KATSJE POEKEL 'T KLEINE KRANTSJE LEEST IEDEREEN I 3il cine ^ICranteje leeót iedereen Lezers klommen in de pen SCHOOLFOTO Wonende in Leiden kreeg ik in han den no. 163 van het 't Kleine Krant- sje. Hierin staat een groepsfoto van de school van meester Venhuis. Zelf heb ik op deze school gegaan als ook mijn broer en zus. Ik zou het zeer op prijs stellen dit no. in mijn bezit te hebben. De schenker van de foto de heer Dirk v.d. Schaaf heb ik goed gekend alsmede zijn zusters. Wij drieën, mijn zuster Hiek Vellinga, nu mevr. Huldy, alsmede mijn broer Klaas Vellinga, deze is inmiddels overleden staan op de foto. Jammer, ik heb zelf geen enkele foto meer uit de Schrans, eerst Paul Krugerstraat en later Zuiderstraat waar wij jaren gewoond hebben. Wel weet ik, dat wij kuit visjes en salamanders gingen vissen in de vijver van Buma, dit ging aan een stokje met een zwart ijzerdraadje garen met lucifers voor de dobber. Meneer Buma had een bibliotheek waar je gratis boeken mocht lenen. Maar morste je op een boek, of Leiden AKKE KOBUS Minke Vellinga Leeuwarden makade en moet het incident zich omstreeks 1905 hebben af gespeeld. Maar er zullen wel lezers zijn, die er meer van weten. Red. 't KI.Kr. DE OUDE VOORSTREEK Als kleindochter van Jan Jacob Slauerhoff Sr. protesteer ik tegen de in het artikel van de heer Schaaf- sma in 't Kleine Krantsje van 29 april j.l. voorkomende uitdrukking: „de banale omgeving" waaruit Jan Jacob Slauerhoff zou zijn voortge komen. Dat mijn grootouders niet de bijzondere begaafdheid van mijn oom hadden geef ik gaarne toe, maar zij waren niet „alledaags, plat, afgezaagd" (Van Dale). Ik vraag mij af: kan iemand de geaardheid van de ouders van een klasgenoot be oordelen als hij alleen maar in het betreffende gezin kwam om met de zoon des huizes huiswerk te maken en die geaardheid dan plm. 60 jaar later als banaal qualificeren Leeuwarden J. v.d. Noord maakte je een ezelsoor aan een blad, dan werd je geschrapt. Als je de Zuiderstraat uitkwam kWam je aan de Grote Weg, „de diek" noemden we dat, daar ston den langs de weg bomen en waren grasveldjes waarop we met onze poppen speelden. Hier waren we vaak bij Corry en Wikje Veldman, later ook Reino Simons. Toen de eerste auto's kwamen kwam ik onder zo'n ding, welke me mee sleurde van de Zuiderstraat tot de Lareystraat. Omstanders brachten me naar dokter Van der Meer, deze was niet thuis. Niemand wist wie ik was, want de speelmakkertjes waren hard weggelopen. Toen kwam er een grote jongen, Bouke de Vries, die zei: „Geef ze mij maar mee, het is mijn buurmeisje. Later kwam dokter Damsté en aan deze gewel dige arts heb ik te danken, dat ik weer recht van lijf en leden werd. U ziet, vroeger waren er ook al zulke onverlaten die rustig door reden na een ongeluk. Een dezer dagen las ik bij een familielid „Het Kleine Krantsje" nr. 162. Daar schrijft een mevr; Bijlsma-Zijlstra een stukje in waarin voorkomt het liedje dat de meisjes zongen onder 't werk (bonen lezen) waarvan zij de oorsprong niet weet. De oorsprong is als volgt: Een jon gen had verkering met het dienst meisje van Faber achter op het Kanaal. Deze jongen heeft op een gegeven moment het meisje dus danig met een mes bewerkt dat het haar dood ten gevolge had, en zoals in die tijd vaker gebeurde, werd daarop een liedje gemaakt, dat voor een paar centen langs de straat verkocht werd. Ik kan mij het geval nog best herinneren en het moet gebeurd zijn in een periode van 1910-1915; gegevens hierover