DE PRINSENTUIN IN OUDE GLORIE
De klas van meester Steunebrink
5
t TtCleine ^Crantsje leest led crccn
Gingen vroeger Hagenaars prat op
hun Haagsebos en waren Amster
dammers trots op hun Vondelpark,
wij Leeuwarders roemden onze
Prinsentuin. Kwamen er hier logeer
gasten - van toerisme werd in die
jaren niet gesproken - dan vergat
men nooit hen de Prinsentuin te
laten zien. Leeuwarden had toen
wat tuinen betreft ook weinig be
zienswaardigheden. Het nu zo
prachtige Rengerspark was er in de
jaren rond de eeuwwisseling nog
niet; het ontstond in 1905 door de
schenking van twee stukken land
door de familie „Van Weideren
baron Rengers". De Gemeente Leeu
warden liet hiervan een wandelpark
aanleggen. En het mooie „Vosse-
parkje" met z'n prachtige vijver,
deed in die jaren nog geen dienst
als wandelpark. Wel was dit stukje
natuurschoon er al, maar een brede
sloot belette hier de toegang. De
vijver is vroeger een waterreservoir
geweest voor de stad. Verder waren
er kleine stukken tuin als de „A-
rendstuin" en plekjes groen bij sta
tion en Beurs, het vermelden nau
welijks waard.
HEERLIJKE
HERINNERINGEN
Neen, dan onze Prinsentuin, die
mocht gezien worden! Hoe heerlijk
zijn mijn jeugdherinneringen van
dit stukje bolwerk, zo kunstig in
een tuin herschapen. Als kind was
ik vol bewondering voor wat hier
te zien was. In de vijver zwommen
talrijke siereenden, prachtig gete
kend, waaronder kleine duikeenden.
Met een zwierige zwaai doken ze
onder om even later een eindje
verder weer aan de oppervlakte te
verschijnen. Twee Australische zwar
te zwanen zwommen deftig rond.
Ze schenen heer en meester van het
zwemdomein. Ook grote en kleine
goudvissen sierden de vijver. In het
midden van de vijver was een uit
rotsblokken bestaand klein eilandje.
Door openingen konden de eenden
er onderdoor zwemmen. Op drukke
dagen in de zomer spoot vanuit het
rotseilandje een fontein. Door de
zon beschenen gaf het opspattende
water een wonderschone kleuren
pracht te zien.
Een klein luxe schouwtje, rijk en
kunstig met koperen banden be
slagen, lag aan de vijverkant. Men
noemde het: „het Wilhelminaboot-
je". Beweerd werd n.l. dat Koningin
Wilhelmina, toen zij nog jong was,
in dit bootje, de vijver was rondge
varen. Waar is dit prachtige scheepje
gebleven?
Aantrekkelijk was voor ons kinde
ren de grote zilveren bal die schuin
tegen het bolwerk stond. Tot groot
vermaak zagen wij hierin vol grimas
sen ons eigen beeld. Vlak bij de
rand van de vijver waren twee pri
eeltjes. Op mooie zomermiddagen
zaten hier hele families te theedrin
ken. Men las er rustig de krant of de
geïllustreerde maandbladen: „De
Prins" of „Wereldkroniek". Kinde
ren speelden in de nabijheid. Het
was een rustige tijd, haast kende
men niet. Nu is het een gejaag door
het leven of de mensen bang zijn
niet op tijd te zullen sterven.
Bijzonder mooi was de voliëre, met
onderbouw van rotsstenen, die
stond aan het eind van de vijver
waar nu de in- en uitgang is naar
het Toemooiveld. Zowel tropische
als subtropische vogeltjes, de een
nog mooier dan de ander, hadden
hier hun tehuis. Ook verschillende
fazanten kon men hier bewonderen.
De muziektent is, na het moderni
seren van de tuin, gelijk gebleven.
Andere tenten hier even vermeld,
waren de „Bakerstent", een schuil-
tent, rond van bouw met een rieten
dak, dat op pilaren steunde en een
speeltent, dadelijk bij de ingang
van de tuin, opgetrokken van kleine
boomstammen.
In de Bakerstent zaten vaak moeders
met hun kinderen. Democratisch
was* de wereld in die jaren niet. Kin
derwagens werden alleen toegelaten
voorzien van rijbewijs - kosten f 2.50.
Eenvoudige moedertjes die dit niet
konden betalen bleven verstoken
van een wandeling met kinderwagen
door de tuin.
OUDE MANNETJES
Aan weerskanten van het restaurant
waren, in de tijd waarover ik schrijf,
luifels met tafeltjes en stoelen. In
een hoek van zo'n luifel zaten zo
mers, altijd oude mannetjes. Ze had
den hier hun sociëteit. Zware, ware
en onware verhalen zullen er zeker
wel opgediend zijn. Stellig waren er
nog stok-oude knapen bij die de
„Tiendaagse Veldtocht" hadden
meegemaakt.
