KOOS DOUMA DACHT VAAK AAN TIJD
VAN DE DILIGENCE TERUG
Inde buurt van
de grote kerk
Na het overlijden van een oude grimeur Interview van 10 jaar terug
t 3£(éine S^ranto/'e leeót iedereen
„Mooie grappen achter de coulissen? Ach man, je lachte je altijd
kapot. Vooral met Schuit, ja, ik zeg Schuit, maar het was Schuit
maker natuurlijk - met die Schuitmaker viel altijd wel wat te
beleven, die haalde altijd streken uit. Op een keer moest rooie
Zuiderveld, die toen nog als bode met de hondekar op Leeuwar
den liep, in Oudkerk opkomen als konijnedief. We hadden
daarvoor een imitatiehaag gemaakt met een gat er in. Daar moest
ie dóórheen kruipen, terwijl het toneel helemaal in het donker
lag. Maar vlak voor ie op zou, kwam Schuit er aan met een grote
bel en hing dat ding achter het gat. Nou kun je nagaan, wat er
een moment later gebeurde, toen de hele zaal in uiterste spanning
wachtte op de komst van die konijnedief. Je kon er een speld
horen vallen, tot Zuiderveld door dat gat heenkroop en van
rinkeldekinkeldeking die bel begon te luiden!"
„Op een andere keer, ik weet beslist
niet meer waar, kwam er een vent
in het stuk voor, die een kruik op
z'n schouder moest zetten. Nou
was dat natuurlijk de moeite niet,
maar voor het doek omhoog ging
had Schuit dat ding vol zand ge
gooid, zodat die kerel zich kapot
tilde om met al z'n kracht die kruik
op de schouders te krijgen. En
intussen konden we achter de cou
lissen die stakker horen kreunen en
steunen en mopperen natuurlijk,
want zo'n jongen had direct ook
wel in de gaten, wat er precies loos
was met die kruik..."
Deze en nog vele andere mooie
verhalen konden we horen uit de
mond van de net achtenzeventig
jaar geworden Koos Douma, een
op en top Leeuwarder, die als
„scheerder", als toneelkapper en
grimeur op een lang en veelbewogen
leven kan terugzien.
En die dat ook volgaarne doet, want
deze tijd van raketten en atoom
energie mag dan misschien aantrek
kelijk zijn voor de jeugd, voor een
veteraan, die tegen de tachtig loopt,
gaat er toch niks boven de tijd,
toen de diligence nog over de kin
derhoofdjes van de smalle Leeuwar
der straten reed.
De heer Douma heeft dat allemaal
zelf nog meegemaakt en hij herin
nert zich bijvoorbeeld nog best, hoe
de elite van Leeuwarden zich voor
de gebruikelijke nieuwjaarsreceptie
van de Gouverneur naar het Paleis
aan het Hofplein begaf: in hun
prachtige, glimmend gepoetste koet
sen met een keurig geüniformeerde
koetsier op de bok en een tweede,
niet minder fraai uitgedoste bedien
de „achterop".
HEEL ANDERE SFEER
„Ik weet niet, wat het precies is,
maar dat mis je nu, er is nou een
heel andere sfeer, het is lang zo
gezellig niet meer. Maar dat wil niet
zeggen, dat het vroeger zoveel beter
was hoor - de dienstmeisjes hadden
het toen op hun kleine kamertjes
bij die hoge heren ook zo best nog
niet... Maar gezellig, ja, gezelliger
was het toen wel!"
Veertien jaar was de kleine en nog
snorloze Koos, toen hij zijn loop
baan als kappersgezel begon bij
„Pa" Dumoree, de pruikenmaker
in het Naauw, „de enige zaak in
Nederland, die op zondag gesloten
was".
Dat was in 1897 en in een tijd, dat
er - buiten de schouwburg - nog
heel wat pruiken gedragen werden:
de mensen waren toen blijkbaar
banger voor een koud hoofd dan nu.
„We maakten daar hele pruiken
voor mensen, die geen haar meer op
hun hoofd hadden en „toupeetjes"
voor heren met alleen maar een
kale plas. „Pa" Dumoree droeg er
zelf ook een, daar kon je werkelijk
niets van zien".
