NA BESTAAN VAN TIENTALLEN JAREN OPGEHEVEN
GEZELLIGE DRUKTE OP OUDE NIEUWESTAD
9
Een zaak die ongemerkt verdween JASPERS ZAADHANDEL
3-KeiVie 3ira»ito/e leest iedereen
AL EENS EERDER HEBBEN WE HIER BETOOGD, HOE IN EEN STAD ALS LEEUWARDEN
OEROUDE ZAKEN KUNNEN VERDWIJNEN, ZONDER DAT ER EEN HAAN NAAR KRAAIT
EN MET DAT ONTBREKEN VAN ENIG HANEGEKRAAI BEDOELEN WE DAN, DAT ZO'N
AFSCHEID ZONDER OOK MAAR DE MINSTE PUBLICITEIT GESCHIEDT; GEEN KRANT
SCHENKT ER AANDACHT AAN, NIEMAND ACHT HET BLIJKBAAR DE MOEITE WAARD
ER EVEN BIJ STIL TE STAAN. EN DAT IS TOCH WEL VREEMD, WANNEER WE BEDENKEN
DAT ZULKE BEDRIJVEN VAAK GENERATIES LANG IN DE STAD EEN KLINKENDE NAAM
HEBBEN GEHAD, DAT ZE AL WERDEN BEZOCHT DOOR ONZE OUDERS, DOOR ONZE
GROOTOUDERS, MISSCHIEN ZELFS AL DOOR ONZE OVER- EN BETOVERGROOT
OUDERS. WANDELEND OF RIJDEND DOOR DE STAD KAN MEN DAN OP EEN GEGEVEN
MOMENT MET EEN LICHTE SCHOK CONSTATEREN, DAT HET ZO VERTROUWDE BEELD
ER NIET MEER IS, DAT DE ETALAGES ZIJN LEEGGEHAALD, DAT DE GORDIJNEN VOOR
GOED ZIJN DICHTGEGAAN.
Een paar maanden geleden, om
precies te zijn op de negen en
twintigste mei, is er op die manier
bij het Gouverneursplein een win
kel tussenuitgeknepen, die er in
onze ogen „altijd'.' al was geweest,
de Zaadhandel vin Jasper op de
hoek van de Kleine Hoogstraat en
de Eewal: op die dag, een zaterdag,
zijn de laatste pakjes kanariezaad
en de laatste brokken hondebrood
er de deur uitgegaan.
Wie er, als immer daarvoor, een
paar dagen later naar een papegaai
of een stel parkieten of wat goud
vissen wou zien, vond er de witte
overgordijnen gesloten en een alles
verklarend bordje voor de deur:
„Wegens opheffing gesloten".
Natuurlijk is het niet zo, dat Jasper's
Zaadhandel hier inderdaad „altijd"
al was, maar het moeten al heel
ouwe veteranen zijn, die zich nog
herinneren, dat er op deze hoek
in de binnenstad wat anders zat.
Leggen we oude prentbriefkaarten
onder de loupe, dan blijkt ons, dat
er eerder in het pand tabakswaren
werden verkocht, maar ook in de
tijd van de Jaspers kon men er -
aanvankelijk - niet alleen voor vogels
en zaden, maar ook voor sigaren
terecht: op een van de ansichtkaar
ten uit onze collectie prijkt een
bord met deze artikelen aan de
voorpui, die in de oude tijd nog
bestond uit twee ramen met de
deur in het midden.
EXTRA AANDACHT
Jasper's Graanbedrijf en Zaadhandel
is indertijd opgericht door de
schoonouders van mevrouw S. Jas-
per-Greveling, die de zaak nu net
heeft geliquideerd. De zoon van
het oude echtpaar Jasper, Pieter
Jasper, zette het bedrijf van zijn
ouders voort tot zijn dood in 1960;
sindsdien leidde mevrouw Jasper-
Greveling de winkel, die van zoveel
stadgenoten altijd wat extra aan
dacht kreeg - wie bleef bij het
passeren van dit punt niet even
staan om te luisteren naar het
gekrijs van papegaaien en het ge
kwetter van de parkieten en om te
zien naar de rustig rondzwemmende
goudvissen en de rusteloos rond-
vladderende zangvogeltjes?
