BRAND IN HET BLAUWHUIS 4 VLAK VOOR DE OORLOG BOVENVERDIEPING UITGEBRAND t S£(ei>ie Siranfd/'e leeot iedereen Lezers klommen in de pen Parade op het Wilhelminaplein, een evenement. UIT DE OUDE DOOS Een interessante foto, die van de Stafmuziek van 't Negende met bijschrift en een artikel van de heer van der Horst (in nr. 123), inzonder heid voor de heel oudjes. De foto is van de eerste komplete bezetting van het korps en genomen voor de muziektent in de Prinsentuin. Er zullen inderdaad niet veel meer van deze orkestleden in leven zijn. Enkelen van hen herinner ik mij nog goed. Muzikant Bouma ontmoette ik op een paar partijtjes voor de muzikale opvrolijking. Kooij was op zekere dag met stille trom vertrokken nadat hij de avond tevoren erg hartelijk van ons clubje afscheid had genomen, waarvan de reden achteraf tot ons doordrong. Volgens zijn collega's was hij een zeer begaafd violist. Leistikow, die ook in Duitse orkest en had gespeeld was saxofonist en een opgeruimde kerel. In Den Hel der heb ik hem als kapelmeester bij de marine een paar maal gesproken. Hij was een ernstig, wat in zichzelf gekeerd man geworden. Had ook weer zijn oorzaak. Koet was trompettist en naar ik meen later onderkapelmeester. Blies hij niet in zeker muziekstuk Hedenochtend omstreeks 6 uur ont dekten voorbijgangers, dat rook kwam uit het dak van het café „Blauwhuis" staande op den hoek van den Hoekstersingel en Olde- galileën. Een surveilleerend agent waarschuwde telefonisch de brand weer, die spoedig met twee motor spuiten en den ladderwagen aan wezig was. De bewoners, wakker geworden door een verstikkende rook, zagen nog kans langs den gewonen weg hun slaapkamer op de eerste verdieping te verlaten en zich in veiligheid te stellen, niet nadat de heer Ferwerda de toonbanklade nog had geledigd. Een oogenblik later brandde het café als een fakkel en toen de ruiten waren gesprongen, sloegen de vlammen uit alle ramen op de bovenverdieping uit en brand den den witten gevel zwart. Met 5 slangen bestreed de brandweer de op een afstand van de muziektent de echo? En muzikant de Vries herinner ik me ook nog als élève. Tenslotte zie ik nog in gedachten kapelmeester v.d. Berg erg parman tig voor zijn korps uit marcheren. Mocht ik niet geheel juist zijn, dan corrigeert de heer v.d. Horst mij wel. Deze gewaagt ook van de parades op het Wilhelminaplein ('t Zaailand) en van de concerten in de Prinsen tuin. Een parade was een evenement. Gehouden door 't garnizoen, ook vaak met de schutterij en dan op gevrolijkt door de staf- en schutte- rijmuziek, kapelmeester de heer de Jong, zeer gezien in Leeuwarden. In mijn prille jeugd was er ook nog cavallerie bij, wat meer luister bij zette. De officieren van de schutte rij bezaten een pracht tenue, al hadden ze dan geen Hogere Krijgs school doorlopen. Rest nog de concerten in de Prin sentuin. De „Prinsentuun", toen het lustoord van Leeuwarden en des zomers toeverlaat voor velen. Het Rengerspark is van later datum. De tuin was afgesloten met hoofd ingang naast de Groeneweg. Goed verzorgd door de stadskwekerij - oorspronkelijk waren er meer bo- vlammen. Van het eerste oogenblik af had zij het vuur ingesloten, zoo dat van uitbreiding geen sprake was; een geheele geruststelling voor de buren, die hier en daar een goed heenkomen hadden gezocht. IN KELDER ONTSTAAN Naar de bewoner, de heer R. Fer werda, die 3 Juli j.l. het pand had betrokken, dat daarna van een nieuw dak was voorzien en inwendig ge restaureerd, vertelde, zou de brand ontstaan zijn in den kelder. Gister avond was hij daar nog bezig ge weest met het inpakken van glas werk, dat teruggezonden zou wor den. Het is een betonnen kelder, waarboven de houten vloer van de keuken. Deze vloer zou spoedig doorgebrand zijn, waarna de vlam men; een paar machtige werden door een storm geveld. En even voor het bruggetje grote struiken, Rhododendrons, waardoor het pad voerde. En jaren lang op de glooiing tegenover de muziektent een mooi mozaiëk bloemperk. men langs het trapgat naar de eerste verdieping zouden zijn getrokken.1 In een ommezien stonden de twee zalen in vuur en vlam, doch binnen een half uur was daar het gevaar geweken. Het dak was al gedeeltelijk ingestort, nog eenmaal laaiden de vlammen hoog op. Doch toen de Magyrus-ladder was uitgedraaid en een der brandweerlieden van de bovenste trede de zesde waterstraal op het vuur richtte, was het een kwestie van een oogenblik. Op den