I Hier laehten opa en oma om 11 I LET WEL Ik vond er niks an Jfleine ^Crantoje leest iedereen JANUARI 1906 Klaagt N. V., opperman, Weerklank (Seringebuurt) no. 6, dat eenige buurvrouwen, o.a. de vrouw van Hermanus Gerrit Fransen, rondstrooien, dat hij (klager) zijn eigen dochtertje, oud 14 jaren verkracht heeft en dat de politie daarom in de nacht van 13 januari ten zijnen huize een onderzoek insteld. (Door de politie werd dien nacht onderzocht of V. werkelijk in een zeer armoedi- gen toestand verkeerde, zoals door zekeren Hoeben was meege deeld). Rapporteert de poldnr. Winkel, dat hij omstreeks 1 3/4 uur, in de richting van Achter de Hoven heeft hooren gillen en moord heeft hooren roepen door een vrouwenstem; een onmiddellijk door hem ingesteld onderzoek heeft geen resultaat opgeleverd. Hedenmiddag te 3 1/4 uur werd door den heer Meijer, adjunct inspecteur der Hollandsche Spoor, wonende aan den Westersingel, per telefoon kennisgegeven, dat zich jongens op het ijs der gracht aldaar bevonden en dat hem dit gevaarlijk voorkwam. De poldnr. Tadema, die een onderzoek instelde, rapporteerde daarna, dat geen hunner het ijs verkoos te verlaten, niettegenstaande herhaal de waarschuwing. Rapporteert de poldnr. 3e klasse Terpstra, dat hem is medege deeld, dat de beruchte Egbert Westra met een dochter van Willem Gorter (Zwarte Willem) bij Tak, winkelier in dranken aan de Voorstreek, was binnengegaan, een flesch jenever had besteld en dat de meid van Gorter toen, zonder betalen, met de flesch aan den haal was gegaan, gevolgd door Westra. Rapporteert de poldnr. 3e kl. Vollema, dat voormelde personen (Westra en de meid van Gorter) hetzelfde feit hebben gepleegd bij den tapper Van der Hoek aan het Oldegalileën. Klaagt Anne Bons, arbeider, wonende aan de Vonkebuurt dat een jongen van de wed. Willegers, Breedeplaats, een hem (Bons) behoorend hondje vasthoudt. Te 9 1/2 uur is door de brigadier Turksma in de slaapstede van Nijboer in de Ayttasteeg aangehouden Klaas de Poel, geboren te Zwaagwesteinde 20 december 1876, los werkman, zonder vaste woonplaats, als verdacht van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Hij schreef den 27 Dec. 1907 vanuit Amster dam een brief aan den Minister van Oorlog, waarin hij Z.E. be dreigde met naar Den Haag te zullen komen als hij (De Poel) niet werd aangenomen voor den dienst in Indië en dat het hem (den Minister) zijn leven zou kosten. Verzoekt Vrouw N., wonende aan het Schoppershof, opsporing van haar man, die haar voor vijf a zes weken geleden verlaten heeft. Klaagt Baukje Reitsma, oud 21 jaar, wonende in de Oude Lom- bardsteeg, dat Ruurdje Dijkstra, wonende aan de Oosterkade, heeft rondgestrooid dat klaagster een kind heeft gehad. Rapporteert de Inspecteur van Politie, dat de paarden, gespannen voor een ledigen vrachtwagen van den oliefabrikant J.G. v.d. Meij, op de Grachtswal op hol zijn geslagen en dat bij het opren nen der le Kanaalsbrug de wagen stuk sloeg tegen het hekwerk dier brug, terwijl de bestuurder Uiltje Keizer, wonende aan de Pietersburen, door den schok tegen een der hoeklantaarns werd geslingerd. Rapporteert de pol.dnr. 2e kl. Inia, dat omstreeks 3 1/4 uur een hem bekend persoon, die op de schaatsen reed, onder de Noorder- brug door het ijs is gezakt en zich zelf heeft gered en direct is weggereden. Klaagt Leentje Seinstra, dienstbode, thuisbehorende bij haar vader Jan Seinstra, schipper, liggende aan de Oosterkade, dat zij een prentbriefkaart met voor haar beleedigend opschrift heeft ontvangen. Zij verdenkt van het schrijven en zenden dier kaart Betje Mud, dienstbode aan boord bij de weduwe Bruinsma aan de Nieuwekade. Klaagt Cornelis Johannes Valkhof, oud 16 jaar, wonend aan de Oranje Nassaustraat, dat gisteren zekere H. de V., oud 17 jaar, wonende aan het Zuidvliet, klagers rijwiel, dat stond op het sportterrein aan de Emmakade in zijne nabijheid, heimelijk heeft weggenomen en geruimen tijd later met gebroken voorvork heeft teruggebracht. De V. toonde zich zelfs onwillig om de schade te vergoeden. Onderzocht zal worden of De V. opzettelijke