HUMOR UIT DE OUDE DOOS 9 t ïl^Cleine 3<Crantóje leeet iedereen >WiWftW Door den poldnr. 3e kl. Van Oosten, geassisteerd door den mare chaussee Van Hulst, wordt van de Voorstreek gebracht een onbe kend man, die in kenlijken staat van dronkenschap verkeerde. Ter ontnuchtering in bewaring gesteld. (Bezit f 0.11). Klaagt Maria Dubbeld, huisvrouw van Hendrikus Bender, wonen de aan het Ruiterskwartier, dat haar 13 jarig dochtertje Hendrika Bender even tevoren is uitgescholden voor „lel" door juffrouw Overdijk. Geeft kennis Sijke van Slooten, oud 23 jaren, dienstbode Nieuwe Houtstraat Z 29, dat zij op het boelgoed aan het Tentoonstel lingsterrein een rieten stoel heeft gekocht voor f 0.40, welke stoel door Johannes Flisijn voor f 0.05 naar hare woning zou worden gebracht. De stoel werd echter niet bezorgd en thans is haar ter oore gekomen, dat Flisijn met den stoel de Vijzelstraat is ingegaan en even later zonder stoel en onder drankinvloed verkeerende terugkwam, zoodat zij vermoedt, dat hij den stoel heeft verduis terd. Sijke van Slooten, geeft kennis, dat de stoel verkeerd was be zorgd en thans terecht is. Wordt telefonisch kennis gegeven door den heer Landeweer, dat aan den Kanaalweg ZZ den geheelen namiddag heeft rondgeloo- pen een onder drankinvloed verkeerende man, die zich thans voordoet of hij zich wil verdrinken en reeds met de voeten in het water heeft gestaan. De politie-dienaar-wielrijder Van der Veen op onderzoek daarheen gezonden. In verband met het vorenstaande brengt de pol.dnr. Van der Veen van het Kanaal: Albert K., geboren te Leeuwarden den 21 Sep tember 1847, schoenmaker zonder werk, wonende aan den Groeneweg 303. Hij wordt ter kalmeering in de wacht geplaatst. De vrouw is ten bureele ontboden. Rapporteert de pol.dnr. Terveer, dat door Sjoerd van der Velde, wonende Romkeslaan, drijvende is gevonden in de Potmarge het lijk van Riemer Roffel, oud 88 jaren, gewoond hebbende in de Posthoornsteeg, Roffel, die lijdende was aan toevallen had he denmorgen zijne woning verlaten en is waarschijnlijk door een toeval getroffen te water geraakt. Klaagt Antje Lubberts, wonende in de Zak no. 50, dat zij heden morgen in haar woonkamer komend, aldaar de bloempotten om- verliggend vond, terwijl de spiegel van den wand was genomen en omgekeerd op den vloer stond. Zij vermist niets uit hare woning en de dubbele sloten op de deuren waren nog dichtge draaid en onbeschadigd. Toch vermoedt zij, dat er iemand in hare woning is geweest. Klaagt Pieter Brouwers, wonende aan de Zwarteweg, dat de straatjeugd op zijn land aan het Schoppershof loopt. Hij verzoekt zoo mogelijk eenig politietoezicht. Wordt in voorzien. Klaagt Jan van der Veen, Werkmanslust, dat hij met een ijzeren tang is geslagen door Epke de Jong, wonende aan het Molenpad. Proces verbaal wordt opgemaakt. Klaagt Anna Faber, huisvrouw van Jurjen de V. te zijn mishan deld door haar man, van wien zij te kennen geeft te willen scheiden. Haar is aangezegd, dat zij zich voor dat doel heeft te vervoegen aan de Kamer van Consultatie. Klaagt Sipke Jellema, kostganger bij Jurjen de Vries, dat deze hem (Jellema) toebehoorende goederen met zijn inboedel heeft verkocht. Uit een onmiddellijk ingesteld onderzoek door den rechercheur Brok is gebleken, dat De Vries inderdaad zijnen inboedel heeft verkocht, doch de goederen van Jellema in be waring houdt, totdat deze hem zijn kostgeld (12.-) heeft be taald. Klager beweert het geld te hebben betaald aan de vrouw van Juijen de Vries. Thans doet Jellema aangifte door de Vries hedenmorgen te zijn geslagen, waarvan de Vries' vrouw getuige was. Wordt per telephoon kennis gegeven door den heer Haverschmidt wonende in het Ruiterskwartier, dat in de tapperij van Regnery in de Oude Doelesteeg gevochten wordt. De poldnren 3e kl. Rijpstra en Merkuur derwaarts gezonden rapporteeren bij hunne terugkomst, dat bij hunne komst aldaar de twist in die tapperij was geëindigd, doch aldaar uit de Oude Doelesteeg hebben verwijderd den slager Smit te Marssum, die door Regnery uit diens tapperij werd verwijderd. Klaagt Kunstkje Ferwerda, huisvrouw van Willem Dijkstra aan de Oosterbuurt over een knecht van den stalhouder Hoekema, dien zij alleen bij de voornaam „Piet" kent en die even bevorens aan de Oosterstraat haar karretje heeft aangereden, omdat hij zijn paard in meer dan matigen draf liet loopen. Wordt door Ate Hommes, arbeider aan de Strocartonfabriek aan het bureau gebracht een zoontje van Oene Dolstra, wonende Achter de Hoven, Catharinebuurt. Het kind, naar schatting negen jaren oud, was door een andere knaap, terwijl zij aan het koekkraampje van Barend Bleyenga, die aan het Zaailand staat, aan het koekhakken waren, op de linkerhand geslagen ten gevolge waarvan genoemd lichaamsdeel ernstig werd verwond. r»»wwjwjiin»inu/>in>i>jininn n itttrrttr fi „AANBEVOLEN MERK" „Ja, mevrouw, ik moest mijn vorige dienst wel verlaten, want ze eischten iets van me, waar ik erg tegen was..." „Dat is flink van je! Wat verlangden ze dan wel, dat je tegen je zin zoudt doen? „Een andere dienst zoeken! MOEILIJKE KEUZE Jonge man (die diep in de schulden zit) bij zich zelf overwegend: Zal ik met haar trouwen of niet. Zé is niet mooi, ze is heerschzuchtig maar ze heeft geld. Als ik haar trouw, dan moet ik het drinken en rooken opgeven. Maar als ik niet met haar trouw, dan zal ik het eten moeten opgeven. BELEEFDE WENK Portier (tot den vertrekkenden gast): „Tot weerziens, professor." „Waarom noemt u me plotseling professor? „Omdat u in uw verstrooidheid heelemaal hebt vergeten me een fooi te geven." BESCHEIDEN MENSCH Een handelsreiziger komt bij een firma zijn waren aanbieden. De chef koopt niets. „Van zulke klanten zou ik er wel twintig willen hebben," merkt de reiziger op. Chef: „Hoe bedoelt u dat; ik heb toch niets van u gekocht? Reiziger: „Neen, juist daarom zou ik er wel twintig willen hebben, terwijl ik er nu tweehonderd heb." ALTIJD VERKEERD „Waar heb je toch leeren schrijven; dat lijkt nergens naar. Kijk nu zoo'n drie eens, die lijkt op een vijf." „Pardon, mijnheer, maar dat is ook een vijf." „Een vijf? Ben je gek, jongen. Dat lijkt wel een drie." DAT KAN GOED WORDEN „Mientje, wat zie je er ontdaan en verward uit. Je galant is toch zoo vroeg nog niet in de keuken geweest? „De mijne niet, maar de uwe was hier."

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 9