Nu is dit alles dus voorbij; zoals
gezegd zijn de gordijnen gesloten
en zit de deur op slot en als zoveel
eens zo gezellige hoekjes in de oude
binnenstad werd ook dit nu een
doods punt.
Op de foto uit de dertiger jaren, die
wij hierbij afdrukken zien we Jas
per's Zaadhandel nog in volle fleur
en kunnen we ook nog mooi het
Mevrouw Jasper-Greveling.... zaak
geliquideerd....
wonderlijke bouwseltje zien tussen
dit hoekhuis van de Kleine Hoog
straat en het eerste huis aan de
Eewal. In vroeger jaren werd dit
wel het kleinste huis van Leeuwar
den genoemd, maar dat was niet
juist: het bouwsel hoorde en hoort
nu nog bij het huis, waarin Jasper
zat. Het lijkt, alsof het tussen de
beide panden ingeschoven is en
volgens mevrouw Jasper-Greveling
is dat ook zo.
STEEG WERD BEBOUWD
„Eens" zo vertelde zij ons, „moet
hier een steeg zijn geweest en toen
de woning op de hoek te klein werd
voor een voortdurend groeiend ge
zin, is er een oplossing gevonden
door de steeg gewoon dicht te
bouwen; vandaar dus dat het lijkt,
alsof er een apart huisje staat.
Het wel wat op een potkast lijkende
stenen gevalletje voor de aanbouw
heeft de heer Jasper later afgebro
ken en de laatste jaren is het
„kleinste huis van Leeuwarden"
door mevrouw Jasper altijd als pak-
huisje gebruikt.
De Nieuwestad is van ouds het
centrum van Leeuwarden. Ook tel
len Voorstreek, Nauw en Wirdumer-
dijk een hartig woordje mee, maar
levendigheid en vertier vond men
in vroeger jaren vooral op de Nieuwe
stad. Op vrijdag was hier de „kiepe-
merk" om en onder het oude Waag
gebouw. Verder stonden er langs
de brede zijde tal van koopkraamp
jes waar standwerkers, vooral Joden,
voor de nodige „gein" zorgden.
Ook als winkelstraat speelde de
Nieuwestad een voorname rol. Op
zaterdagavond, wanneer de eenvou
dige werkman z'n weekloon had
gebeurd, trok menige huisvrouw
met de „slütkorfin haar arm naar
dat stadsgedeelte om inkopen te
doen. De kruideniers: Van der Goot,
Dieters en Briinger hadden dan heel
wat klandizie. Voor nog geen gulden
kocht je een korf vol kruideniers
waren: een pond suiker voor 22
cent, een ons thee (R.H. Dijkstra)
voor 16 cent, een ons koffie voor
een dubbeltje, een pond zout voor
4 cent, een pond stroop voor 8
cent en ga zo maar door.
Als manufactuurzaak stond „De
Zon", stille kant Nieuwestad bij
de Weerd, nogal hoog aangeschre
ven voor koopjes. Deze zaak, van
Tombrock, verhuisde later naar de
drukke kant en werd weer later
overgenomen door Vroom en Drees-
man.
Grote zaken, die men nu Waren
huizen zou noemen, was Leeuwar
den in die jaren niet rijk. Alleen
de winkel van Sinkel kan ik me
nog vaag herinneren. Het vermaarde
liedje ken ik nog heel goed: „In de
winkel van Sinkel is alles te koop,
potten en pannen, groene „otten"
en stroop. Zuurtjes om te snoepen
en pillen om te poepen!"
