5
t Jileine 3Crcutt*je Uroot iedereen
«op™ LEEUWARDER JONGEN WERD
kokadorus BERQEMDE STANDWERKER
Op 22 maart 1867 werd in een
huisje aan het Oranjeklooster
in de Boterhoek geboren Meyer
Linnewiel, zoontje van Jacob
Linnewiel, koopman, en Hester
Spier. Deze Meyer Linnewiel
die in 1871 met z'n ouders uit
het Oranjeklooster vertrok,
werd later een van de ver-
maardste, zoniet de allerbe
roemdste standwerker van Ne
derland. Hij noemde zich „Pro
fessor Kokadorus" en hij oogst
te veel succes door de manier
waarop hij op het Amsterdam
se Amstelveld en ook elders
zijn waren aanprees, vol poli
tieke toespelingen en met een
ruige volkshumor. Zelfs trad
Professor Kokadorus op voor
het koninklijk gezin - met
recht noemde hij zich daarna
„Hofleverancier". Nog voor de
oorlog, op 26 mei 1934, is
Kokadorus in Amsterdam over
leden. In het kostelijke boekje
Amsterdam bij Gaslicht" door
Maurits Dekker, schetst de
schrijver deze bijzondere figuur
van Meyer Linnewiel. Graag
willen wij dit verhaaltje voor
de lezers van 't Kleine Krantsje
overschrijven.
V
De bekendste standwerker in het
begin van deze eeuw was Kokadorus
of, zoals hij zichzelf soms met een
variant op zijn pseudoniem noemde:
Professor Kokarde Orus. Meier
Linnewiel, gedurende een generatie
een der bekendste Amsterdammers,
was in Leeuwarden geboren. Hij
was een kunstenaar in het moeilijke
en harde vak, dat hij zich tot
broodwinning had gekozen, een man
met ongewone redenaarstalenten,
een sterk ontwikkeld gevoel voor
humor en zeer bedreven in de
toepassing der alledags-psychologie.
ERG POPULAIR
Onder de Amsterdammers was hij
minstens zo populair als Louis Da
vids, Kees Pruis of andere humoris
ten en alleen om hem te horen,
trokken iedere maandag opnieuw
weer honderden naar het Amstel
veld. Onder zijn gehoor vond men
mensen uit alle lagen van de bevol
king: zijn humor sloeg in, zowel bij
boeren en de man van de straat, als
bij burgers en renteniertjes. Hij was
vindingrijk, doorspekte zijn toespra
ken met zinspelingen op de politiek
en de gebeurtenissen van de dag en,
enkele standaarduitdrukkingen daar
gelaten, herhaalde hij zichzelf slechts
zelden.
Als hij, staande op een kist.of hand
kar, stilte verlangde, dan had hij
onmiddellijk de volle aandacht van
zijn publiek. „Als ik spreek, dan
hebben jullie je menageklep te hou
den', dan moet het zo stil zijn, dat
ik een zeppelin kan horen vallen."
Hij had niets anders aan te bieden
dan goedkope artikelen, die ook
elders volop te krijgen waren: zak
messen, bretels, sigarenkokers en
speelkaarten. Maar Kokadorus ver
stond de kunst om van het een
voudigste prul iets bijzonders te
maken, een begerenswaardig artikel
met uitzonderlijke eigenschappen
waarvoor men graag een paar kwart
jes neertelde. Toch - en deze tac
tiek was kenmerkend voor deze
geboren koopman - prees hij zijn
waren nauwelijks rechtstreeks aan.
DENKBEELDIGE KLANTEN
Dit liet hij over aan zijn denkbeel
dige klanten, waartoe zelfs de leden
van het Koninklijk Huis behoorden.
„Kokkie, zei de Koningin, toen ik
verleden week weer eens op het
Loo was, Kokkie, wat was Prins
Hendrik blij met de portefeuille,
die ik laatst van je gekocht heb.
Prima, prima, heel iets anders dan
de rommel, die de knoeiers van hof
leveranciers ons verkopen. En zo
goedkoop!"
Ik antwoordde: „Majesteit, ik ben
blij als een kind dat je het zegt en
wou, dat dat stomme publiek op de
markt, dat mij maar met stomme
smoelen staat aan te gapen, je eens
horen kon". En toen zei de Konin
gin: „Kokkie, blijf bij ons koffie
drinken, ik heb lekkere vette harde
bokking bij het brood en dan kun
nen wij meteen samen eens praten
over het nieuwe ministerie. Ik ge
loof, onder ons gezegd en gezwegen,
dat ze mij weer met een aardig
zoodje tinnef hebben opgescheept."
Kritiek op de politiek doet het
altijd en dus gingen alle groten uit
die dagen regelmatig over de hekel:
Abraham Kuyper, Troelstra, minis
ter Heemskerk en anderen.
Ook zichzelf ontzag Kokadorus niet.
Ik herinner mij de volgende boutade
vol zelfbespotting:
„Burgers van Amsterdam, burgers
van Nederland, burgers van de hele
wereld en omliggende plaatsen. Hier
ziet u dan de ongunstig bekend
staande professor Kokadorus. Ja,
kijk mij maar aan met jullie stomme
smoelen, gaap mij maar aan en lach
mij maar uit. Maar je moet niet
denken dat ik niet anders kan en
dat ik verplicht ben hier te staan.
Dat zou een vergissing zijn, want
als ik wil kan ik ook daar, een paar
meter verderop gaan staan. Ik ben
een jongen uit goede familie en
jullie moesten eens weten wat een
pracht van een toekomst ik achter
mijn rug heb. Bij mij in de familie
zijn ze allemaal binnen. En hoe!
Jaren geleden heeft een broer van
mij een grote juwelierszaak geopend,
met een breekijzer. Die is ook
binnen. Maar met mij was niks te
beginnen, ik heb nooit gewild, ik
had een hekel aan werken, ik was te
lui. Ja, ik ben zelfs te lui om te
bibberen, als de deurwaarder van de
belasting bij mij binnen komt...
En hier hebben wij dan om te be
ginnen een partijtje portemonnaies
van echt leer, dubbelgestikt en
genaaid met geheime laden en een
brandvrije kluis. Dit artikel wordt
op het ogenblik reusachtig gezocht:
de recherche zit er dag en nacht
achteraan..."
CHEFFIE
Kokadorus hield er ook een be
diende op na: Cheffie, een oud
verkreukeld mannetje met een rode
fez op het witte, wollige haar.
„Chef, haal de centen op en besteel
me niet. Fijne jongen, die Chef;
als hij ooit het ongeluk heeft om
voor de rechter te moeten komen,
krijgt hij alleen op zijn ponem
minstens tien jaar!
Nog meer liefhebbers voor deze
prima bretels?"
Kokadorus noemde zichzelf de
Koning der standwerkers. De dy
nastie eindigde met zijn dood en
tot nu toe bleef de lege kist, die
hem tot troon diende, onbezet.
Iedere maandag trokken honderden naar het Amstelveld om naar Meyer Linnewiel te luisteren. Boven Professor Kokadorus in vol ornaat.