y VOOR DE RECHTER 8 UIT DE DOOS MET SNIEPSNAREN Defcet aan Jjé S:« RAD E HSM A, PIET STEVAN: de populaire „rus" EEN TREURIG VERSCHIJNSEL STADSNIEUWS VAN VROEGER HE JOU DIE NOG KANNEN I kleine ^^Zranteje leeet iedereen NOTA VAN WAGENMAKER RADERSMA t* S? Op 17 april 1885 heeft de Leeuwar der rijtuigfabrikant S. de Hoo een stuk gewaterd lindenhout van 30 bij 451 centimeter laten afzagen door de timmerman J.S. Radersma bij de Vrouwenpoort. Geen wereldschok kend feit zult U zeggen en dat geven we graag toe, maar interessant is het wel, dat de nota van Radersma aan De Hoo altijd bleef bewaard en vandaag in 't Kleine Krantsje kan worden gereproduceerd. De factuur is een van het vijftal stokoude nota's, die de heer J.B. Mulder te Leeuwarden ons welwil lend in bruikleen heeft afgestaan - een vorige maal plaatsten we in 't Krantsje al een dergelijke factuur en ook in volgende nummers zullen we nog van deze paperassen afdruk ken. Iedere tijd heeft z'n bekoring, maar er gaat, dachten wij, van die oude nota's en vellen briefpapier wat meer sfeer uit dan van de strakkere nota's, die er tegenwoordig door het zakenleven worden gebruikt. In den avond van Zaterdag 29 Sep tember omstreeks halfacht, kwam bij W. S. en vrouw op het Hazebuur- tje te Leeuwarden de losse werk man H. B., die met een dochter van genoemden S. is getrouwd. Volgens de verklaring van vrouw S. is dat huwelijk alles behalve gelukkig. H., die tamelijk dronken was, dacht zijn vrouw bij z'n "schoonouders te vin den. Toen hij hierin teleurgesteld werd, richtte zijn dronkemanswoede zich tegen de oude menschen. De man is half verlamd tengevolge van een beroerte en miste dus de kracht, den vent tot zijn plicht te brengen; de oude vrouw moest dus alleen het onweer het hooft bieden. H. dreig de haar door de ramen te zullen gooien. Aan het bevel van zijn schoonmoeder, haar woning te ver laten werd natuurlijk niet voldaan. Er kwam echter hulp. De agent van politie F. Schaafsma surveilleerde in de buurt. Deze hoorde de ruzie. „HAAL HEM ER UIT" Met zijn collega Kip begaf hij zich naar de woning van S. en trad deze binnen. Hij hoorde hoe de oude Misschien zijn er lezers, die ons aan meer van deze sniepsnaren kunnen helpen? 't Kleine Krantsje is geïn teresseerd in alles wat met Leeuwar den en Leeuwarders te maken heeft en dus ook in winkels en bedrijven, die hier vroeger zijn geweest of er ook nu nog zijn. Want onze collectie sniepsnaren is niet gebonden aan een bepaalde tijd: wij verzamelen zowel uit de oude als uit deze tijd nota's, vellen briefpapier, verpak kingspapier, thee- en sigarenzakjes, enfin noem maar op. Even een briefkaartje of een telefoontje naar 't Kleine Krantsje (telefoon 20302) en het wordt gehaald! vrouw tevergeefs haar schoonzoon gelastte weg te gaan. „Haal hem er toch uit" verzocht ze de agenten. Dezen gelastten daarop den weder- strevenden dronkenman, vandaar te gaan. En toen ook aan dit bevel niet werd voldaan, grepen ze hem aan, om hem naar buiten te brengen. Het bleek hun echter onmogelijk, dit met hun beiden klaar te spelen. Er werd daarom getelefoneerd om assistentie en weldra verscheen de heer Wesser, inspecteur van politie der eerste klasse, met nog een drietal agenten op het tooneel der hande ling, waar zich zoo langzamerhand ook reeds een vrij talrijk publiek had verzameld. Ondertusschen had H. zich de tijdelijke verwijdering der agenten ten nutte gemaakt en zich op den zolder der woning teruggetrokken, vastbesloten, zoo als later bleek, om zich met geweld zijn vervolgers van het lijf te hou den. REGEN VAN DAKPANNEN Toen de agenten weder aan de woning van S. kwamen, vonden ze de deur dicht en zoodra ze die openden, regende het turven en dak pannen van boven op de indringers neergeslingerd. Met het oog op den abnormalen toestand van den vijand en de sterke positie waarin deze verkeerde, gaf de inspecteur voorlopig van een aanvallende houding af te zien, terwijl intusschen de noodige maat regelen werden genomen om ont vluchting van den woestaard te voorkomen. Deze ging maar steeds door met het gooien van dakpannen. Een ruit boven de deur der woning van een buurman, S. Riddersma, werd ver brijzeld; de agent Westra kreeg twee pannen tegen 't gezicht, zoodat hij een buil kreeg boven 't linkeroog en een wondje aan den bovenlip. Door twee gaten, die H. in 't dak had gemaakt, vlogen voortdurend de pro jectielen door de lucht: een 70 a 80 dakpannen werden volgens de verklaring van de gemachtigde van den eigenaar der