JELTJE STAPHORSIUS WERD HONDERD TWEE 4 ■t TH l ehie THranteje leeM iedereen Cié J<rfA ÏV&t Wuj[ VEERTIG JAAR GELEDEN heer naar z'n zoon brengen in de Weerd. Zijn kleinzoon heeft later die typeschool gehad. Eén keer heb ik de oude heer ver geten. 't Was zomer en de dames waren op vacantie. Mijnheer logeer de bij zijn getrouwde dochter, mevr. v. Gemert, kledingwinkel, hoek Ipe Brouwersteeg en ik had hem naar de Prinsentuin gebracht. „Dag mijnheer, tot straks!" „Mooi meid, haal rrtij maar weer om een uur of seven". Om negen uur zat die stakker daar nog en ik maar spelen. Tot mijn moeder mij riep en zei: „Mustou meneer niet ophale?" Ik sei: „Ja moeke, hoe laat is 't". „Bijna negen uur" sei moeke. Nou ik weg. Maar ik kreeg geen standje hoor: „Soa meid, is se daar al". „Ja, meneer, is 't niet wat laat". „Nou nee, maar Hedenochtend brachten we een be zoek aan de oudste inwoonster onzer stad, Jeltje Boonstra, geboren Stap- horsius, verpleegde in het Rusthuis der Nederlandsch Hervormde ge meente in de Groote Kerkstraat alhier, die vandaag haar 102en ver jaardag beleeft en ook bewust viert. Het bleek ons, dat de vader van het huis wel gelijk had, toen hij bij ons binnenkomen beweerde, dat de oude vrouw flinker was dan op haar lOOen verjaardag. Jeltje zat in haar helder bedje in de ziekenzaal en stak ons al dadelijk haar hand toe met de woorden: „vriendelijk bedankt, hoor". Ze be greep al dadelijk waarvoor we kwa men. Terwijl ze onze hand vast hield, legde ze haar andere blauw dooraderde hand op onzen arm en zei: „Ja, ja, ik had nooit gedacht, dat ik al weer jarig zou zijn". Toen de zuster haar hedenochtend feliciteerde en klaar maakte voor het bezoek, dat te wachten was, vroeg ze: „is zuster jarig?" Toen deze haar beduidde, dat zij het zelf was, zag ze even stil voor zich uit Verder lezen op pagina 11 Lezers klommen in de pen PRECIES ZEVENTIG JAAR GELEDEN WERD DEZE FOTO GEMAAKT VAN EEN STRAAT, DIE NU EEN HEEL ANDER AANZIEN HEEFT - WIE HERKENT AAN DIT PLAATJE ONMID DELLIJK DE HUIZUMERLAAN? DE HUIZUMERLAAN WAS ANNO 1901 INDERDAAD NOG EEN LAAN MET EEN DUBBELE RIJ PRACHTIGE BOMEN EN SLOTEN AAN DE KANT. EN TOEN KON JE IN DEZE LANDELIJKE OMGEVING OOK NOG HEERLIJK- WANDELEN, ZOALS GRIETJE VISSER-MEULENBELT DAT DEED OP HET MOMENT, DAT DEZE FOTO WERD GEMAAKT; WE ZIEN DEZE CHARMANT GEKLEDE DAME RECHTS MET DE KIN DERWAGEN. PAS DEZE MAAND IS MEVROUW VISSER OVERLEDEN, RUIM ZEVEN EN NEGENTIG JAAR OUD, EN NOG MAAR ENKELE WEKEN GELEDEN, TOEN EEN VAN ONZE ABONNEE'S HAAR IN HET SINT JOZEF PENSION BEZOCHT, WIST ZE ZICH HET MAKEN VAN DEZE FOTO NOG HAARFIJN TE HERINNEREN. „DIE FOTOGRAAF ZEI: JOU MUTTE DIE WAGEN EEN BITSJE SKEEF ZETTE, DAN KOM JE ER BETER OP, JA, ZEI IK, MAR IK MUT ER OP PASSE, DAT DE WAGEN NIET DE SLOOT INROLT..." ENFIN, DAT LAATSTE IS GELUKKIG NIET GEBEURD, ZODAT WE DE BABY VAN TOEN, BAVIUS VISSER, NU ALS EEN KRASSE ZEVENTIGJARIGE NOG GEZOND EN WEL KUN NEN AANTREFFEN IN ZIJN WONING AAN DEZE ZELFDE HUIZUMERLAAN, VLAK BIJ DE PLAATS WAAR ZO LANG GELEDEN DEZE FOTO WERD GEMAAKT. HERINNERINGEN De foto's van de Harlingerstraat, die