGELS UIT OVER EEN
GEBIED WAAR WAARSCHIJNLIJK REEDS VOOR HET BEGIN VAN ONZE JAAR
TELLING HEIDENSE FRIEZEN HUN WOONHUTTEN HADDEN EN WAAR ENI
GE EEUWEN GELEDEN VERSCHILLENDE TERPEN NOG AAN ZEER OUDE
TIJDEN HERINNERDEN. IN VARIATIE VAN BOUWVINDT MEN OP DEZE GROND
THANS DE MODERNSTE STADSUITBREIDING VAN LEEUWARDEN TOT NU
TOE, WAARMEE ,,'T HEECHTERP" EN ,,'T NIJLAN" ZEKER WORDEN VOOR
BIJGESTREEFD.
t 3^-leme rantóje leeet iedereen
kooistra's
V
De naam Ielan (Eeland) is ontleend aan de oude stroom „De Ee",
thans Dokkumer Ee genoemd, eens evenals „De Vliet" (later het
Vliet) uitmondende in de Middelzee, bij de plaats waar de stad
Leeuwarden is ontstaan. Het woordje ee had vroeger de betekenis
van „water". Men vindt deze klank (ook wel ie, ei, ij of aa) tot ver
buiten onze provincie nog in vele waternamen of namen die van
het water zijn afgeleid, terug.
Tussen Ee en Troelstraweg draagt het uitbreidingsplan de naam
„Bilgaard", naar een van de drie terpen die er eens geweest zijn.
Vlak bij de terp Bilgaard lag een terp waarvan geen naam bekend
is en iets ten noorden van deze twee bevond zich de terp waar ook
de stins Taniaburg heeft gestaan. Uit het gebied Bilgaard bevinden
zich interessante bodemvondsten in het Fries Museum. De oudste
daarvan, die voor het begin van onze jaartelling dateren, komen
uit de terp Taniaburg, zoals een aardewerk potje en een bronzen
mantelspeld.
HEIDENSHUIS
De stins Taniaburg stond volgens
oude gegevens een half uur lopens
benoorden de stad, onder de buurt
Bilgaard. Een klein eindje verder
noordelijk, maar dan aan de Dok
kumer Ee, dus ook meer oostelijk
gelegen, bevond zich het Vierhuis.
Het staat er nog steeds, dit Vierhuis,
als een flinke boerderij, maar het is
al enige keren herbouwd en het valt
niet precies na te gaan wanneer er
hier voor het eerst sprake van een
„Vierhuis" geweest is. De geschiede
nis verliest zich hieromtrent in elk
geval in een grijs verleden. Wopke
Eekhoff schreef in een beschouwing
over de oorsprong van het „Lazarus
huis" (voor melaatsen) te Leeuwar
den o.a.: „Ook verhaalt men van
het Vierhuis aan de Ee, hetwelk
reeds in 1437 voorkomt, dat dit
huis weleer de naam droeg van het
Heidenshuis, en mede als zieken
huis is gebezigd geworden. Hiervoor
is waarschijnlijk enige geschiedkun
dige grond. De vreemde bedelaars,
of zigeuners, welke in de vijftiende
en zestiende eeuw in grotere en
kleinere hopen doortrokken, wer
den ook in ons land eerst gastvrij
ontvangen en als pelgrims onder
steund; doch later, toen men met
hunne handelingen meer bekend
werd, geweerd, ofwel op enige af
stand van de steden verwijderd ge
houden. Wellicht had de regering
hun daar een huis tot tijdelijk ver
blijf aangewezen, gelijk er ook te
Deventer een afzonderlijk Heidens
huis, om hen te herbergen, was be
stemd".
Volgens deze veronderstelling zou
het Vierhuis dus eens een Heidens-
of Lazarushuis geweest zijn. Het
woord heidens werd in de volks
mond wel gebruikt om zwervers
aan te duiden en de naam Lazarus
huis vindt zijn oorsprong in het
Heilig Land, waar reeds vóór de
kruistochten, vooral te Jeruzalem,
hospitalen voor melaatsen beston
den, die Lazarushuizen genoemd
werden. Het verband met de bede
laar in de parabel van de onbarm
hartige rijke is wel duidelijk. Hoe
wel deze Lazarus dus geen histo
rische figuur is geweest, doch een
denkbeeldige persoon in de parabel,
was hij toch de patroon der me
laatsen.
