NA DE MOORD TOEN AAN HET EIND. VAN HET JAAR 1905 DE BIJNA VIJFTIGJARIGE OUD SERGEANT VAN HET NEDERLANDS INDISCHE LEGER, WILLEM MARIANUS DE JONGH ALS VRIJ MAN DE LEEUWARDER STRAFGEVANGENIS VERLIET, KAN HIJ VOL WROK GEMOMPELD HEBBEN, DAT HIJ VIJF EN TWINTIG JAAR ONSCHULDIG ACHTER DE TRALIES GEZETEN HAD. BESCHULDIGD VAN MOORD OP HET JONGETJE MARIUS BOGAARDT IN DEN HAAG IN 1880 WERD WILLEM DE JONGH OP DE VOORLAATSTE DAG VAN DAT JAAR DOOR HET GERECHTSHOF VAN DEN HAAG VEROORDEELD TOT LEVENSLANGE GE VANGENISSTRAF; DE HOGE RAAD, DIE DEZE STRAFZAAK LATER IN CAS SATIE BEHANDELDE, ACHTTE DE VOORBEDACHTE RAAD NIET BEWEZEN EN BEPAALDE DE STRAF, WEGENS MOEDWILLIGE DOODSLAG, OP VIJF EN TWINTIG JAAR. XI cine rantöje leeet iedereen ZAT WILLEM MARIANUS ONSCHULDIG IN LEEUW Die kwarteeuw heeft Willem Mari anus de Jongh van de eerste tot de laatste dag uitgezeten, zoals dat in die goede oude tijd nog gebruikelijk was en daarmee mogen we hem wel bestempelen als een zeer ongelukkig man, temeer omdat het vermoeden gerechtvaardigd is, dat deze verdach te ten onrechte veroordeeld werd. Zoals hij dat ook voor de onschul dig veroordeelde Hogerhuizen zou doen, zo trad de Leeuwarder advo caat Mr. Pieter Jelles Troelstra in het juridische strijdperk voor deze Willem Marianus de Jongh, nadat deze al achttien jaar achter de grauwe muren van het sombere gebouw aan het Blókhuisplein had gezucht - tevergeefs evenwel: nog in 1902, na een en twintig jaar gevangenschap, wees de Hoge Raad een verzoek om revisie van het vonnis af. De hele geschiedenis van het drama van de kleine „„gaardt en van Willem de Jongh kunnen we vinden in het boek „Moordenaars werk" een kroniek van 120 Neder landse moordzaken, geschreven door Mr. Hans van Straten en in 1964 uitgegeven door de Arbeiderspers. Dit verhaal - „De dader kwam per vigelante" - laten wij hier nu volgen zonder verder commentaar: Het was een keurige meneer, die donderdagmiddag 23 september 1880 aanbelde bij het Instituut van de heerG.H. Bouscholte, het deftige schooltje aan de Koninginnegracht 22 in Den Haag. „Ik kom Marius Bogaardt halen," zei hij. „Zijn vader wacht op ons in mijn huis in Scheveningen." De dienstbode, die had opengedaan, bracht de boodschap over. En daar kwam Marius. „Ik ken die meneer wel," zei hij. Ze stapten in de vigelante en reden weg, richting Scheveningen. Maar de vader van Marius zat niet in Scheveningen, hij zat gewoon in zijn huis aan het Plein 1813. Toen hun zoon om vier uur niet thuis kwam, stuurden de ouders de stal jongen om te kijken waar hij bleef. Maar op het Instituut wisten ze niets anders te vertellen dan dat Marius was gehaald door een me neer, in een rijtuig. Dadelijk ging de heer Bogaardt naar de officier van Justitie, die alie maatregelen nam om de dertienjari gen jongen op te sporen. Die avond bezorgde de post aan het ouderlijk huis een brief, waar Spoed! Spoed! op stond. In die brief werd f 75.000.-losgeld geëist voor Marius, die in een kelder zat opgesloten en geen eten kreeg. De heer Bogaardt moest de volgende middag zijn dienstbode langs de Hoefkade laten wandelen met het geld in de hand. VOOR DE KELDERRATTEN Een tussenpersoon zou het in ont vangst nemen. Zo niet, „dan blijft hij voor de kelderratten." De koetsier van de vigelante werd achterhaald: hij had een onbekende heer van het Rijnstation naar de Koninginnegracht gereden, daar hadden ze een jongen opgehaald, vervolgens waren ze langs de Laan van Meerdervoort naar een plek achter Zorgvliet gereden en daar was de man met de jongen de duinen ingewandeld. Die nacht werd het duinengebied al uitgekamd, maar pas de volgende morgen omstreeks half elf vond de politie in een stil dal achter Hout- rust, het „Dekkersduin", de dode Marius. Hij was aan handen en voeten gebonden en met een dun wapen doodgestoken. 's Middags werd op de Hoefkade een man aangehouden. Hij kwam enigszins overeen met het vage sig nalement, dat de koetsier en de dienstbode van het Instituut hadden opgegeven. Het was de 24-jarige Willem Marianus de Jongh, een gewezen sergeant bij het Neder- landsch-Indische Leger. Bij confron tatie verklaarde de dienstbode posi tief, dat dit de ontvoerder niet geweest was. Het handschrift van de brief werd vergeleken met het manegeboek, dat De Jongh vroeger in de Oranjekazerne had bijgehou den en de overeenkomst was niet treffend. Zo kwam de man spoedig weer vrij. Die avond ontving de heer Bogaardt een tweede brief: Ge hebt zoals u zult zien 't geld voor niets gezonden, daar wachtte ik niet op. Ik ga weer naar Indië. Het was maar om je 24 uur je mond te laten houden. Ik heb het niet nodig, dat weet je wel. - v. R. De politie liet nu de koetsier rond kijken in diverse gelegenheden, waar deftige lieden bijeenkwamen. Zelfs de Witte werd bezocht, waar de man de historische woorden moet heb ben gesproken: „Ik wist niet dat de fatsoenlijke heren zoveel jenever dronken." Tevens namen de kran ten op 30 september een facsimile op van een brieffragment. Dit had succes, want enkele dagen later Zo zag het oude Blokhuis er uit, voor het in 1873 werd afgebroken. Toen de beklagenswaardige Willem Marianus de Jongh hier werd opgeborgen, was de gevangenis al gebouwd.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 6