woning dien avond verbrijzeld. Eindelijk echfer scheen de arm van den man vermoeid geworden: hij scheen de verdediging op te geven, 't werpen met pannen hield op. Een buurman waagde zich op den zolder, gevolgd door de agenten van politie. Zij vonden H. onder een bedstede weggekropen. Dat hij spoe dig daar onder vandaan werd ge haald, is te begrijpen. Toch had een viertal mannen de handen vol om hem naar beneden te krijgen op straat, waar hij door den inspecteur werd „aangenomen". En toen moest de man natuurlijk naar het bureau. Dat hij zich maar niet gewillig daarheen liet transpor teeren, hebben we reeds vroeger vermeld. Hij verzette zich zoodanig door op den grond te gaan liggen, te schop pen, bijten en te slaan, dat men ten slotte het maar 't verstandigst oor deelde, hem te dragen. Heden stond H. voor hetgeen hij dien avond heeft uitgehaald terecht. Hij was niet verschenen. De officier noemde de feiten van ernstigen aard en hoopt, dat de Rechtbank met hem zal mee gaan, waar hij een strenge straf meent te moeten eischen. Beklaagde staat ongunstig bekend, maakt veel mis bruik van sterken drank en is reeds eerder tot gevangenisstraf veroor deeld. VIER MAANDEN Voor deze feiten, gequalificeerd als: 1. huisvredebreuk, 2. wederspannig- heid, 3. opzettelijke en wederrech telijke beschadiging, 4. mishande ling van een ambtenaar in functie en 5. opzettelijke en wederrechtelijke vernieling, vordert spreker veroor deling van beklaagde tot 4 maanden gevangenisstraf. Uitspraak 21 November. (1906) Een stadgenoot schrijft ons: „Ik zat in mijn kantoor, dat aan den winkel grenst, te werken. De bel klinkt en omziende bespeur ik een jongen van een jaar of tien, die bin nenkomt, de deur sluit en dan haastig een boek wegneemt. Doch het gelukt niet. Het wil niet; nu houdt hij het boek maar achter zich en, als ik naar hem toe kom, laat hij het achter zich op den grond glijden. Dan vraagt hij met een uitdrukking, die het weigeren moeilijk zou ma ken: Mag ik wat drinken? 'k Heb zoo'n dorst! Nu neem ik den knaap bij den arm, wijs hem op hetgeen hij gedaan heeft.... Hij[ vertrekt geen spier. Er is geen spoor van schaamte of vrees, laat staan van berouw. Maar hij wil weg en als ik hem loslaat grinnikt hij bij het heengaan over het mislukte plan. Maar van verslagenheid schijn noch schaduw". (1906) Gisteravond omstreeks 10 uur, was de Nieuwekade in opschudding, doordien een beschonken werkman, die eerst reeds door de politie was thuisgebracht, zijn woning weer had verlaten en in het water was ge sprongen. De man werd spoedig op het droge gehaald, maar bleef zoo danig lawaai maken, dat een arres tatie en overbrenging het gevolg was. (1906) Het zullen slechts hoogbejaarde veteranen zijn, die hem nog hebben gekend, want het was al in 1920, dat de rechercheur van politie Piet Stevan de ge meentedienst na een mooie loopbaan verliet. Rechercheur Stevan heeft gewerkt in een tijd, toen het politiekorps en trouwens de hele stad nog zo klein waren, dat bij wijze van spreken ieder een iedereen kende. De dienaren van de Heilige Hermandad en zeker öt>k de leden van de recherche genoten toen bij de bevolking een populariteit, die de politieambtenaren nu niet meer zullen kennen. Commissaris Wesser, rechercheur Stevan en pliesje Fetter, om er zo voor de vuist weg maar een paar te noemen, vormden toen gewoon be grippen in de stad; nu reikt de populariteit van de politieman niet verder dan de eigen familiekring. Rechercheur Stevan was geen Leeu warder van geboorte; hij zag (in 1855) in Rinsumageest het levens licht. Van 1885 tot 1893 diende hij, het laatst als sergeant, bij het Neder lands Oost Indische leger. Terug in Nederland werd hij in 1893 be noemd tot politiedienaar derde klas in het corps te Leeuwarden, waar hij in 1898 promoveerde naar de tweede klas. In 1915 volgde zijn laatste bevordering en wel tot poli tiedienaar eerste klas. DUISTERE ZAKEN Als een van de vertrouwdste mede werkers van Commissaris Wesser bracht rechercheur Stevan in de laatste jaren van zijn loopbaan heel wat duistere zaken aan het licht en wellicht zijn er nog lezers," die zich verschillende spectaculaire affaires uit die tijd kunnen herinneren. In augustus 1920 kreeg de populaire politieman als vijf en zestigjarige eervol ontslag en bijna een kwart eeuw heeft hij toen nog kunnen genieten van zijn pensioen: het was in januari 1943, dat hij op de hoge leeftijd van zeven en tachtig jaar overleed.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 8