ver nieling heeft gepleegd. Rapporteert de pol.dnr. Kamminga, dat op de Wirdumerdijk een groote, zwarte verwaarloosde hond voor de vrachtwagen van den stalhouder Schaap, bespannen met een paard, bestuurd door JeJte Miedema, doordat de hond voor den wagen niet zoo vlug kon wegkomen, is dood gereden. Het Cadaver is naar het aschland gebracht. ntunittëtn HET GOEDE VOORBEELD „Wat een zoet kind heb je toch, buurvrouw." „Ja, dat heeft het van zijn vader. Dien wordt telkens wegens goed gedrag een paar weken van zijn hechtenis kwijtgescholden. DE REDEN „Eén dienstmeisje, dat zich vanmiddag voorstelde, maakte een bijzonder goeie indruk?" „Waarom heb je haar dan niet genomen? „Toen ze haar getuigschriften te voorschijn haalde zag ik in haar koffer een groote tube porceleinlijm." ONHOFFELIJK Dame, terwijl ze een kiek laat zien van haarzelf als baby op den arm van haar moeder: „Ziet u, zoo zag ik er achttien jaar geleden uit!" „Zoo, en wie was dan dat kind op uw arm?" Gastheer: Met deze pijp heb ik iemand eens een benauwd kwartiertje bezorgd! Gast: Hm, weet je zeker, dat 't niet een van je sigaren was? DUIDELIJK Uit het programma van de land bouw- en veeteelttentoonstelling te Pieterbroek: 10 uur: aankomst van het vee. 11 uur: ontvangst van de eeregasten. 12 uur: gemeenschappelijke maaltijd VANWAAR? Hakkel is zich doodgeschrokken. Hij slaat het morgenblad op en vindt daarin een volledige doodsadverten- tie van hemzelf; naam, adres, ouder dom, beroep - alles klopt. Hakkel snelt naar de telefoon en belt Pikkel op: „Zeg, heb je 't al gelezen?" „Wat bedoel je?" „Nou, mijn doodsadvertentie in de krant." „Ja, hm." Pikkel aarzelt even én dan: „Zeg, Hakkel, van waaruit bel je me eigenlijk op?" PROMPTE BEDIENING De loodgieter belt aan bij de fam. Pietersen: „Ik kom voor die ge sprongen pijp." „Ik heb niemand besteld." „U bent toch mevrouw Jansen?" „Nee.de Jansens zijn twee maanden geleden hier weggegaan!" „Nou, dat zijn ook nette menschen. Eerst laten ze je komen en dan trekken ze zonder meer ertusschen uit." IN HET BELANG DER DRIE GEBROEDERS HENDRIK, JAN EN THOMAS, ALLE DRIE NOG MINDERJARIG, WONENDE TE FRIENS, WORDT AAN HET PUBLIEK BERIGT, DAT ZIJ VOORTAAN NIET MEER DE NAAM SIDERIUS, MAAR VAN DER MEER ZULLEN SCHRIJVEN. (1851 Meneer Koopmans was de vertegen woordiger voor de Noordelijke pro vincies van de V. List en Bedrog" en hij woonde in Amsterdam, 't Was een gure herfst-avond, regen en dikke mist, zodat hij besloot zijn reis voor vandaag maar af te breken om ergens in Leeuwarden te over nachten. Het was niet verantwoord om verder te rijden. In een klein knus hotelletje nam hij zijn intrek en hij maakte het zich gezellig in de gelagkamer met het avondblad en een borreltje, 't Kon geen kwaad, hij reed toch niet meer vanavond. Hij trof het, in zoverre, dat zijn tafelbuur, een kort gemoedelijk heertje, zich ontpopte als een ge zellige causeur en het duurde dan ook niet lang of meneer Koopmans wilde hem een sigaar aanbieden. „Heel vriendelijk van U" zei het gemoedelijke heertje, maar mag ik bedanken? Want ik heb één keer van mijn leven een sigaar gerookt, maar ik vond er niks an. Nou, dan hou je der met op he, vindt U ook niet?" 99 „Nou, neem dan een borrel van me, ik wil toch iets aan U kwijt", zei meneer Koopmans. „Voor de tweede keer", zei het heertje vriendelijk lachend, „mag ik bedanken, 't Komt, ik heb één keer in mijn leven een borrel gehad, maar ik vond er werkelijk niks an. Nou, dan hou je der met op he?" Natuurlijkzo zou het mij ook gaan"zei meneer Koopmans, „maar wat denkt U, zullen we een partijtje biljarten?" „Nou, 't is alsof de duvel er met speult, dat U me dingen vraagt, die me weinig interesseren", zei het heertje. Jk biljart n.l. niet. Ik heb in mijn hele leven maar één partijtje gebiljart. Maar eerlijk, ik vond er niks an. En dan doe je het niet weer he?" ,Maar, als U even wilt wachten, mijn zoon kan direct binnen komen. Die speelt graag biljart". „Oh" zei meneer Koopmans, „hebt U een zoon? Enig kind vermoede lijk?" LIWADDER

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 11