Voor de rechter
TOEN WE NOG OP DE SCHOOLBANKEN ZATEN
6
mij ftuup....
't kleine krantsje leeot iedereen
Lezers klommen in de pen
(Vervolg van pagina 4)
schappij. Daar was ook werkzaam
een zekere Jan Nijland, hij moest
zorgen dat de wassen die ter ver
zending naar de wasserijen werden
aangeboden per handwagen naar
het station werden gebracht. Jan
was een beste brave man maar....
hij had het ongeluk dat hij graag
een borrel luste en dan is het
moeilijk om daar in werktijd af te
blijven. Enfin, hoe het zij, op een
dag liep Jan voorbij het Paleis van
Justitie naar de Prins Hendriksstraat,
maar op de hoek daarvan en het
Zaailand was een kroegje en Jan
had het sterke voornemen daar
voorbij te lopen en dat deed hij dan
ook, maar halverwege gekomen zei
hij tot zichzelf: „Jan je bent nu zo
sterk geweest om er voorbij te
lopen, we moesten er nu toch maar
een nemen op de goede afloop".
In het vervolg moest moeder Nij
land zelf maar het weekloon van
Jan ophalen, wat de jongeheer
Posthuma beter vond.
Haarlem J. Kingma
Ter ere van Dr. Folkert Evert
Posthuma hebben de bezetters
in juli 1943 het Raadhuisplein
omgedoopt in Posthumaplein.
Direct na de bevrijding is deze
naam vanzelfsprekend weer ge
schrapt en sindsdien kennen we
het plein voor het stadhuis weer
als Raadhuisplein. Om eens te
zien of die vervloekte naam
Posthumaplein nog wel bekend
was bij de Posterijen hebben
wij een paar jaar geleden een
brief geadresseerd aan de heer
J. van der Hoek (ambtenaar op
de afdeling Voorlichting van de
Gemeente), Posthumaplein 32
te Leeuwarden. Maar nee: de
PTT wist van geen Posthuma
plein meer en stuurde de brief
terug.
Red. 't KI.Kr.
NOG LANG GENIETEN
Ten eerste wens ik u van harte een
zeer voorspoedig 1972. Dat wij allen
nog lang van 't Kleine Krantsje
mogen genieten is mijn wens en ik
denk dat velen dit met mij eens
zullen zijn.
Ik vond het enig de stukjes te zien
van de heren Heppener en Van
Oostrum. Ik heb de heer Heppener
niet gekend, maar wel de heer Klaas
van Oostrum en zijn broer Frans.
Ik woonde niet in de Harlinger-
straat, doch op het Oldehoofster-
kerkhof. Ik was veel ouder dan
deze heren, daar ik op mijn neefjes
moest passen, wanneer tante v.d.
Geest seizoenwerk had. Ze was n.l.
hoedenmodiste en als het druk was,
moest ik met mijn neefjes Roelof
en Sieske spelen en boodschapjes
doen. Sieske is later overleden en
toen is Piet geboren. Hij werd
opticiën en had later een zaak in
Haarlem, waar hij enige jaren gele
den is overleden. Mevr. Rosier ken
de ik ook heel goed en haar beide
dochters Marietje, thans mevr. Rei-
nouls-v. Haga te Sneek en haar
zusje, wier naam ik vergeten ben.
Die is later getrouwd met ene heer
Bleeker, naar Indië gegaan, ik meen
in 1930, hebben daar met de oorlog
in het kamp gezeten en is de heer
Bleeker daar overleden. Mevrouw
was later weer in Leeuwarden. Jan
en Antoon Hermans. Antoon was
al bij de slager werkzaam. Hartelijk
dank mijnheer Heppener voor de
foto van mej. Alida Ringler. Wij
hadden er ook zo een, maar die is
jammer genoeg weggeraakt. Nu heb
ik dit weer en ben er erg blij mee.
De foto van de heer Heppener is
ook erg mooi. Ja, dat is wat voor
u geweest. De hele zomer vrije
woensdagmiddag repeteren. Flink
dat u toch hebt doorgezet.
Nu iets anders. Jan Ferwerda, de
sergeant van het 9e reg.inf. was
een buurman van ons en toen het
ijs was, wilde hij persé met mij
rijden. Ik zei: „Nee ik wil niet met
u skaatsride". „Waarom niet zei hij".
Ik zei „Je binne mie veul te wild".
Nou sei hij dat sal ik je bewize, dat
dat niet so is. Enfin ik ben meege
gaan, maar het begon al te dooien
en er kwam hier en daar al water
op het ijs. Die man kon geweldig
rijden. We reden kruislings en als we
aan een brug kwamen en ik was
bang om er onderdoor te gaan, nam
hij me gewoon onder de arm en
klom bij de wal op om me aan de
andere kant weer op het ijs neer te
zetten. Ik was helemaal niet bang
meer en vond het Zelfs heerlijk.
Ergens in een café moest ik een
brandewientsje met suker drinke.
Nou vooruit dan maar. Hij woonde
in de Oosterbuurt naast ons. Mijn
ouders woonden toen in het huis
van de fam. Nuijen. De vader van de
heren Nuijen in 't Naauw, kappers
zaak. Ik was doodmoe toen ik
thuiskwam, maar hij had woord
gehouden.
Nu iets over de Kazerne. Als meisje
van 10 jaar, dus 66 jaar geleden,
vroeg een juffrouw mij op St. Nico-
laasavond of ik een pakje wilde
brengen voor haar naar de kazerne,
dan kreeg ik een dubbeltsje van
haar. Wel, dat dubbeltsje kon mij
niet soveul schele, maar in de ka
zerne te zien vond ik veel mooier.
