rid jou
fauje....
4
t T^leine ^^Crantsje leeM iedereen
Lezers klommen in de pen
ANSICHTKAART
Bijgaande ansichtkaart van 1906
vond onze zwager uit Groningen
bij het opruimen van zijn papieren.
Zou U kunnen zeggen waar dit is
in onze stad, we komen er niet uit,
we dachten dat het het Zuiderplein
was. Misschien wilt U het afdrukken
in het Kleine Krantsje.
Graag te zijner tijd de kaart terug.
Leeuwarden J. Nijland
Wel, Uw gedachte is goed ge
weest - op deze prentbriefkaart,
uitgegeven vóór 1905, zien we
de huizen van het Zuiderplein
tussen de Klanderij en de brug
over de Potmarge. In het ge
bouw aan de overkant van het
water links is de Leeszaal ge
weest; later kwam het nu nog
bestaande bankgebouw voor dit
pand in de plaats.
Red. 't KI. Kr.
DE SCHRANS
Het artikeltje van de heer J.C. van
Dam in het Kleine Krantsje van
25 december 1971 deed mij aan
mijn eigen jeugd terugdenken, toen
ik de Schrans van ongeveer 1910
tot 1921 practisch dagelijks pas
seerde, eerst om naar de lagere
school in de Schoolstraat te gaan
(deze had toen nog geen verdieping
en stond onder leiding van Meester
Harts) en later om de R.H.B.S. op
het Zaailand te bezoeken. En zoals
bij de bekende schrijver Paul Léau-
taud bepaalde beelden opdoemen
uit zijn jeugd, die hij op Montmartre
doorbracht en die hij op meesterlijke
wijze beschrijft in zijn Mémoirs In
térieurs, zo komen ook in mijn
geest beelden van mensen en huizen
naar voren, welke ik zo'n 50 a 60
jaren geleden in de Schrans gekend
heb.
Op de hoek van de Huizumerlaan
en de Schrans had je toen de sigaren
winkel van de heer Bijlsma, waar ik
's zondags altijd 5 sigaren van twee
en een halve cent - Regulus - voor
mijn vader moest kopen, die dan
in een zakje, met een rebus erop,
werden gedaan met een sigarenpijpje
toe en een sigaretje voor mij, dat
'ik klandestien oprookte. In de week
rookte mijn vader sigaren van twee
cent.
Naast Bijlsma woonde een, in mijn
ogen, zeer deftig heer met een dikke
buik, die 's zomers een panamahoed
droeg en een wit vest met een
gouden horlogeketting. Dit was de
heer van der Meulen, naar ik meen
een rentenierende kaaskoopman.
Hij had een, eveneens in mijn ogen,
knappe flinke zoon, die met een
dochter van de bekende Brennink-
meijer trouwde.
Een paar huizen verder was de zaak
van de gebroeders Rademaker, die
houten wagenwielen maakten. Het
waren oude gebogen mannetjes,
ware kunstenaars in hun vak, die
hun naam op voortreffelijke wijze
eer aandeden. Dan was er de smid
Mebius met zijn smidse, waar de
blaasbalk met de hand bediend werd
en de meest ingewikkelde ijzer
constructies gesmeed werden. Wij
jongens keken altijd met grote be
wondering toe en ik hoor nog het
sissen van het water als een smeed-
stuk werd afgekoeld. De heer Me
bius, een zeer vriendelijk man,
smeedde ook onze ijzeren hoepels,
die we voor onze verjaardag kregen
en die, geloof ik, een kwartje kost
ten. Hoe vaak heb ik niet staan
kijken als buiten, voor de smidse,
onder de bomen, die toen aan
weerskanten van de Schrans prijk
ten en haar een romantisch aanzien
gaven, in de hoefstal een paard van
nieuwe ijzers werd voorzien.
Voorts woonden aan de Schrans,
aan dezelfde zijde, de huisschilder
Holwerda en de bakkers Hiemstra
en Schuurmans. De eerste, die te
genover de Schoolstraat gevestigd
was, was bij ons beroemd om zijn
„kustekoek".
In het vrijkwartier kochten we daar
voor een paar centen, klandestien
- want we mochten de speelplaats
niet af - de afsnijsels van, die hij
opviste uit een lade onder de toon
bank. Het is moeilijk voor smaak
normen vast te stellen, maar ik heb
de indruk, dat de kreeft en kaviaar
en andere dure lekkernijen, die ik
in mijn latere leven heb verorberd,
niet zo'n extase bij me hebben
verwekt als deze knapperige deli
cieuze aanhangsels van de „kuste
koek". Hiemstra zij er om geprezen
in het Hiernamaals.
Schuurmans, die een vrij donker
winkeltje had, vooral als de avond
was gevallen en de verkoopruimte
door een enkele gaskouslamp was
verlicht, was beroemd om zijn rog
gebrood. Heerlijk rul was het en
het had de juiste graad van zoet
heid. Niet meer te krijgen! Wat een
verarming!
Nog verder naar „de stad" had
slager Tiemstra zijn bedrijf. Deze
had, naast een stoere zoon, een
paar knappe dochters, van wie één
Maaike heette. Ik was op haar ver-
liefd op de bewaarschool in de
Huizumerlaan, maar ze heeft het,
jammer genoeg, nooit geweten. Wat
een tijd!
