I Een vreselijke instelling 5 SCHOONHEID IN VUOEGEK EEUWEN DONGJUM t 3^-leine 5^.rantóje leeM iedereen DE BANK VAN LENING |WV: T rlSs&xf IN DE BANK VAN LEENING Pandjesbaas: Kom je wat beleggen of iets terughalen? Dorper: Ik kom mijn horloge halen. Baas: Teeken dan dit briefje. Dorper: Mijn hele naam? Baas: Ja. Dorper: Boven of onder de lijn? Baas: Er boven. Dorper: Maar -e-h'm - ik kan niet schrijven. Uit Het Schouw toneel Onzer Dwaasheden (1880) Er is een vreeslijke soort van ver- kooping; een waar veel bij gelachen, maar veel meer over geweend, een waar veel bij verdiend, maar veel meer'door verloren wordt: de Bank van Leening. Ziet ge daar ginds dat groote ge bouw, met het stadswapen versierd? Het is de stedelijke bank van leening. Daar wordt van tijd tot tijd ver- kooping gehouden, verkooping van't kleinood der weduwe, van het laat ste stuk linnen der armen. En de banken van leening zijn.... liefdadig heids-instellingen! Laat ons zien wat er van die liefdadigheid is. Het gemeentebestuur van X. besluit tot instelling van een lombard, eene bank van leening. Een kapitaaltje, groot genoeg om de noodige voor schotten te doen, wordt aan den bestuurder van 't pandjeshuis ver strekt, tegen een behoorlijke rente. Hij kan - onder de controle van het gemeentebestuur,-aan 't werk gaan. Dagelijks is er gelegenheid om, recht streeks of door tusschenkomst van gepatendeerde, gebreveteerde, geoc- troieerde en geapprobeerde inbreng- sters, goederen te komen beleenen. ALLEMAAL KLANTEN Het stroomt klanten. Hier komt een arme weduwe met vijf of zes kinderen tot haar lasten, bij den bankhouder aan huis - om dat ze zich schaamt te midden van allerlei „gemeen volk" een pand te komen maken. Zij brengt een gou den ring - een gladden ring, zonder steen, zonder ornament; 't is haar trouwring, het laatste souvenir van een betreurd echtvriend. Weenend reikt ze hem over en - ze drukt er een kus op en zucht. Zal ze 't kostbaar voorwerp ooit weerzien? O - het scheiden er van valt haar zoo zwaar; doch ze moet; zij bezit geen andere waarde en de kinderen heb ben honger. Zij ontvangt er vijf guldens voor en als deze straks zijn opgeteerd, wringt ze krampachtig de hand, die den ring sedert 12 jaren steeds droeg; ze is even hulpeloos als vóór de verpanding van haar kleinood; ach - dat ze dat ten minste behouden had! Daar strompelt een dronkaard, zin gend en vloekend naar de lombard. Hier - zegt hij - mijn horloge - wat geef je er voor? - Drie gulden, vriendje, maar ik zou er mee wach ten tot je er behoefte aan hebt, antwoordt hem een klerk. - Dat raakt je niet, herneemt hij - en hij neemt zijn drie gulden, om ze in de kroeg en in andere verderfelijke holen zoek te maken, ten koste van zijn uurwerk, het eenige in zijn huis, dat hem 's anderdaags moet waar schuwen als de tijd daar is om naar 't werk te gaan. MOOI VOOR DIEVEN Voor dieven is de bank van leening de beste gelegenheid om zich van de gestolen goederen te ontdoen. Onder opgave van valsche namen wordt 't door diefstal verkregene daar be leend en het geld, - het moge dan ook minder zijn dan bij verkoop er van wordt gemaakt - straffeloos verteerd. Meestal is de dief onvind baar. Dezen laatsten is het natuurlijk on verschillig of de goederen na zeker tijdsverloop - een jaar, anderhalf, soms twee jaren - worden verkocht. Voor de arme vrouw die er uit nood een kostbare gedachtenis of een pak kleeren heenbracht, om de kinderente voeden; voor den on gelukkige, die in dronkenschap of tot bevrediging van een oogenblik- kelijk verlangen, ondoordacht zijn horloge