in 't Kleine Krantsje hebben gestaan, liggen mij na aan 't hart. Want op de onderste foto, gemaakt door de heer H.J. Craye, ik heb hem zeer goed gekend, staan tante en oom Van der Geest. Woonden in de Harlingerstraat en ik kende zowat iedereen. Doe Haasdijk was nog klein, Metje Schaaf van mijn leef tijd Kermans. Fam. Voort, leraar destijds Mulo Achter de Hoven. IJkema, mej. de wed. Proeskie, breed gouden oorij zer met juwelen veren, woonde op een bovenhuis rechts. Ik moest wel eens een hoofdkaasje van 25 ct. voor haar halen bij de Vries in de Grote Hoogstraat, hoek Klokstraat, de fijnste hoofdkaas van Leeuwar den. De stiefdochter "van de heer Craye was mej. Alida Ringler, een voordrachtskunstenares, begiftigd met vele eretekenen en medailles. Mijn vader was besteller bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij en hij moest haar koffer van huis halen en naar de trein brengen, wanneer ze optrad en later weer van de trein halen en thuis bezorgen. Dan zei ze altijd: „Dag Juffrouifc. Wil Sielstra mor genochtend de koffer komen ha len? Voor de trein vanDie kof fer was zo zwaar als lood. Het was zeker de hoepeltijd. Tegen Pasen of zo gingen we met de versierde hoepel langs de deuren: „Het juffer oek wat over voor de versierde hoepel?" Dan kregen we een cent of een nutske. Het was een heerlijke tijd. Noten, knikkers, grif- feltsje skiete en pompe met kesse- pitten. Hoetsjeballe en tiepele, och och. Ik had 's zondags altijd een witte schort voor, nou die was 's avonds al zwart. En ik speelde 't liefste met de jongens. Altijd won ik van hen. Soms zaten we te eten 's Zondags plm. 3, half twee, kwam er een jongen aan de deur: „Buvrou is Froukje oek thus?" „Ja, wat is er dan?" „Froukje mut deurspeule, want se wint van ons allemaal". Dus na 't eten weer neutsjeskiete. Vaak moest ik opgehaald worden, want dan vergat ik dat er zoiets was als etenstijd. Toen ik 10 jaar was deed ik bood schappen bij de dames Schafraad Kleine Kerkstraat. Zij waren costu- mières en werkten voor deftige dames. Mevr. Brunger theehandel, mevr. Huber, Nieuwestad. Dames Sonius, Nieuwestad, naast Hüsinga in 'e Bril. Hun vader was blind en al tachtig jaar oud. Ik moest de oude 't wud hier wat stil in 'e tun". Zijn handen waren helemaal koud. Och heden, ik had er süver gien wille om. Juffrouw Jetske (mevr. v. Gemert) zei tegen mij: „Is 't niet wat laat wudden?" „Ik sei: „Ja, juffrouw, ik docht er niet meer an". „O", zei ze, „ik was toch so onge rust. Gelukkig dat vader der is. Maar gauw een kopke thee. Wil Froukje oek een kopke?" „Astublieft, juf frouw". Dat liep mooi met een sisser af. De heer de Vries in de Oude Ooster straat goed gekend. Zijn zuster gaf handwerkles in de derde klas van school. Later had ze hier in Den Haag een zaak, zoals haar broer in Leeuwarden; dat was aan de Laan van Meedervoort. Ik ging er vaak langs met de tram. Eens logeerde ik in Leeuwarden, kwam bij de Vries in 'e winkel en zei dat ik vaak langs de zaak van zijn zuster reed. „Nou" zei hij, ,,'n mooi lid is zij; ze het de boeken er utdonderd, nou donder