Het gezin van meester Boersma Hier lachten opa en oma om LIEDJES UIT VROEGER TIJD 7 ILIEFOTO STADSNIEUWS VAN VROEGER t 3^.leine ^ICrantoje (eeot ieder\ Vandaag een zeer bijzondere herinnering aan een lang vervlogen tijd: een prachtige familiefoto, misschien wel honderd jaar geleden gemaakt op het atelier van J.H. Slaterus aan de Langemarkt- straat „tegenover het Station". We zien het gezin van de heer Th. Boersma en deze meneer Boersma, geboren in 1846 in Beetsterzwaag, is sinds 1874 hoofd van verschillende scholen in Leeuwarden geweest. Dat betekent dus, dat alleen de oudste veteranen onder ons hem nog zullen hebben gekend, want het is ook alweer bijna zestig jaar geleden (1914) dat hij overleed. Best mogelijk - maar wij weten het niet - dat er nog afstammelingen van deze meester Boersma leven in onze goede stad; voor hen zal deze foto speciale herinneringen oproepen. Overigens is ze voor ons allen interessant: zo gingen de dames en heren nu gekleed in opa's tijd! EEN KRANIG KERELTJE Hij redde zijn 8-jarig broertje Het ijs is thans meer dan gevaarlijk, vooral in de nabijheid van de brug gen. De jeugd schijnt dat, ondanks herhaalde waarschuwingen, maar niet te willen gelooven, ondanks het feit, dat iedere dag voorbeelden met min of meer ernstige afloop brengt. Zoo was het hedenochtend, onge veer halftwaalf het 8-jarige zoontje van den heer Reitsma, Werkmans- lust 25, die zich op het ijs bij de Vrouwenpoort had gewaagd en er op een gegeven oogenblik doorzak te. Krampachtig klemde hij zich aan het steeds afbrokkelende ijs vast om zoo lang mogelijk het hoofd boven water te houden. Hel pen was zeer gevaarlijk, althans voor volwassenen, die ongetwijfeld door het ijs zouden zijn gezakt. Het 9-jarige broertje echter, dat ook in de nabijheid was, versaagde niet. Glijdend op zijn buik trachtte hij, nageoogd door tallooze menschen op wal en brug - die in angst en beven zijn dappere pogingen gade sloegen - den drenkeling te bereiken en hem de helpende hand te bieden. Daartoe kon hij echter niet dicht genoeg bij zijn broertje komen. Maar nog gaf hij den moed niet op. De jas werd uitgetrokken en dra was toen de verbinding tot stand gekomen. Pak vast en houd vast was de bood schap. De drenkeling in zijn Joods angst hield vast en langzaam maar zeker moest het water zijn slacht offer loslaten. Toen het maar even vertrouwd was namen sterker han den het werk over en de drenkeling was gered. Zoo goed als uitgeput konden red der en geredde naar huis gaan. Misschien zullen zij nu hun vriendjes vertellen hoe gevaarlijk het ijs wel is. HOLLANDS VLAG Hollands vlag, je bent mijn glorie, Hollands vlag, je bent mijn lust. Tc Roep van louter vreugd victorie. Als ik je zie aan vreemde kust. Op de zee en aan den wal, Hollands vlag gaat bovenal! Als je haar in vreemde baaien, Mijlen ver van 't eigen strand, Sierlijk van den mast ziet waaien, Als een groet van 't vaderland Voel j'een vreemd verheugenis, Voel je eerst recht, hoe mooi ze is. ONS LIED Ik ben de zanger, die trekt door het land, Een zwerver langs velden en wegen, In dorpen en steden, langs weiden en strand, Klinkt helder mijn stemme u tegen: Ik ben de drager van 't Hollandsche lied, Ik breng het in huizen en zalen, Dat lied is mijn trots, ik ruil het niet Voor 't schoonst uit oneigene tale. Ik ben de zanger van lust en van leed, Ik deel in de vreugden en smarten, En waar ik verschijne, mijn lied is gereed. Dat spreekt tot de Hollandsche harten: Ik ben de drager van 't Hollandsche lied, Ik breng het in huizen en zalen, Dat lied is mijn trots, ik ruil het niet Voor 't schoonst uit oneigene tale. Ik ben de zanger, die zingt voor zijn land, Of anderen ook smalen en tarten, Ik klop aan uw woning, mijn luit in de hand, En roep met mijn üed tot Uw harten: Weest met mij de dragers van 't Hollandsche lied, O, brengt het in huizen en zalen; Het blijve Uw trots, ons Vaderlandsch lied, Dat lied onzer eigene tale. DUBBELZINNIG „Mijn goede man is gestorven, heel kort nadat wij getrouwd waren." „Zoo, zoo, dan heeft hij dus niet lang geleden." HATELIJK „Jij gelooft dus aan heelemaal niets?' „Ik geloof aan alles wat ik begrijpen kan." „Nu ja, dat komt dus eigenlijk op hetzelfde neer." GOEDE RECLAME Jansen ziet een spiksplinternieuw kwartje op straat liggen. Hij kijkt voorzichtig om zich heen, dan laat hij er als bij toeval zijn zakdoek op vallen en bukt zich. Maar het kwart- je zit stevig vast. Terwijl hij hevig aan het peuteren is, gaat een winkel deur open, den winkelier roept: „Nu ziet u hoe goed onze lijm kleeft. Zal ik een fleschje voor u inpakken?" BENJAMIN Herman maakt zijn eerste bezoek bij zijn aanstaande schoonouders en wordt ten eten gevraagd. „Mijn kompliment, mevrouw, zoo lekker heb ik als vrijgezel in lang niet gegeten." Kleine Frits: „Wij ook niet, oom." SNUGGER „Het is zoo'n snugger kereltje", zei de gelukkige moeder. „We hadden hem nooit gezegd wat bloemen waren, maar toen hij er een zag, riep hij dadelijk „bwob". „Zoo? En wat beteekent bwob? vroeg de bezoeker. „Bloem, natuurlijk". (1942)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 7