verpandt, is de terugbeko- ming, materieel en zedelijk, en 't verlies een smart, waarvan alleen hij zich een denkbeeld kan maken, die met de lijdenden gevoelen en met de treurenden weenen kan. WOEKERWINSTEN Als de banken van leening inderdaad liefdadige instellingen waren, dan moest men geen 10, soms wel 15, in enkele steden zelfs 20 percent rente nemen van de voorgeschoten sommen; dan moest men geen pand verkoopen zonder toestemming van den eigenaar; maar thans maakt men het terugbekomen van een beleend voorwerp voor den arme schier on mogelijk door de geëischte woeker winst of men noodzaakt de ongeluk kige hulpbehoevenden, die geen geld hebben om 't geleende bedrag ten volle terug te geven en die hun voorwerpen, waaraan veele herinne ringen verbonden zijn niet in andere handen of in de smeltkroes willen zien werpen, telkens en telkens de beleening te hernieuwen en aan rente op rente misschien het dubbele van de waarde te betalen. Erbarmelijke liefdadigheid. Ik zal 't niet ontkennen - de banken van leening kunnen in sommige gevallen nut stichten: ze kunnen iemand, in tijdelijke geldverlegen heid verkeerende, te hulp komen; als bewaarplaats der kostbaarheden van de aanzienlijken, die zich 's zomers op reis begeven, bewijzen ze onschatbare diensten en daarvoor eenige vergoeding te doen betalen, strookt geheel met de billijkheid. Maar renten te doen betalen van 't kapitaal dat de gemeente aan de „liefdadige" inrichting voorschiet, en rente te heffen van 't bedroevend bedrag, hetwelk de bank der armen voor de beleende goederen geeft, - het woekerstelsel der beleeningsver- nieuwing en 't meedoogenloos ver koopen van onafgeloste panden, - zie, al moge er uit een practisch oogpunt misschien het een en ander voor te zeggen zijn, (als gemis aan ruimte b.v. voor 't eeuwigdurend bewaren van panden, het bederven van andere enz.) uit een moreel en philantropisch oogpunt is het een noch 't ander, maar allerminst het verkoopen der goederen zonder voorafgaande raadpleging der slacht offers van de armoede, verdedigbaar. Geheel iets anders ware 't wanneer men met particuliere banken van lening te doen had; maar onze wet geving kent alleen stedelijke lom barden en verbiedt zelfs particuliere pandjeshuizen, ofschoon er honder den van deze clandestiene woeker- holen bestaan. Ik voor mij zie in de laatsten minder gevaar dan in de officieele en weldadige instellingen tot totale ruineering van degenen die weinig bezitten. Voor een parti culier lombardhouder kan men zich wachten; men bejegent hem met wantrouwen en eischt meerdere bank, alvorens hem goederen te geven. Men weet bijna zeker dat beleenen in een stil-pandjeshuis ver koopen is beneden de waarde. Bij stedelijke beleenhuizen heet de lief dadigheid voor te zitten - en feite lijk zijn ze niets beter dan de clandestiene lombarden. Waarom volgt men in ons om zijn liefdadigheid immers wereldbe roemd land het Engelsche en Amerikaansche stelsel niet? Daar kan elkeen, die niet tegen de beta ling van een zeer hoog palent en het storten van een belangrijke waar borgsom opziet, een pawnbrooker- shop opzetten en, onder gestreng politietoezicht beleeningen op goe deren sluiten. Ook dan komen er zeker nog tallooze rampen en mis bruiken voor, - maar de ongelukkige die er in handen van een lombard- houder valt, weet wat hij betalen moet en dat hij niet met een lief dadigheidsinstelling, maar met een koopman te doen heeft. Daar is de werkelijkheid even treurig als hier - maar de uithangborden liegen er niet.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 5