In 1903 moest de heer Douma in
militaire dienst, maar hij kon door
hoed bijna tegen de grond. Aan de
overkant had je de Sociëteit en
op zaterdagavond hadden we een
concert voor de deur. Jongens, ja
wat was het gezellig daar; trouwens
daar niet alleen. In het Marianne-
straatje trad toen het Duo Carels
nog op, die later naar de Korfma-
kersstraat zijn gegaan - ach man,
als ik er aan terugdenk, wat was
het allemaal nog anders toen!"
Tijdens de eerste wereldoorlog was
de heer Douma weer militair, daarna
kwam hij bij Kindermans in de
Schrans, waar hij een dikke dertig
jaar gebleven is, eerst bij de heer
Kindetmans zelf, later bij de heer
van toneelclubjes, die al lang geleden
ter ziele zijn gegaan.
Maar tweemaal heeft de heer Douma
het in heel die lange toneelloopbaan
meegemaakt, dat een voorstelling,
door onvoorziene omstandigheden
niet kon doorgaan en maar eenmaal
liep het op de planken op zo'n
janboel uit, dat de toneelmeester
het doek al ver voor het eind van
de voorstelling liet zakken. Nog
herinnert hij zich een vergeefse
reis - op de racefiets - naar Oudkerk,
waar letterlijk nog geen hond in de
zaal zat, toen het aanvangsuur sloeg.
„Jimme mutte mar weer naar huus
gaan" zei baron Van Sminia toen.
de spoorwegstaking meteen voor
twee maanden met vakantie gaan.
Later heeft hij de diensttijd ook
niet bepaald als een kwelling er
varen: doordat hij zelf zijn superi
euren het scheermes op de keel
mocht zetten, ontstond er tussen
commandant en gewoon soldaat
altijd een bepaalde sfeer van vriend
schap en vertrouwelijkheid, waar
van de milicien Douma nimmer
verzuimd heeft een passend gebruik
te maken...
Met het burgerpakje weer aan kwam
Koos Douma na zijn diensttijd voor
een korte periode in Meppel en
Amstelveen terecht, tot hij naar
Leeuwarden terugkeerde en bij Hen
driks op de Nieuwestad (later Hei-
kens en nog later V. D.) de
zeepkwast in handen kreeg.
ELITEZAAK
„Die Hendriks had een elitezaak.
Daar kwamen de Van Harinxma's,
de Van Sminia's en de Van Eysinga's
en niet te vergeten Boeïens van
Eysinga uit de Prins Hendrikstraat:
wanneer die iemand groette, draaide
hij zich helemaal om en zwaaide z'n
Talman, die het toneelkappen van
de eerste overnam.
BIJ HET TONEEL
fjet was in dit bedrijf, dat de heer
Douma als grimeur in contact kwam
met het Friese toneelleven in al z'n
schakeringen.
Hij trok, gewoonlijk op de fiets en
niet zelden bij het slechtste weer,
de hele provincie door, schminkte
beginnende amateurtjes in Oostma-
horn en Oosterzee en beroepsartis-
ten van naam in Sneek en in Leeu
warden en hield in die tientallen
jaren honderden mensen letterlijk
een masker voor.
Tot 1954, toen hij dus al over de
zeventig was, heeft hij dit grimeurs-
werk volgehouden, toen vond hij,
dat hij genoeg tonelisten bij de
neus had gehad en hield er mee op.
Nu geniet hij dus van een rustige
ouwe dag, maar vaak gaan z'n ge
dachten terug naar de duizenden
toneelvoorstellingen, die hij van
achter de coulissen af heeft gezien
van verenigingen, die nog altijd
bestaan en volle zalen trekken en
Een andere keer was de heer Douma
al op weg naar Akkrum, toen er
plotseling boven Friesland een or
kaan losbarstte en de wereld leek
te vergaan. Ook op die avond kwam
de grimeur niet aan 't schminken
toe.
En die janboel was hier in ons eigen
Leeuwarden, waar de operette Ro-
semarie draaide in Zalen Schaaf,
„voor Ome Louis er in kwam om
er de zaak te reinigen".
