HIJ WON DE HONDERDDUIZEND
ENGING PROMPT FAILLIET
TOEN WE NOG OP DE SCHOOLBANKEN ZATEN
kleine 3^-rantóje ieeat iedereci
Geld kan vreemd rollen. Veertien
dagen geleden won iemand de
hoofdprijs in een Nederlandsche
Staatsloterij, zijnde in contanten
vijf en tachtig duizend gulden - het
geld werd hem uitbetaald en hij
nam het mee - en gister is diezelfde
gelukkige failliet verklaard. Inder
daad, een zeer prettige en zeer
onpleizierige gebeurtenis binnen
zeer korte tijd. Wat is er gebeurd?
Op 26 Januari j.l., viel op het
nummer 19239 de hoofdprijs der
Staatsloterij, de honderdduizend.
Een dag nadien werd door den
collecteur der Staatsloterij, bij wien
het lot was gekocht, aan den houder
van dit fortuinlijke nummer een
bedrag van 85 mille aan bankpapier
(85 biljetten van duizend gulden)
uitbetaald.
Houder was de heer Schram, Hart
manlaan 45 te Soest, die handelt
en zaken drijft o.a. onder naam van
„het Nationaal Kantoor van Staats-
premie-aandeelen.
De heer Schram bergde het geld
zorgvuldig in zijn portefeuille op en
vertrok uit het kantoor, nadat een
dame in zijn gezelschap nog had
opgemerkt, dat zij nu rustig verder
konden leven.
Tot dusver was alles en règle. De
heer Schram had indertijd het lot
(klassikaal) gekocht, het was op tijd
betaald, en nu kwam hij de prijs
halen, welke na aftrek van 15 pet.
voor de Staat vijfentachtigduizend
gulden bedraagt.
Het was echter niet zijn eigen geld,
dat hij kwam halen, het was geld,
dat moest worden uitbetaald aan
de houders van een „polis". De
onderneming, onder wiens naam
de heer Schram zaken deed, hij
noemt zich eigenaar-exploitant, gaf
n.1. zulke polissen uit, met twee
deelnemers, die echter hun aandeel
kunnen splitsen.
Zij moeten, om zoo'n z.g. spaarkas
te kunnen krijgen, elk f 1300 con
tant storten, of f 25 ineens en 48
maanden lang elke maand f 25.
(In totaal dus f 1325). Voor dat
geld (f 2600) kocht de bank (de
heer Schram) premieloten en o.a.
een heel lot in de Staatsloterij. En
zoo was ook het lot, waarop pas de
honderdduizend viel, het staatslot
No. 19239 aangekocht voor het
geld van een spaarkas en de houders
van die kas kenden dat nummer.
Een dezer houders had recht op
een halve polis, en zou dus ook
recht hebben op de helft van even
tueel gewonnen prijzen.
Toen de blijde mare „de honderd
duizend gevallen op No. 19239"
door het land ging was de agent
van Schram's onderneming, die die
halve polis aan den man had ge
bracht, een der eersten die haar
vernam. Hij haastte zich naar den
gelukkigen houder en haalde hem
zelfs uit zijn bed. Er was alle reden
voor feestvertoon. Een buitenkansje
van f 42.500 is niet alledaagsch.
Men haastte zich ook nadien. Men
trok gedrieën - een bloedverwant
van den agent had zich aangesloten
bij het gezelschap - naar het kantoor
van den heer Schram, om de duiten
te halen. De agent had den geluk
kige vooraf uitdrukkelijk gewaar
schuwd voor mogelijke „voorstel
len" van de zijde van den heer
Schram.
Hij, de rechthebbende op de helft
van de hoofdprijs, liet zich afsche
pen met nog geen zevende van wat
hem toekwam, hij teekende een
kwitantie voor dat bedrag en ver
trok, omdat hij niets meer los kon
krijgen.
Onderweg naar huis bedacht hij
zich, en ging naar de politie, van
welke zijde reeds te voren tegen
hem gezegd was: „Wat je krijgen
kunt van Schram, neemt dat al
vast."
De politie kon hem niet helpen, hij
zocht juridische bijstand en wendde
zich tot mr. B. van de Hemel, ad-
Mensen, wat gaat de tijd snel - zullen de bejaarde abonnee's wel verzuchten, die zich zelf herkennen op deze oeroude plaat. De foto is
precies zeventig jaar geleden gemaakt en dit zijn leerlingen van School 9 in de Kalvergloppe. We zullen eens zien welke namen we nog
boven water kunnen krijgen en dan beginnen we bij de achterste rij. Meester Brazinga, Piet Mostert, een Cohen, Klaas Tuininga, Sietze
de Jong, Anneke Brandsma en Hiltje Verwindt. Op de tweede rij: Gerritje Hiemstra, drie onbekenden en Ibeltje van der Meulen; op de
derde rij: Piet en Jan Hiemstra, drie Kosters, twee Van Minnens en Sjoerd Heslinga. Op de vierde rij: Gerrit Hibma, Tjitske de Boer,
Eygelaar, een onbekende, twee Roersma's en Frederik Boonstra. Tenslotte op de vijfde, de voorste rij: Piet en Doekele de Boer, Jan
Bouwer, Sibbeltje Huppes, Johanna Bouwer, een Tuininga en een De Jong en Hermanus van der Meulen.
vocaat en procureur te Utrecht.
En deze deed, wat het algemeen
belang en dat van zijn cliënt eischen.
Hij vroeg het faillissement aan van
den heer Schram, opdat er controle
op diens zaken zou komen, terwijl
hij meteen een aanklacht indiende
tegen den heer Schram.
Een aanklacht wegens valschheid
in geschrifte. Op de kwitantie van
zijn cliënt voor het bedrag, waarmee
hij was afgescheept, stond n.l. finale
kwijting.
Het faillissement is uitgesproken,
de heer Schram is echter in hooger
beroep gegaan. Geld is te zijnen
huize niet gevonden. De honderd
duizend is verdeeld, doch niet onder
de rechthebbenden. De curator
vond slechts schuldbekentenissen
ter gezamenlijke hoogte van een
bedrag, dat overeenkomt met het
niet-uitbetaaldedeelvande85 mille,
en wel ten name van zekeren Beek
man, die te Apeldoorn handelt on
der de naam „N.V. Avantage" en
overigens bekend staat als een hand
langer van den heer Schram.
Deze laatste beweert, dat de for
tuinlijke spaarkas niet volgestort
was en dat de deelhebbers slechts
recht hebben op een deel van de
gewonnen prijs. Op de polis staat
echter uitdrukkelijk vermeld, dat
achterstallige gelden - in geval dus,
dat de 48 maandelijksche termijnen
nog niet alle betaald zijn - verrekend
kunnen worden bij het winnen van
een prijs. Zij worden dan van de
prijs afgetrokken. De man die nu
afgescheept is in het bijzijn van
twee getuigen met een gering bedrag,
en van dat bedrag een kwitantie
gaf, had f 450 onmiddellijk gestort,
meer dus dan noodig, zijnde de
eerste verplichte storting f 125.
(1939)
„Beroerde tijden! Ik was van plan
om je te laten studeeren, maar bij
die hoge prijzen van het bier kan er
niets van komen.