Rustig wandelen
is er niet meer bij
f 5£(e/ne 3^-ranteje ieeot iedereen
OMMETJES MAKEN IN OUDE TIJD
grote kinder-speeltuin. In de zomer
kwamen hier veel huismoeders met
hun kinderen een middag door
brengen. Van de draaimolen, wip
plank en schommel werd dan druk
gebruik gemaakt. Bij mooi weer kon
het op de Kleine Bontekoe erg druk
zijn. De kelner kwam dan handen
te kort. Soms kreeg hij een bestel
ling, in de trant van „een kogelfles-
ke met drie lege glazen".
Om kwajongens te beletten dat ze
de speeltuin clandestien betraden -
wij jongens noemden dat „er stie-
kum in pieke" - had men een man
aangesteld. Die was al op jaren, hij
heette Jochem. Hij was een oud-
Oostganger, had lang als soldaat in
ons voormalig Indië gediend. Men
beweerde dat de Tropenzon hem
geen goed had gedaan en dat hij
„een klap met de meelpüdde" had
gekregen. Meer teruggekeerde Oost-
gangers waren hiermee bedeeld.
KAPITALE BOERDERIJEN
Op onze wandeling naar huis ont
waarden we aan de Stienserdijk nog
een paar kapitale boerderijen. Ook
enkele „herenboeren" hadden hier
een luxieuze woning laten zetten
met een paardestal er naast. Soms
kwamen we een landbouwer, be
spannen met twee paarden, tegen.
De „upper ten" van Leeuwarden
maakte dan een ritje.
Terug naar huis koos je vaak de
Noordersingel, toen „Achter de
Gouden Bal" geheten.
Thuis gekomen van de wandeling
voelde je je voldaan, niet overver
moeid, wat menig auto-rijder of
bromfietser nu zeker niet kan zeg
gen.
Men leefde toen in een rustige tijd
waar velen nu nog met genoegen
aan terug denken.
J.C. van DAM
SCHOOLFOTO'S
't Komt nog al eens voor, dat
abonnee's ons ietwat gepikeerd mee
delen, dat ze al zoveel weken gele
den een schoolfoto stuurden en dat
die foto „nu nog nooit!is geplaatst
Wel, dat is dan zo logisch als koek,
want met een frequentie van één
foto per nummer en een voorraad
in portefeuille van wel 25 stuks
zal het een jaar kunnen duren voor
zo'n foto wordt geplaatst. Wij moe
ten dus wel wat geduld vragen aan
de lezers, die schoolfoto's instuur
den of dat nog van plan zijn te
doen!
JAN MET DE LAMP
Dit was het landelijke laantje naar het Jodeland met het hek, dat a raison van een paar centen door een oud
baasje voor de wandelaars geopend werd.
Wie de wandeling door het Jodeland
niet te lang wou maken sloeg het
eerste weggetje links in. Dit bracht
je op de Stienserdijk. Terug naar de
stad kwam je dan voorbij de „Jonge
Bontekoe" een kleine herberg met
een achtertuintje waarin kleine tuin
huisjes. Dit was vooral 's avonds
een aantrekkelijke plaats voor vrij
ende paartjes. Men noemde het
bedrijf „Jan met de lamp". Dat
kwam omdat de herbergier, wan
neer het donker was stilletjes nader
de en een kijkje nam, wat zich zoal
in de hoekjes afspeelde. Hij wierp
dan het licht van zijn, eerst wat
verscholen petroleum lamp, plotse
ling op de minnende paartjes. Altijd
vroeg hij dan: „Believe de jongelui
ook nog een verterinkje?" Bij het
binnenkomen had men dan al een
kwartje betaald voor een glaasje pils
en een advocaatje. Het scheen niet
op te kunnen! Later is aan dit ver
maak door een inval van de politie
een einde gemaakt en „Jan met de
lamp" werd wegens gelegenheid ge
ven bekeurd.