Een mooie zaak, hoofdzakelijk in
porseleingoed, was die van de heer
Huisinga op de hoek van de St.
Jacobsstraat en de Nieuwestad. De
etalages stonden vol met prachtige
theeserviezen en luxe vazen. Deze
Jelle Huisinga was een eigenaardige
koopman. Hij verkocht naar het
scheen, liever niet dan wel. Kwam
er iemand om een mooie vaas, dan
kreeg hij als antwoord: „die ver
koop ik niet, dat maakt maar een
gat in mien etalage! Wat hij wel
verkocht was bijvoorbeeld een
„duvel in dooske". Dat was een
cartonnen doosje van zo'n kubieke
decimeter. -Lichtte je het deksel
op, dat door een haakje werd dicht
gehouden, dan sprong een poppetje
te voorschijn, dat, volgens kenners,
de gelijkenis vertoonde met de
duivel in 't hiernamaals. Vijftien
centen kostte zo'n instrumentje.
Op de hoek Wirdumerdijk-Nieuwe-
stad stond de herberg „De Os".
Zo begin juli, hooimaand, kwamen
hier de greidboeren uit Friesland
om hannekemaaiers in dienst te
nemen voor het hooien. Voor het
café stonden dan troepen werk
zoekenden, wier werk het was de
landerijen te maaien en het gras,
met behulp van de zon in hooi te
veranderen. Velen van hen waren
Duitsers. Ze kwamen veel uit West-
falen. Sommigen bezochten Fries
land later als marskramer, de z.g.
„Lapkepoepen". Zo men zegt stam
men hier de Brenninkmeijers van af.
Al vóór de Eerste Wereldoorlog
hadden ze tientallen populaire
volkswinkels in kleding. Nu is de
familie Brenninkmeijer zeker zo'n
180 modepaleizen rijk in West
Europa.
Vóór de smalle Peperstraat, bekend
door de kroegjes van Pranger en
v.d. Noord, waar de werkman graag
z'n borreltje kocht, stond het ver
maarde „klokje". Dit vierkante
zuiltje met klok, gold als trefpunt
voor afspraakjes. Had je een af
spraakje met een meisje, dat je nog
maar oppervlakkig kende, dan werd
een ontmoeting beraamd bij het
veelbesproken „klokje". Morgen
avond acht uur bij het klokje was
dan de afspraak. Zeker veel Leeu
warder huwelijken zullen het gevolg
zijn geweest van de afgesproken
ontmoeting bij ,,'t Klokje" in die
jaren.
Op de Nieuwestad was het 's avonds
wanneer het weer het toeliet, een
drukte van belang. Jongelui moch
ten daar graag flaneren. Rijen ge
armde jonge meisjes lonkten naar
hun mannelijke leeftijdgenoten.
Vooral de soldaten van het negende
regiment vielen in hun smaak. De
militaire uniform heeft altijd het
vrouwelijke geslacht geïmponeerd.
Men slenterde in troepjes over de
hele breedte van de drukke zijde
Nieuwestad. Aan de overkant hep
haast geen mens. Uitwijken voor
auto's of fietsen was er niet bij.
Sporadisch kwamen deze voor.
Slechts een enkele keer moest men
even op zij gaan voor een landauer
waarin „the upper ten" van Leeu
warden had plaatsgenomen.
In de zomermaanden gaf kapel
meester De Jong van de onvergete
lijke schutterij een muziekuitvoe
ring op de Langepijp. Een dichte
haag mensen omringde dan het
muziekkorps. Van de Herensocië
teit - nu de zaak van Schweigmann -
werd het publiek niet toegelaten.
Het uitzicht mocht niet belemmerd
worden voor de deftige heren, die
onder de luifel hun bittertje dron
ken.
Tja, zo was het ongeveer, de ge
zellige drukte op de Nieuwestad in
die rustige tijd rond de eeuwwisse
ling.
J.C. VAN DAM