Sprekende over slager Tiemstra, heb
ik slager de Boer, die ik allang ge
passeerd ben, vergeten. Dat is eigen
lijk onvergeeflijk, want hij was
„onze" slager. Ik zie hem nog voor
mij. Een sterke, blozende man met
een kaal hoofd, schoon en helder
zoals een slager behoort te zijn, die
altijd een stukje worst toegaf, als
je vlees kwam kopen. Hij had een
dochter Fetsje, die op school mijn
rivale was. Zij kon - ik spreek nu
over de lagere school in de Schrans -
goed leren en is later onderwijzeres
geworden en naderhand getrouwd
met een professor.
Aan de overkant van de Schrans,
waarover ik nu spreek, woonden
o.a. dokter Sinnighe Damsté, die
met zijn gladde schedel en zijn
fiets met gezondheidszadel een apart
phenomeen in onze gemeenschap
vormde. Dan was er nog veldwach
ter van der Wijk, die tegenover de
sigarenwinkel van Bijlsma woonde,
een magere, enigszins gebogen man,
die tezamen met „politie Sybrandy"
het openbaar gezag uitoefende.
Verderop aan de overzijde had je
dan nog de sigarenfabriek van Mol,
waarvan de stiefzoon Nauta later
een sigarenmagazijn voerde tegen
over het station.
„Politie Sybrandy" speelde een gro
te rol in mijn jeugdige leven, want
hij nam altijd onze ballen in beslag,
als wij - wat niet mocht - in de
Huizumerlaan voetbalden. Ik zie
nog zijn strenge, met snor ver
strakte, gezicht als hij ons „als
misdadigers" behandelde. Wat een
heerlijke romantische tijd, verge
leken met de tegenwoordige, waar
sex, mystiek en romantiek verlaagd
zijn tot het kopen van een broodje
bij de bakker.
Ik mag in dit verband „politie
Oosting" niet vergeten, een zwaar
lijvig, enigszins pompeus man, die,
onder burgemeester Jansonius, op
het raadhuis van Leeuwarderadeel
hoofdzakelijk „administratief' werk
zaam was. Glorie zij ook nog juf
frouw Sieraad die „bij de spoor-
hekken", naast de leerwinkel van
Meijer „in een klein poppenhuisje"
een snoepwinkeltje dreef, waar je
al voor 1/2 cent veterdrop kon
kopen. Dat deden wij in de regel,
als we voor 11 cent naar de Friso-
bioscoop gingen om de zondagmid
dagvoorstelling bij te wonen, waar
een pianolerares, wier naam ik ben
vergeten, de films muzikaal bege
leidde en een explicateur voor het
publiek, met een lage I.O. uitleg
gaf.
Wat een zalige tijd! Niet te verge
lijken met de computer-volmaakte
tijd van tegenwoordig!
Den Haag Mr. J.S. Bijl
FOEI GEMEENTEBESTUUR!
Naar aanleiding van het artikel van
de heer J.C. van Dam „In de buurt
van de Grote Kerk" in 't Kleine
Krantsje nr. 159 wil ik gaarne een
paar opmerkingen maken over het
geen hij schrijft over het kunst
smeedwerk van de heer J. Kroes jr.
- mijn schoonvader - wiens smederij
gedeeltelijk links op de foto staat.
Hij heeft inderdaad mooie kunst
werken gemaakt, waarvan o.a. een
klok met candalabres op een ten
toonstelling door H.M. Koningin
Wilhelmina is gekocht en waarvan
een tweede exemplaar in de familie
bleef. Bovendien heeft hij, zoals de
heer Van Dam schreef o.a. het
prachtige hek met de oranje appel
tjes om de boom op het plein bij
het stadhuis gemaakt.
Toevallig was ik dezer dagen in
Leeuwarden en wilde ik mijn zoon
en kleinzoon, welke laatste nogal
artistiek is aangelegd, dit fraaie hek
laten zien. Maar wie schetst mijn
verbazing toen ik dit fraaie hek to
taal verwaarloosd zag, zelfs de ge
denkplaat is vrijwel onleesbaar.
Heeft het gemeentebestuur van
Leeuwarden zo weinig gevoel voor
historie, dat zoiets gebeuren kan?
Jammer, erg jammer. Er wordt toch
al zoveel van het oude Leeuwarden
afgebroken en dat kan misschien
niet anders, maar deze verwaarlozing
van een gedenkteken is toch niet
nodig!
Verder schrijft de heer Van Dam
over de oude voetbalvereniging
L.V.V. Ik meen, dat het Sam van
Messel was die keeper is geweest.
Verder speelden er o.a. in het eerste
elftal Bouwe van der Meulen, Piet
van Staa, „Lotsje" van Dam, een
broer van de heer Van Dam, Nap
Holwerda, die studeerde in Delft en
van zijn vader niet mocht voetballen.
Hij kwam dan 's zondags met de
trein en ging over de Hollanderdijk
waar aan het eind over de sloot een
plank werd gelegd om hem daarover
op het voetbalterrein binnen te
halen. Tenslotte speelde ook nog
Wibo Kampschmidt, die na afloop
van zijn studie naar Indië vertrok
en na de oorlog 1940-45 terugkeer
de en thans in Utrecht woont, een
paar huizen bij mij vandaan.
Misschien zijn er nog oud-Leeuwar
ders die mij kunnen aanvullen; er
zijn nog meer namen te noemen
natuurlijk, maar die zijn mij ont
schoten.
Utrecht Merten
De Schrans in de hoek bij Jan de
Jong.