zolder lagen eenig hout en de too- neelrequisieten, doch toen ook dit door het vuur was verteerd, kon de brandweer met het nawerk begin nen. Zij had het vuur beperkt tot de bovenste verdieping; het beneden gedeelte liep natuurlijk veel water schade op. Niettegenstaande het vroege och tenduur stond een massa publiek Stoelen en tafels stonden rond de vijver, bovenop het bolwerk en onder de luifels. Was er een concert dan zat de elite of zogenaamde elite boven. Er was destijds in Leeuwarden nog een soort kaste- wezen. het blusschingswerk gade te slaan. Op het terrein van den brand be vonden zich de burgemeester, jhr. mr. J.M. van Beijma en de directeur van den gemeentelijken geneeskun digen dienst, dokter B.A. Geerlings. Het pand, dat toebehoort aan den heer J. Boomsma Dzn. alhier was, evenals de inventaris, verzekerd. DE HISTORIE De herberg „Het Blauwhuis" heette eertijds „Nieuw Blauwhuis", in te genstelling met het „Oud Blauwhuis" dat sinds lang is afgebroken en op Camstraburen stond. Ongetwijfeld is het kort voor 1713 gebouwd, daar het in een koopacte van dat jaar wordt aangeduid als een nieuwe huizinge. Het pand werd toen verkocht aan den herbergier Salves Haitzes. In 1748 werd het pand opnieuw verkocht en thans wel door Saakje Salves Blauwsma, blijkbaar een dochter van Salves Haitzes, die zich naar den naam van de herberg de achternaam Blauwsma had ge geven. In 1770 vinden wij volgens de Stads- en Dorpskroniek van Fries land van dr. G.A. Wumkes, als her bergier Fokke Tjeerds. Het pand, gelegen bij den uitgang van de Dokkumer Ee in de stads gracht, heeft als herberg jarenlang geprofiteerd van de drukke scheep vaart daar ter plaatse. In het laatst van de vorige en in het begin dezer eeuw placht de opko mende socialistische beweging er haar vergaderingen te houden en zelden kan men een veteraan van de Leeuwarder arbeidersbeweging over dien begintijd hooren vertellen zonder dat het Blauwhuis in het verhaal voorkomt. Later volgden de communisten de socialisten als gegadigden voor de bovenzaal van deze oude herberg op. (1939) De tuin werd zomers bezocht door moeders met kinderen, die de een den en goudvissen voerden en zelf wel onthaald werden op de tradi tionele grote soeskrakeling, door mensen die er even verpozing zóch ten-relaxen heet dat tegenwoordig- door jongelui die er studeerden en ook door gepensioneerden of we gens leeftijd afgedankten, die er een trefpunt hadden (de leugen- bankj. Om de concerten bij te wonen moest je een abonnementskaart ad. f 1.50 kopen, dan was je de hele zomer onderdak. Jaren was die kaart voorzien van de duidelijke handtekening van de heer Ooster- hoff, een der direkteuren van de Algemene Friesche, in zijn kwali teit van wethouder der gemeente. De concerten werden gegeven door de Stafmuziek, maar ook dikwijls door de schutterijmuziek. Er werden door de jongelui heel wat ommegangetjes gemaakt. Aan vankelijk werd tijdens de uitvoering der muziek ook gelopen, waardoor er een hinderlijk geroezemoes was. Dit werd later verboden en werden er kettingen gespannen, zodat de muziekliefhebbers beter konden ge nieten. Er zouden afspraakjes zijn gemaakt. Uit de aard der zaak. En als een jongen bij het meisje zijner keuze gehoor vond, dan werd vaak vóór het einde gezamenlijk de tuin ver laten voor een wandeling, 't Meiske kon niet te laat tuus komme, want moeke mocht ut niet weté. Schön ist die Jugendzeit, die Zeit kommt niemals wieder! Hoe anders is de tegenwoordige generatie. Die kent geen schroom en de paar tjes, soms nog ver onder de maat, tonen ostentatief eikaars genegen heid. De uitersten zoeken elkaar. Maar de vraag rijst: hebben ze nog wel een jeugd? Haarlem Jannes v.d. Woude ALD MAR SMOEK In 't vorige Kleine Krantsje meent de heer R. Visser uit Leeuwarden - onder Lezers klommen in de pen - dat de door hem beschreven spit- keet de naam „Aid Marsnoek" draagt. Ik meen uit het opschrift echter te kunnen lezen „Aid mar smoek", hetgeen me ook toepasse lijker lijkt. U ziet ik lees 't Krantsje werkelijk met aandacht (en veel plezier. Den Haag Mr. J.S. Bijl Er zijn meer lezers geweest, die ons er op hebben geattendeerd, dat de heer Visser zich met de naam van de Spitkeet moet heb ben vergist. Inderdaad staat er op de keet: Aid mar smoek en dat is wel wat anders dan een snoek uit het meer, ai scheelt het dan maar een lettertje. Red. 't Kl.Kr.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1970 | | pagina 4