4
t ei»ie 3~.rai\tije leeft iedereen
Lezers klommen in de pen
OUDE BOERDERIJ
Deze week zag ik in het laatste
nummer van 't Kleine Krantsje een
foto van een boerderij aan het
Kanaal. Mijn vader was brugwach
ter op de 2e Kanaalsbrug. Ik was
toen ongeveer 12 jaar en speelde
daar veel. Nu ben ik 74. Maar toen
woonde daar een boer Andringa
met een huishoudster. Het waren
katholieke mensen, wel een beetje
apart. De sloot, waaraan die boere-
plaats lag, heette de Peteroliesloot.
Daar reden we 's winters op als het
Kanaal nog niet vertrouwd was.
Boven die sloot stond een w.c.
gebouwd; daar was het dan als het
dicht gevroren was een vieze troep,
wat je als kind niet zo maar ver
geet. Die huisjes op de achtergrond
zijn volgens mij de woningen van
mensen, die aan de boterfabriek
werkten. Die boer had altijd zo'n
hoog zwart petje op. We vonden
hem wel wat griezelig - ze leefden
ook heel geïsoleerd. Als je die sloot
rechtuit reed, vanaf die boer dan
kwam je aan het Vliet. Ik hoop dat
U hier wat aan heeft.
Mevr. Born-
Leeuwarden Munsterman
PRACHTIG KRANTSJE
Het laatste Krantsje was weer prach
tig! Die gravure van Staveren; je
denkt telkens dat 't Vrouwtje van
Stavoren eens te voorschijn komt.
De foto van de Tuinsterhardrijderij
voor jongens, daar zie ik bekende
gezichten op. De heer tussen de twee
met programma's is H. Taconis,
Voorstreek tegenover de Tuinen,
banketbakker, de heren Rolf v.d.
Baumen van de firma Gebr. Rolf
v.d. Baumen; de ene dikke, rossige
rechts is de oudste, de kleine niet
zo dik en donker, geheel rechts de
andere. Mij dunkt dat ook de heer
Ype Beintema daar bij staat. Koffie
branderij en kruidenier (en gros.),
woonde op de Tuinen naast de
firma Rolf v.d. Baumen. Als bij
zonderheid moge dienen, dat tegen
Sinterklaas in de machines van de
heer Beintema de eieren en aman
delen werden gemalen tot wat wij
noemden marsepein, voor de vulling
van de banketletters. Buitengewoon
fijn en zuiver. In de gewone tijd
zaten in een lokaaltje aan de ma
chines vier halfzusjes om de koffie
bonen te lezen. De machine liep
dan langzaam en op een licht plat-
vormpje kwamen de bonen naar
voren, waaruit de meisjes dan de
lichte en donkere selecteerden. Dat
werd genoemd hoogbrande en laag-
brande koffiebonen. Zij heetten
Appeldoorn en er was een liedje dat
werd gezongen toendertijd; ik weet
niet of het sloeg op familie van
deze meisjes, dat luidde: „Hij had
verkering aan 't Kanaal. Bezocht
zijn meisje menigmaal. De liefde is,
dat weet een ieder wel. Op deze
aarde 't meest gevaarlijk spel (bis).
Oudere Krantsjelezers moeten dit
lied nog kennen. Het had een bij
zonder mooie melodie. Misschien
dat de heer Hommes uit Amster
dam nog iets er van weet. Had uw
vader een bloemenwinkel in de
Grote Kerkstraat mijnheer Hom
mes? Dan ken ik ze ook. Tegen Sin
terklaas kon je altijd stroopboltsjes
kope bij de bakker. Heerlijk! Vijf
voor een dubbeltsje. Ze hadden de
ronde vorm van süker of krente-
pofkes. Dan had je nog suikertaai;
dat was verrukkelijk, veel lekkerder
dan taai en even lekker als speculaas.
En dan die plattekoeken bij Wiger-
sma in 't Naauw. Onze banketbak
kers maakten fijn spul.
Ik was een meisje, maar kattekwaad
kon ik doen! We gingen meestal
poppelapjes vragen, ook bij Kaller
in de St. Jacobsstraat. En bij Frehe
en de Maar op de Nieuwestad. „Het
juffer oek kletskopkes?" Van Speyk-
jes met amandelen er op. Een stro
perig koekje. „Jawel meiske". „O!