Halverwege de voorstelling ontstond
er zo'n ruzie in de zaal en werd het
zo'n algemene knokpartij, dat ze
toen met het toneelspelen maar
opgehouden zijn.
T LEEK SOMS NERGENS OP
Maar overigens is het altijd goed
gegaan en brachten de tonelisten
hun voorstelling tot een goed eind
- bij wijze van spreken dan, want
soms - zegt de heer Douma met
een milde glimlach - leek het gewoon
nergens op. Wat dat betreft heeft
de bejaarde grimeur uiteraard ook
alles gezien: voortreffelijk toneel,
heel middelmatig toneel, maar ook
onbeschrijflijk slecht toneel.
Maar hoe ze op de planken ook
mochten zijn, uitblinkend, maar
zo-zo, of uitgesproken slecht, de
heer Douma heeft ze allemaal met
veel toewijding geschminkt. En hij
zou er meteen weer mee beginnen,
wanneer hij vijftig, zestig jaar jonger
Vervolg Van pag. 2
op de ramen te bonzen en luid te
schreeuwen van „aap, aap!"
De meester kwam dan, gewapend
met zijn aanwijsstok de school uit
vliegen, op ons af. Wij natuurlijk
hard weg, het slecht verlichte Ja-
cobijner Kerkhof op.
Wat ook, bij ons jongens, de aan
dacht trok was de smederij van de
heer Kroes, hoek Grote Kerkstraat.
In die tijd speelden het aambeeld
en de blaasbalg nog een voorname
rol. Graag mocht ik door de ruiten
naar het werk van de smid kijken.
Krachtig werd er dan met een
voorhamer op een gloeiend stuk
ijzer op het aambeeld geslagen zo
dat de vonken in het rond spatten.
Het leek net vuurwerk.
De heer Kroes, vroeger leraar aan
de Ambachtsschool in de Speel
mansstraat, was bekwaam in 't ver
vaardigen van kunstsmeedwerk, dat
vaak op tentoonstellingen werd
bekroond: Ook het ijzeren hek om
de Wilhelminaboom, vóór het stad
huis, is van zijn hand. Jammer dat
dit fraaie hekwerk nu zo verwaar
loosd is.
Nu rond-wandelend om de Grote
Kerk, ontdek je dat er betrekkelijk
weinig veranderd is. Rechts van
de Grote Kerkstraat is nog de R.K.
school, vroeger een gewone school,
nu een Mavo. Daarnaast, op de hoek
van de Perkstraat was voorheen de
Joodse school waar aan Joden les
werd gegeven in het Hebreeuws.
Tegenover deze school was het
Stadsweeshuis, destijds 't Blauwe
Weeshuis genoemd, omdat de wees
kinderen in 't blauw gekleed waren.
De weesmeisjes hadden zilveren
oorijzers op, die hun dracht ver
fraaiden.
Nu is hier een bejaarden sociëteit,
waar 65 plussers verpozing vinden.
Dadelijk in de hoek is het Boshuisen
Gasthuis, een typisch rustig hofje
voor oude dames. Gerestaureerd is
het nu een bezienswaardigheid.
Vóór Bejaarden sociëteit en Gast
huis is een boom geplant, de z.g.
„Julianaboom" waarmee dit hoekje
van 't Kerkhof aardig is versierd.
Hoek Bredeplaats en Achter de
Grote Kerk is het Kerkelijk Bureau
Hervormde Gemeente". Hier trekt
een oude, fraaie kloostergang de
aandacht, waarvan het gewelf be-
wonderingwaardig is. Deze kloos
tergang moet eens, onder de grond
door, in verbinding hebben gestaan
met de Grote Kerk, maar dat moet
heel lang zijn geleden.
Verderop achter de Grote Kerk
was, toen ik er als kind rondschar
relde, ook een Gasthuis, het Gab-
bema Gasthuis, dat vervangen is
door een nieuw gebouw in de Wij-
brand de Geeststraat. Het afgebro
ken Gasthuis is nu de Garage
Noordhoff geworden.
J.C. VAN DAM