de bekoring van het oude friesland m ^MKoopto WAMjEtV- Verscheidenheid uit opa's tijd SCHOONHEID IN VROEGER EEUWEN BOER kleine ^ranteie leeet iedereen ■O" JvtEïT DE DRIE KLAVERS aan de brede kant van de Nieuwe- stad (nu Hunkemöller Lexis) her bergde in vroeger jaren het Lemster veerhuis. Het was toen een van de vele herbergen en veerhuizen, die de stad rijk was. DE BLEEKLAAN is niet genoemd naar het huidige hotel De Bleek, maar naar de herberg De Bleek, die gestaan heeft op de hoek van de Groningerstraatweg, vlak bij de Hoeksterpoortsbrug. Het terrein ten zuidoosten van deze oude herberg (de herberg van Klopma) werd eertijds als bleek gebruikt, vandaar dus die naam. DE RIJZENDE ZON was in het laatst van de vorige eeuw de naam van een van de vele slaap steden in de Boterhoek. Het loge ment had een uithangbord met op een blauw veld een stralende vergul de zon en het onderschrift De Rijzende Zon. DE ROODE BRUG lag eens over het water van de Tuinen en we mogen wel aannemen, dat onze voorouders deze brug rood geschilderd hadden - Leeuwarden had ook een Witte Brug en een Blauwe Brug, beide over het Vliet. Toen de Tuinster Land- en Water poorten werden opgeruimd, is - in 1818 - ook deze Roode Brug van z'n plaats gehaald. RHALAPIJP was een andere naam voor de Blok- huispijp bij het Blokhuis over de Oudegracht. Johannes Rhala was Raadsheer in het Hof van Friesland; hij woonde in zestienhonderd zoveel in het nabijgelegen Andringahuis. HET LOOYERSBRUGGETJE lag tot voor vijftig jaar even ten westen van de Poppebrug op het Noordvliet. Het bruggetje zal ge noemd zijn naar een leerlooierij op deze plaats. HET GELUKSKANTOOR was - voor de laatste wereldoorlog - een verkoopkantoor van loten van Max Cohen aan het Raadhuisplein. Max Cohen's Gelukskantoor heeft inderdaad verscheidene stadgenoten gelukkig gemaakt: de loten, waar mee lompenhandelaar Procee van het Hoeksterachterom en de beken de Sipke Castelein van hotel Spoor- zicht omstreeks 1934 de honderd duizend wonnen, waren verkocht door dit Gelukskantoor. HET FRIESCH MUSEUM kent natuurlijk iedereen, maar dit is ook de naam geweest van een sigarenzaak. Het sigarenmagazijn „Het Friesch Museum" van de heer S. Vinken stond in het begin van deze eeuw aan de Tweebaksmarkt en wel op de plaats van het post kantoor. De naam WARMOESGRACHT komen we zelden meer tegen, maar toch is die gracht er nog wel: het is de Weaze, die vroeger wel Warmoes- gracht werd genoemd; stellig omdat hier de groenten werden aangevoerd van de zuidelijk van de stad gelegen warmoezerijen. DE VIJF KOLOMMEN heette honderd jaar geleden een huis aan de Achter de Hoven, dicht bij de Zuidergrachtswal. Het pand heeft wellicht op vijf pilaren of kolommen gerust, maar mogelijk is het ook, dat het alleen maar een uithang teken met vijf kolommen droeg. DE FREDERIK RUY SCHSTRA AT dankt z'n naam aan de Nederlandse ontleedkundige Frederik Ruysch, die leefde van 1638 tot 1731. Hij was geneesheer in Den Haag en hoogleraar in Amsterdam. Ruysch had een zeer grote collectie anato mische preparaten. DE DOELEBUURT was een andere naam voor het Sint Jobsleen, zoals wij vandaag het verlengde van de Boterhoek nog noemen. GEEN STRAATMUZIEK Tijdens de Leeuwarder Kennis van 1902 werd alle straatmuziek „op hoog bevel" uit de stad geweerd. Het gemeentebestuur had deze maatregel genomen, omdat in voorgaande jaren de valse draaiorgels en andere ontstemde muziekinstrumenten de gehoor vliezen van de kermisvierende burgerij „op de meest pijnlijke wijze hadden aangedaan". Het gemis van de tingeltangels werd echter zo sterk gevoeld, dat de muzikanten en wie daar voor doorgingen in later jaren wel weer gelegenheid kregen hun prachtige klanken in de Leeuwarder straten te laten horen. OUDE CHIRURGIE Niets nieuws onder de zon! Voor eenige jaren is er op een eiland in de Mississippi een ontdekking gedaan, waaruit men kan opmaken, dat de oude Amerikanen niet geheel onbe kend waren met de chirurgie, ja, dat zij beenen wisten af te zetten en houten beenen aan te zetten. In een spelonk, vóór eenige duizenden jaren in de rotsen gehouwen, heeft men behalve eenige oude werktuigen ook een wel bewaard geraamte ge vonden, met een houten been. Het bleek met lederen riemen (zij waren versteend) en met koperen gespen aan het been bevestigd te zijn ge weest. Het been was tusschen de knie en de heup afgezet. Onwillekeurig rilt men, als men denkt aan de pijn, die een kunstbe werking van dien aard, zonder be dwelmende middelen niet alleen, maar ook zonder de scherpe werk tuigen en de anatomische kennis van thans, moet hebben gekost. Doch waarschijnlijk waren de men- schen in dezelfde mate, waarin zij hardhandiger waren, ook minder kleinzerig! ZONDERLINGE ADVERTENTIE In de zeventiende eeuw en later werd op de volgende naieve wijze een huwelijk aangekondigd: „Gehuwd te Hammerton John. Esq. van Warwickshire en Miss Adams, een lieve jonge dame met een groot vermogen." Soms werd het bedrag van het ver mogen er bij gevoegd. Soms ook werd over de uiterlijke gedaante der jonge dame op zóó voorzichtige wijze gesproken, dat ieder wel be grijpen kon hoe het met haar schoon heid stond. En een uitgever van het Fip Journal, die eenmaal op min of meer bedenkelijke wijze over een jonge dame had uitgewijd en daar over het een en ander had moeten hooren, maakte zijn fout niet beter, toen hij in een volgend nummer de schoonheid der bruid met groote in het oog vallende letters hemelhoog verhief. DEN MORIAAN GEWASSCHEN Het oude spreekwoord, dat een Mo riaan zijn huid niet verliest, werd on langs bewaarheid door een treffend voorbeeld, dat professor Tiersch van Leipzig bij zijne lessen ten beste gaf. Een neger, die een opera tie moest ondergaan, werd geheelt met een lapje blanke menschenhuid. Wat gebeurde er nu? Na eenigen tijd werd de aangevoegde blanke huid donkerder en donkerder en eindelijk werd zij zoo zwart als het geheele lichaam. Ook het tegenover gestelde gebeurde. Negerhuid op een blanke gehecht werd langzamerhand lichter van kleur en eindigde met volkomen blank te worden. •"*_r

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 5