Nou daar ging ik. Ik had een nieuw
manteltje aan. Het regende wel en
ik deed het pakje onder mijn man-
teljte. Het pakje was voor sergeant
Boersma. Zijn oudste zoon is met
de zuster van mijn schoondochter
getrouwd hier in Den Haag, Wietse.
Ik heel bedeesd aan de Hoofdwacht
gevraagd of sergeant Boersma ook
aanwezig was. „Wacht maar even
meisje. Kom hier maar hoor. 't Is
hier lekker droog en warm". Ik was
nog niet oud genoeg om te flirten.
Nee sergeant "Boersma was er niet,
maar ze zouden het pakje wel af
geven aan de sergeant. Hij mocht
niet weten van wie het kwam.
Maar ik wist, dat het niet zijn
latere echtgenote was, want die
ken ik heel goed, ze woont hier, is
80 jaar en als ik haar zie, praten we
altijd Leeuwarders. Dat viene we
fijn.
Het vliegongeluk op de Wilhelmina-
baan in 1909 heb ik zien gebeuren
vanaf het dak van de fam. Schier-
beek aan de Westersingel 48. Het
vliegtuig kwam aantaxiën en even
daarna sloeg het vanaf het dak
gezien links af, het publiek in. We
schrokken geweldig en mevr. Schier-
beek zei: „O hemeltje, dat gaat ja
daar niet goed". Neen zeker niet!
De mensen verdrongen zich om weg
te komen of om bij het ongeval te
zien. Kort daarop zagen we bran
cards en ziekenwagens langs gaan,
naar 't Diaconessenhuis, de dames
of heren allen met bebloede kleding
het was vreselijk. We moeten niets
meer van de vliegerij hebben.
Ze zongen destijds dit liedje:
Als Olieslagers dood is, dan krijgen
wij misschien, de helft wel van zijn
centen en ook de vliegmachien.
Olieslagers (bis) Grote Koning in
de lucht.
Mevr. F.G. Bijlsma-
Den Haag Zijlstra
HET ONGELUK BIJ
DE STEENHOUWERIJ
Ik was nog maar een kind toen het
vreselijk ongeluk gebeurde bij de
Steenhouwerij Van der Meulen op
de Grachtswal, waarover de vorige
keer in 't Kleine Krantsje geschreven
is. Ook drong deze mare door in
ons huisgezin, want mijn ouders
kenden hem goed, alles staat mij
nog voor de geest, b.v. de begrafenis
op de Noorderbegraafplaats; wat
een mensen, want het was een
Leger des Heils begrafenis. Deze
dienst stond onder leiding van Adju-
dante Velkenier, toendestijds de
bevelvoerende Officier van korps
Leeuwarden. Deze leeft nog en
woont thans als rustend heilsofficier
in Dordrecht; alleen leidde ze niet
de begrafenis van Br. S. v.d. Kamp
maar stond hem ook nabij in de
laatste ogenblikken van zijn leven
op het terrein van v.d. Meulen. De
laatste woorden die hij lispelde tot
de Adjudante waren: God is liefde;
alleen staat niet het legerwapen op
de grafsteen maar ook de laatste
woorden van Br. v.d. Kamp zijn er
ingebeiteld. Er was een dochtertje
Nellie (thans woonachtig in Rotter
dam) die bij ons in de klas zat
(Gem. school no. 1 aan de Twee-
baksmarkt). Wij als kinderen hadden
toen erg medelijden met haar en
spraken zacht tegen haar. Er was
nog een dochtertje die toen vader
stierf nog maar twee jaar oud was,
thans mevrouw S. Westerhoff-v.d.
Kamp, wonende te Leeuwarden,
die in het voetspoor gaat van Br.
v.d. Kamp en al jaren een actief
heilsoldate is van korps Leeuwarden.
Leeuwarden W. Wierstra Th.zn.
Voor beschadiging van de kleeding
van H. Dijkstra en D. Talstra, ge
pleegd te Niawier op 9 Juli, werd
Th. V., 19 jaar, bakkersknecht te
Ee op 7 October j.l. veroordeeld tot
1 week gevangenisstraf. Verdachte
kwam in verzet en heden dient de
zaak opnieuw.
De subs-officier vindt het feit zeer
ernstig. Er was geen enkele reden
voor verdachte om zoo te handelen.
Een gevoelige les is hier op haar
plaats.
Eisch bekrachtiging. Vonnis f 30
boete of 15 dagen hechtenis, plus
het betalen van f 10 schadevergoe
ding aan ieder der beide getuigen.
(1931)
Bijna vijf en zeventig jaar oud is deze foto van de school in de Schoolstraat en we zullen helaas moeten aannemen, dat velen van de hier
geportretteerden nu niet meer in het land der levenden zijn. Hier komen de namen, voor zover nog bekend. We beginnen bij de voorste
rij: Arend Bekker, Klaas Wassenaar, Tjitske Pranger, Kniepstra, onbekend, Johannes Maurer, Doekele Tolsma; 2e rij: Petrus Kalma,
Bernard Timmenga, Alie Brunger, onbekend, Johan Roth (een Duitse jongen), Rein Weerstra; 3e rij: Meester Bikbergen, George
Deibei, Karst Kalma, onbekend, Rebecca Woudstra, Qara Dwinger, Joan Heppener, Andries Kalsbeek, Meester Mollema; 4e rij:
Francisca Ros, Tietje Kiers, Jacoba Abma, Tekla Stoet, Lutske Goedemoed, Sietske Schaap en Trieneke de Vries.