CN OVERLEED
WATERLAND
t 3-1 leine Soctuhd/e leeet iedereen
SM*
%-
d entn der Meer, op de foto's links en rechts
der I de hokkentroep van aide Freerk. Leven
lorri enkelen.
of hij zal met de boot moeten gaan,
want bereikbaar met de auto of de
fiets is Siekmans niet. Zelf heeft
Freerk trouwens ook hoogst zelden
van dergelijke vervoermiddelen ge
bruik gemaakt;ja wis en waarachtig,
hij heeft wel eens met de trein ge
reisd en zelfs het interieur van een
auto is hem niet vreemd, maar
slechts eenmaal in z'n lange leven
zat hij op een fiets: „Ja, en viel er
geen eens van af."
Hebt u eindelijk zijn domein bereikt,
dan hoeft u zich niet plechtstatig
voor te stellen, want ach, van zulke
deftigheden houdt Siekmans niet.
Groot is zelfs de kans, dat hij u
onmiddellijk in z'n arkje noodt en
pas na het tweede bakje koffie ter
loops informeert of u misschien „van
de verzekeringen?" bent. Geen nood
wanneer dat onverhoopt niet het
geval mocht zijn: even lief vervolgt
Freerk zijn spontaan begonnen ver
haal over de ganzen en de eenden
en de snoeken en de palingen, die
hij vroeger verschalkte en hij doet
dat met een onmiskenbaar Gronings
accent - alleen in 't vuur van 't ge
sprek wordt het een mooi mengel
moesje van Gronings en Fries.
Stapeltjes Nieuwsbladen van het
Noorden hier en daar doen ver
moeden, dat Freerk nog altijd sterk
aan de provincie van zijn geboorte
gebonden is, maar dat is maar
schijn: Freerk is nooit op school
geweest en hij heeft dus ook geen
lezen geleerd. Wat hij met enige
moeite toch weet te ontcijferen,
dankt hij aan een zelfstudie, toen
hij daar na de .dood van z'n ouders
eindelijk de tijd voor vond. „Weet je
hoe'k dat deed? Ik nam 'n boekje,
en dan zei 'k teeg'n de mens'n, die
hier wel es kwaam'n, tsjonge mien
eagen wudde sa min, ik kan 't hast
nait meer léze - wat stoat doar mien
jong? Nou, dan laaz'n ze't op en dan
wist ik 't weer. En zo he'k het
leerd!"
MENSENREDDER
Wanneer u er dan toch bent, infor
meer dan ook even naar de jongelui,
die Freerk Siekmans in jonger jaren
van de verdrinkingsdood heeft ge
red. Dat moeten er drie zijn geweest,
„waarvan twee, die binne van de
dood'n opstoan" aldus Freerk, zo
slecht waren die er al aan toe.
Na de laatste oorlog heeft Freerk
Siekmans het vissen er aan gegeven
en toen hij al tegen de tachtig liep,
hield hij ook met het vogelvangen
op - nu is hij ambteloos burger en
hij leeft als een Koning in Frankrijk
op zijn machtige schiereiland aan
de Bird. Niet te laat opstaan „Moarns
let, de hiele dei let - 's Morgens
laat, de hele dag laat" zegt een
blauw bordje aan de wand, en niet
te laat onder de wol. dat houdt je
fit vindt Freerk.
Freerk Siekmans. de oude vogel
vanger van de Sitebuurster Ee, een
gelukkig en tevreden mens, die er
geen weet van heeft wat er allemaal
voor naars in de grote wereld gebeurt.
Folkert van der Meer, natuurmens
nummero twee. een heel andere
figuur dan oude Freerk, een man,
die nog in de zomer van het leven
staat, een rietsnijder en een jagers
man. maar ook een vogelaar, ook
een (oud(visserman, ook een figuur,
die groot geworden is in de natuur
en die eveneens moet leven van wat
de natuur hem biedt.
Folkert van der Meer woont precies
aan de andere kant van het gebied,
waarin Freerk Siekmans huist,
een paar kilometer ten noorden van
Eerncwoudc aan de weg naar Garijp,
aan de rand van een woeste wereld
vol water en riet. Folkert van der
Meer is niet, zoals Freerk Siekmans
alleen met de natuur getrouwd, hij
heeft vrouw en kinderen.
Folkert van der Meer was - in 1923-
twec maanden, toen zijn vader
jw&li
«A'-
WSË&ÊÊm&
Tjeerd (Wylde Tsjeard) met zijn
minuscule woonarkje van Garijp
naar Eernewoude afzakte en in de
Veertigmadssloot voor anker ging
bij een terrein, dat toen nog veel
woester was dan nu - ook aan de
andere kant van het (nu verharde,
maar toen nog onverharde) weggetje
strekten zich toen eindeloze water
en rietvlakten uit.
EIGEN KONINKRIJK
Vader Tjeerd van der Meer begon
er het riet te maaien, hij zette er
fuiken uit, hij schoot er eenden uit
de lucht, hij sloeg er wilsters en
ganzen onder het net. hij stichtte
er als de Siekmansen onder Grouw
een eigen Koninkrijk. De kleine
Folkert behoorde bij de konings
kinderen: hij hoorde er op al zijn
verjaardagen het gekrijs van de kap-
meeuwen, hij groeide op met het
gejubel van de weidevogels, hij zag
er altijd en altijd dezelfde beelden
van wuivende rietpluimen, zacht-
kabbelende golfjes en felblinkende
sneeuwvlakten, hij werd één met dc
natuur en er kwam een moment,
dat hij begreep, dat er voor hem
ook maar één goede plek op deze
wereld was: hier, in deze eenzaam-
Vervolg op pagiha 8