LAZARUSKLEP
De Lazarussen hadden intussen, na
dat sedert de twaalfde eeuw de
ziekte door de Kruisvaarders uit het
Oosten naar deze streken was over
gebracht, ook hier een droevig be
staan. Zij trokken veelal als bede
laar van de ene naar de andere plaats.
Zij moesten voorgeschreven hoeden,
handschoenen en mantels dragen en
daar zij niet aan deuren mochten
kloppen waren zij voorzien van
kleppen (lazarusklep) om zich daar
mee aan te melden. Als besmette en
geschuwde personen was hun be
zoek de stedelingen geenszins wel
kom en vandaar dat men dan buiten
de stad - en liefst een flink stuk
daarbuiten - een huis aanwees waar
men hun onderdak en voedsel kon
verlenen.
Met het Vierhuis als opvangcentrum
hield men, als de veronderstellingen
juist zijn, de Lazarussen in elk geval
een half uur lopens buiten de stad.
Maar later is het Lazarushuis toch
wel wat dichterbij gekomen. Het
stond toen, in het begin van de
zestiende eeuw, in de zogenaamde
Lazarusfenne, op het eerste stuk
land aan de oostzijde van de Hooge
dijk (nu mr. P.J. Troelstraweg) tus
sen de stadsgracht en de Leprozen-
weg (later Spanjaardslaan). Het
moet derhalve in de buurt gestaan
hebben van de plaats waar zich nu
het Diakonessenhuis bevindt.
VEERHUIS?
Intussen blijft met dat alles de
naam van het Vierhuis nog onver
klaard. Er zijn allerlei gissingen ge
maakt, waarvan verschillende on
houdbaar zijn en andere wel aan
nemelijk klinken. Het meest waar
schijnlijk lijken de verklaringen dat
het Vierhuis voor de naar Leeuwar
den varende schippers het punt be
tekende waar zij de zeilen moesten
vieren; of dat er gewoon sprake is
geweest van een „veerhuis", mis
schien een overzet naar het aan de
overkant liggende Snakkerburen.
Vier zou dan hier een verbastering
van veer inhouden, maar dat ging
vroeger allemaal heel gemakkelijk.
Bovendien schreef men oudtijds het
telwoord vier als veer (vanwaar nog
onze getalwoorden veertien, veertig
enz. zijn afgeleid). Dat er eens vier
huizen zouden hebben gestaan op
de plaats van het Vierhuis, lijkt niet
aannemelijk. Vier zal in deze samen
stelling niet als getalwoord gezien
moeten worden. Men vindt in het
Fries en oud-Fries praktisch nergens
de aanduiding Fjouwerhuis. De en
kele keer dat in een officieel stuk
wél fjouwer gebruikt is, kan dat een
verbastering door een goedwillende
klerk geweest zijn. Ook het wegge
tje tussen Troelstraweg en Dokku
mer Ee is tot nu in het Fries altijd
de „Vierhuisterdijk" gebleven. Dat
deze eeuwenoude weg, die bij de
Troelstraweg tegenover het Keegs-
dijkje begint en bij het Vierhuis aan
de Ee eindigt, twee haakse bochten
heeft, waardoor er met een beetje
goede wil een vier in is te zien, zal
een toevalligheid zijn die met die
naamgeving niets te maken heeft.
Het woordje vier geeft voor degene
die zich erin gaat verdiepen heel
wat raadseltjes op. Een verouderde
betekenis is bijvoorbeeld die van
„vuur", of „vuren ontsteken". Van
Dale geeft als voorbeeld de zin
„het viert in het westen". Ook
verouderde betekenissen zijn (in de
vorm „vieren") die van „ontzien",
„sparen", „goed verzorgen", „ver
troetelen" en „rusten". Men kan
een zeil vieren en men kan een feest
vieren. En dan is er ook nog het
oude verband tussen vier, veer en
vaar (varen ook in de betekenis
van reizen, zoals nu nog in het
Duits) en in het Fries met vervoeren.