Set ze dan maar hoedsjes op". Wij
weg.
Over de Brol in De drie schoppen,
ik meen dat Burmann er later in
woonde, was toen een wolzaak
(Schöneboom), daar vroegen wij
draadjes wol gekleurd om in het
breiwerk te breien als teken hoeveel
we hadden gebreid. Een opvallende
kleur natuurlijk. De heer Schöne
boom zei: „Ja, die heb ik wel!"
Maar we kregen een draai om de
oren. Want hij moest er helemaal
voor van boven komen.
Mevr. F.G.
Den Haag Bijlsma-Zijlstra
DE SCHRANS
Weinig had ik kunnen vermoeden,
dat mijn artikeltje over de Schrans
in 't Kleine Krantsje no. 160 zo'n
weerklank zou vinden. Blijkbaar
heeft de nostalgie naar hetzelfde
verleden vele mensen te pakken,
want van allerlei zijde kreeg ik
reacties, hetzij per brief, per brief
kaart of per telefoon. Ik voel me
daardoor min of meer gedrongen
een beroep op U te doen voor het
nogmaals verkrijgen van enige ruim
te in Uw gewaardeerd blad. Het is
me namelijk niet wel mogelijk allen,
die van hun interesse blijk gaven,
persoonlijk te antwoorden en te
danken voor hun vaak vriendelijke
woorden. Het moge hun voldoende
zijn te weten, dat ik hun reacties
zeer heb gewaardeerd.
Sommigen vulden - zoals ook de
heer P. Jongema uit Hilversum dit
deed in 't Kleine Krantsje no. 161 -
mijn herinneringen nog aan met
het noemen van andere eerbiedwaar
dige burgers, die toen in de Schrans
woonden. Onvergeeflijk is het, dat
ik vergat te noemen de banketbak
ker Brunner, met wiens zoons ik
bevrind was, Dolf, die later dokter
in Stiens werd en Kerst, die, evenals
ik zeeman werd. Voorts dokter van
der Meer, de beste 7.10 M. zeiler in
Friesland, voor wie ik nog wel eens
fokkemaat ben geweest en die, om
meer tijd voor zijn geliefde sport te
krijgen, later tandarts werd. Dan was
er nog de heer Nieuwland, een be
kende aannemer-timmerman, die
ook een lief dochtertje had, waar
mee ik op school ging en die zo
goed kon knikkeren. Vooral in het
z.g. „pompen" in de klomp was ze
'n kraan! Vergeten had ik ook een
markante figuur als de heer Jan de
Jong, die als zevendagse Sabbatist
een fikse baard voerde en een, later
tot bloei geraakte, meubelzaak dreef.
Een van de briefschrijvers, de heer
W.F. Pol, wonende Achter de Ho
ven 16c te Leeuwarden, deelde mij
mede, dat de heer de Jong vroeger
schipper was geweest en mest en
terpaarde vervoerde. Wie het harde
schippersbestaan van die tijd heeft
gekend, moet respect hebben voor
de man, die een dergelijke zaak van
de grond kreeg.
U sta mij toe, dat ik enigszins
dieper inga op de brief van de heer
Pol, die mij onder meer nog attent
maakte op de bekende schoenen
zaak van de heer Kamstra, maar
daarnaast een verhaal deed, dat
voor de lezers van 't Kleine Krantsje
aan de vergetelheid ontrukt dient
te worden, hoewel het zich niet
afspeelde in de Schrans, doch vlak
erbij in de Huizumerlaan.
Even voorbij de sigarenzaak van
Bijlsma, zo ongeveer waar de proef
tuin begon, bevond zich een urinoir
of zoals de heer Pol het op z'n
Liwadders noemt een „pishokje",
dat ook ik me nog goed herinner.
Dit „pishokje" is, omstreeks de tijd,
waarover ik schrijf, volgens de heer
Pol het toneel geweest van een
Onze abonnee, mevrouw A.M. Fijnje-Van der Veen, verraste ons nog met deze twee foto's van feestelijke optoch
ten in de Schrans - wij drukken ze graag af als illustratie bij de bijdrage van de heer Mr. J.S. Bijl.