De Prinsentuin was omgeven door
een hek. De wandelweg achter de
tuin, ook Achter de tuin geheten,
was in 't donker een geliefkoosde
plek voor vrijende paartjes. Oudjes
van dagen zullen waarschijnlijk, daar
nu wandelend, wel plekjes herinne
ren waar ze als jonge mensen, achter
bomen en bosjes hun toekomstplan
nen bespraken.
Na zonsondergang werd de tuin
gesloten. Hiervoor zorgde een voor
„Na het uitreiken der getuigschriften" schreef ons mevrouw W. Vellinga-van der Duim, „werd op 26 april 1917 door de heer J.M. van
der Peijl deze foto gemaakt van de zesde klas van School 10 aan de Keizersgracht. In 't midden: Meester Steunebrink. Vooraan zittend
met bord, v.l.n.r.: Griet v.d. Meer en Hendrikje Zondervan. Links geknield: Wimke v.d. Duim; daarachter staand, onbekend meisje,
zittend: Tjitske Hooyenga, Romkjev.d. Velde, Marie Topma. Rechts zittend met witte schort: Wiesje de Vries; geknield: Mintje v.d.
Meer; daarachter: Gretha Wolfslag, Trijntje Zom en staand Froukje v.d. Heide. Achterste rij jongens, v.l.n.r.: J. Wildschut, onbekend,
H. Hager, Roelof Dijkstra, Jannes Suk, Ernst v.d. Zee, onbekend, onbekend. Boven achter nog: onbekend, Tiemen Zwaagman. Als bij
zonderheid moge worden vermeld, dat Wimke van der Duim en Marie Topma op dezelfde dag getrouwd zijn, n.l. 14 april 1928, resp.
met P. Vellinga en F. Postma.
vast aangestelde tuunpliesje. De hele
dag was deze dienaar van de „Heili
ge Hermandad" in de weer en zorg
de er voor dat de jeugd niet buiten
hun boekje ging. Deed zich al iets
voor dat niet door de beugel kon,
dan hoorde je het eeuwige lied van:
„Die jeugd van teugenwoordig, it
is afgrieselijk; dat was andes in
mien tied!
In de zomer was er op zondagavon
den een muziekuitvoering, dikwijls
gegeven door de kapelmeester „de
Jong" van de Leeuwarder Schutterij.
Een kaart voor de muziekuitvoering
kostte toen twee gulden en een
dubbeltje. Maar voor we zo'n kaart
kochten gingen wij als jongens vaak
naar het snoepwinkeltje van „Lolli
ge Johannes", vlak bij de ingang
van de tuin.
MUZIEK IN DE TUIN
Was er muziek in de tuin, dan was
deze vol mensen. Er heerste dan
grote vrolijkheid. Tafeltjes en stoe
len waren dan overal geplaatst tot
aan de vijver toe. Zeker zo'n vijf en
twintig kelners verzorgden dan de
dorstige kelen. Clubjes vrienden en
kennissen sloten zich aaneen.
Heel wat bier of borreltjes gingen er
dan door de keel. De toen bekende
en sympathieke heer Eduard Lampe
met zijn stamgasten van het „Oranje
bierhuis" en ook officieren van het
Negende regement, waaronder de
luitenants „Kramp en Scheffer"
brachten de stemming erin.
Op „Waterloo-dag (18 juni) de eer
ste maandag van de kermis en op
Koninginnedag (31 aug.) was er in
de tuin vuurwerk. Er was dan een
houten brug over de vijver geslagen,
waarop de heer Schuurmans zijn
kunsten als vuurwerk-artist vertoon
de.
Eens moet er op de vuurwerk-brug
een luchtballon zijn opgelaten met
luchtschipper Willem Pottum.
Misschien kunnen oudere lezers van
Het Kleine Krantsje zich dit herin
neren.
Onvergetelijk was voor ons jongens
als het Kermisvuurwerk afgelopen
was en men naar het kermisterrein
trok. Hossend en zingend ging het
dan: „Hop, hop, hop, we gaan de
kermis op! of „Als het kermis is
dan moet je je gaan vermaken als
vrolijke snaken! door de nauwe
Pijlsteeg en Beijerstraat.
De Prinsentuin, welke heerlijke her
inneringen zijn er aan verbonden!
Later, wat ouder geworden, kwam
de tijd waar van de dichtregels spre
ken: „Prachtig plantsoenetje, u
breng ik dank, met zijn zalige her
innering aan menige bank!
J.C. VAN DAM