ik de handwerken er üt!" O, wat heb ik gelachen. Grietje Jielof, dochter van Flippus heeft er ook een poosje in de winkel gestaan. Je kon je slap lachen als ze tegen mekaar aan de gang waren. „Grietje, doen dit of dat even". „Aa man, bin je niet wies, dat kan ommes niet. Laat ons nou maar begaan, daar weet jou toch niks van". Later schrijf ik nog eens iets over schaatsrijden en over de kazerne waar de heer Van Dam over schreef. Ik meende dat de heer Dorgeloo geen zoon had, alleen een stuk of zeven dochters. Den Haag Mevr. F.G. Bijlsma- Zijlstra PIETERSELIEWALTJE Het deed me een groot genoegen in het Kleine Krantsje een afbeel ding aan te treffen van het oude Pieterseliewaltje, waarop geheel rechts een stukje van mijn geboorte huis. Voor die huizen langs liep vroeger een stenen pad en op het eind naar de Oldegaiileën was een stal van de slagerij, waarvan de naam Tonslagerij afstamt. In de huizen was toen nog geen waterleiding, alleen in de stal was een kraan. Iedere morgen, voor we naar school gingen, moesten mijn broers en ik een paar emmers water halen, wat voor ons, omdat we op één na het laatste huis woonden, een hele op gave was. Het hokje rechts op de foto was de W.C. van de bewoners wier huizen niet op de foto zicht baar zijn, doch haaks op onze hui zen stonden. Iedere bewoner had daarvan een sleutel. Ongeveer in het midden van onze huizen was een mestvaalt van de sloot, die voor de slagerij dienst had gedaan. Regelmatig verscheen in de Dok kumer Ee een boot, waarin de ton nen vlees werden geladen voor ver voer naar Engeland. Eens was er een stier losgebroken en rende de slager naar de huizen om de mensen te waarschuwen de blinden voor de ramen te doen, zeker uit vrees dat hij er door zou springen. Even later hoorden we een schot en was het gevaar geweken. Het huis links op de hoek werd bewoond door de fam. v.d. Werf en verder woonde er „tonneman" v. Laar, die opviel door een grote zwarte baard, en o.a. de fam. Alves. De sloot voor ons huis was voor de kinderen ideaal. Als er ijs was mochten we tot aan de Dokkumer Ee rijden, want die werd lang opengehouden door de Dokkumer boot. Het water scheppen met emmer en puthaak was ook een dagelijkse gebeurtenis want dat werd voor de was gebruikt. In het laatste huis rechts woonde de heer Tabernal, waaraan U ook al eens een artikel hebt gewijd. Rest mij nog te zeggen, dat ik met veel genoegen Uw Krantsje lees. Voorschoten C. v.d. Heijde Niet uitzonderlijk groot is het aantal Leeuwarders, dat de honderd haalt. Vandaar dat de meeste stadgenoten zo uit het hoofd wel enkele namen kunnen noemen van mannen of vrouwen in deze stad, die in het verleden de honderd toch wel hebben gehaald. Veel ouderen zullen zich stellig Jeltje Boonstra-Staphorsius herinneren, die op de derde oktober 1931 de mooie leeftijd bereikte van honderd en twee. Het lijkt ons aardig nog eens over te schrijven, wat de krant toen over het bereiken van deze mijlpaal te vertellen had. Hier komt het verhaal. Ik speulde 't liefste met de jonges...

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 4