„sexy" - nou ja sexy - misdrijf, dat
in die vervlogen dagen van wel-
voegelijkheid nog al wat commotie
schijnt te hebben teweeggebracht.
Nu, in een tijd, waarin elke ethiek
aan grove vervlakking ten prooi
schijnt te vallen, zou het nauwelijks
opvallen.
Het urinoir, waarvan hier sprake is,
werd, aldus de heer Pol, enige keren
per week aangedaan door een „heer"
uit Leeuwarden, die met behulp van
een „mooie glimmende kar", een
negotie dreef in mosterd. De heer
Boonstra, een grote veehandelaar,
die daar in de buurt woonde, had
opgemerkt, dat telkens als deze
heer het hokje inging, hij een pot
van rood aardewerk meenam. De
heer Boonstra, wiens nieuwsgierig
heid was gewekt, wilde er meer van
weten en toen de mosterdkoopman
weer eens - met de pot - in de
Huizumer Vespasienne was verdwe
nen, stapte ook hij na enige ogen
blikken resoluut naar binnen en
trof daar de handelaar aan, terwijl
hij bezig was de delicatesse, die in
de pot aanwezig was, te „verdun
nen". Boonstra greep natuurlijk de
op heterdaad betrapte in de lurven
en het werd een hele heibel. De
viezerd ging een half jaar de gevange
nis in. Tegenwoordig zouden de
psychologen zich over zo'n geval
buigen en vaststellen, dat de „stum-
perd" leed aan sexuele frustaties,
die vriendelijk „begeleid" moest
worden, maar zeker niet in de
gevangenis thuishoorde. Men ziet
maar eens wat er met kinderver
krachters en kinderwurgers gebeurt.
Om te lachen als het niet zo erg
was!
Tenslotte zou ik hier nog de heer
Voordewind willen danken, die
eveneens van zijn interesse deed
blijken en die ik als een zeer bij
zondere Leeuwarder beschouw, niet
alleen omdat zijn vader daar een
bekende schipper van grote jachten
was, maar ook omdat hij later,
nadat hij een van de bekwaamste
politiemannen van (donker)Amster-
dam was geweest, als een van de
beste vertellers boeken schreef zoals
„De commissaris vertelt", waarvan
ik vele gevallen, die hij daarin ver
meldt, persoonlijk heb meegemaakt.
Tot voor enige jaren kon men hem
nog zijn prachtige tjotter „De Dol
fijn" zien schipperen met een fokke
maat, die nog ouder was dan hijzelf.
Nu hij de leeftijd der zeer sterken
al enige jaren is gepasseerd, schip
pert hij niet meer, maar hij is altijd
nog goed „bij 't hoofd", naar wiens
sappige verhalen het nog steeds goed
luisteren is. Trouwens 't Kleine
Krantsje weet daarvan mee te praten,
want, beter dan ik heeft hij daarin
enige herinneringen van vroeger op
gehaald.
Het is voor mij altijd een groot
voorrecht en een groot genoegen
geweest enige jaren onder deze „op-
rjuchte" Fries, die zich als verzets
man ook lang niet onbetuigd liet
en de bezetters op grandioze manier
om de tuin leidde, te hebben mogen
dienen. Gelukkig kwam hij heelhuids
uit de gevangenschap terug, waarin
hij tenslotte door te boud optreden,
belandde.
Den Haag Mr. J.S. Bijl
P.S.
Voor hen, die daarnaar vroegen, zij
vermeld, dat ik de jongste zoon ben
van meester Bijl. Mijn 9 jaar oudere
broer Bauke is helaas al geruime tijd
dood.
Het doet ons bijzonder veel
plezier, dat er door 't Kleine
Krantsje zoveel prettige contac
ten tussen de lezers ontstaan,
al vaker bleek ons, dat wij hele
correspondenties op gang heb
ben gebracht. Nog liever is het
ons evenwel, dat het ophalen
van herinneringen via onze krant
geschiedt - dan immers genieten
alle abonnee's ervan. Daarom
onze hartelijke dank voor deze
tweede interessante bijdrage van
de heer Bijl, rechtstreeks aan de
redactie van 't Kleine Krantsje
gericht.
Red. 't KI. Kr.