Een wal degelijker zaak was de
„Kleine Bontekoe" Hierbij was een
dat naar de Joodse begraafplaats
liep. Weinig mensen zullen zich nog
kunnen herinneren dat op het open
terrein tegenover de beide begraaf
plaatsen, een aantal houten barak
ken stonden. Deze waren er als
voorzorg geplaatst om dienst te
doen bij het uitbreken van de cho
lera, die vreselijke ziekte die zich in
de Duitse havenstad Hamburg voor
deed, overgebracht door zeelieden
uit het verre oosten. De geneeskunst
stond toen nog wat hulpeloos tegen
deze hoogst gevaarlijke kwaal. Ge
lukkig hebben de barakken nooit
dienst hoeven te doen.
Het Jodeland was door een hek aan
het einde van 't laantje afgesloten
om het grazende vee geen gelegen
heid te geven „de benen te nemen".
Bij dit hek stond, vooral op zon- en
feestdagen, een oude man, die voor
de wandelaars het hek opende en
sloot. Meestal met een cent, mis
schien ook met twee centen werd
hij hiervoor beloond.
Al dadelijk binnen het hek was men
in het vrije Frieseveld. Zo in het
voorjaar steeg daar dan de leeuwe
rik op, hoog het luchtruim in, om
daar zijn jubelklanken te kunnen
uitten. Het prachtige, wereldberoem-
De pude Spanjaardslaan met de kastanjebomen, die elkaar bijna raakten.
De stadsuitbreiding heeft veel wan
delpaadjes door de weilanden rond
de stad doen verdwijnen. Ze moesten
plaats ruimen voor nieuwe stads
wijken, en het wandelen naar bui
ten schijnt tot het verleden te be
horen.
Het voorjaar en de zomer lokken
nog wel veel stadsmensen de natuur
in, maar hun genieten is wel heel
anders dan voorheen.
Vroeger konden veel mensen prettig
wandelen en echt genieten van het
buiten zijn.
Een aardig ommetje liep door het
Jodeland.
Het genot van zo'n wandeling begon
al bij de Noorderbrug de Spanjaards
laan in. Deze laan was betrekkelijk
smal. De kruinen van de kastanje
bomen aan weerskanten sloten zich
haast aaneen. Rechts en links van
de laan was grotendeels weiland.
NOG GEEN PARK
de Friese fokvee graasde vredig in
de weide. Door de rustige wandelen
de voetgangers werden ze niet ge
stoord.
Een eindje verder het land in was
een brugje, breed genoeg om een
hooiwagen te laten passeren. Deze
brug lag over de Kalkvaart die van
de Dokkumer Ee naar de Stienser-
straatweg liep. Hier stond de fraaie
woning, met rieten dak, van de heer
Landstra, jarenlang verslaggever van
de Leeuwarder Courant. De smalle
Kalkvaart wekt bij mij nog herinne
ringen op. Voor het eerst waagde
ik mij daar, op schaatsen, op het
gladde ijs. Het was vallen en opstaan.
Later bleek mij, dat het hele leven
zich afspeelt op een gladde baan,
ook met een vallen en opstaan.
Dadelijk bij het brugje was een
boerderijtje met de gevelsteen:
„Drie dukatons".
Wandelend verder door het weiland
moest men over een vlonder. Ge
woonlijk leunde men dan even over
de leuning om tussen de weelderige
plantengroei op de bodem van de
sloot de kleine bewoners daar te
bewonderen, stekelbaarsjes en mooi
gekleurde salamanders. Soms zag je
ook in sloten een snoek staan, op
loer naar een prooi. Kikkers lieten
zich ook wel horen en tegen de
avond gaven ze een luidruchtig kik
kerconcert. Van deze zoet-water
bewoners bespeurt men in de sloten
in Friesland niet veel meer. Men
beweert wel dat de nieuwe landbe-
werking met kunstmest veel leven
hier heeft vernietigd.
Alleen de Bleekersstraat en Singel
straat waren aangelegd. Het Ren-
gerspark liet nog op zich wachten.
Dit kwam in 1905 tot stand.
Bij het ijzeren hek van de oude
begraafplaats was een smal laantje