zul len bij de politie wel bekend zijn. H. Wiersma Wij menen te weten, dat de be doelde steekpartij voor het meis je - Akke Kobus heette zij - niet zo noodlottig afgelopen is, als u schrijft. Verder was Akke voor zover wij weten dienstmeisje bij de familie Zeilenga, fabrikant in haarden cn kachels aan de Em- Wij hebben Uw briefje doorge geven aan de heer Schaafsma, die het van het volgende com mentaar voorzag. Red ,tKl Kr Vergeleken met het litteraire werk van Slauerhoff was de omgeving van het ouderlijk huis waarin hij op groeide, waaronder begrepen de veel wijdere kring dan die van zijn ouder lijk thuis, van een alledaagsheid zoals wij die in iedere provinciestad konden aantreffen. Dat ik de ouders van Jan met mijn woorden heb willen te kort doen moge hiermee zijn weerlegd. Den Haag Dr.Ir. N.D.R. Schaafsma VERLEDEN TIJD Bij het zien van de oude foto's van de Boterhoek en Oldehoofsterkerk- hof komen de jeugdherinneringen weer boven. Want als je geboren bent in die omgeving zijn de ver anderingen wel zeer groot. Ik ben daar geboren in 1890 en heb er gewoond tot 1918 en wel in het Ivostraatje en Oldehoofsterkerkhof. We gingen op school in de z.g.n. Boterhoekschool - die staat nog in de Prinsentuin. Je moest door de Kalvergloppe, langs de kwekerij van de gemeente en kwam zo in school met op de achtergrond een Joodse begraafplaats. Hoofd van de school was toen de heer Hooftman, juf frouw Rommerts, ik meen een zus ter van de heer Rommerts die een drukkerij in de Grote Kerkstraat had, onderwijzers de heren Metzlar, twee Brassers en nog een klein mannetje, de naam ben ik kwijt, maar de herinneringen nog niet, want door hem ben ik enige dagen van school verwijderd. De oorzaak was een sneeuwbalgevecht, waarbij hij per ongeluk werd geraakt. Ge volg een flinke rospaxtij, waarin hij een paar beste krabben in zijn ge zicht kreeg, wat mij zeer zwaar werd aangerekend. Het was een fijne school. Vooral aan de heer Metzlar heb ik veel redenen om aan terug te denken, voor de vele raadgevingen voor mijn verdere studierichting. Dan de Boterhoek, het Sint Jobs- leen met al de sloppen en stegen, hoe ze allemaal heetten - ik weet het niet, maar wel dat het een pracht plaats was om verschillende spelen te doen. De bewoners over het algemeen rustige mensen, maar soms ook zo vechtlustig dat het bloed tevoorschijn kwam. De Boter hoek, waar we warm water en vuur haalden bij Wilhclmicntje cn het Jodenhofje, waar we nooit in moch ten en dat toch zo tot onze ver beelding sprak. Dan was er een stalboerderij. waar we soms de paar den mochten vasthouden en de logementen van de heer Weerman en een weduwe, de naam weet ik hoefde nergens op te letten er was geen verkeer. Ja, verleden tijd. Op de hoek was de kruidenierswinkel van de heer Boomsma waar nu het koffiehuis is, het pakhuis en daar boven woonden mijn ouders toen in de jaren van de eerste wereld- Het logement van de weduwe, waar het ook wel eens danig feest was Wel, dit is de weduwe: Aaltje van der Brug, wier fraaie etablissement door de goegemeente gewoonlijk als het Lüzehotel werd aangeduid. niet meer, waar het ook wel eens danig feest was. Vooral niet te vergeten de torenwachter, z.g.n. omdat hij de sleutel van de Olde- hove had om de beklimmers de to ren in te laten, want om die bezoe kers was het ons te doen. Wanneer ze boven waren begonnen wij te roepen „gooi een cent onder", en als dat gebeurde, wij maar grabbelen om die cent te bemachtigen. Op de hoek Heer Ivostraat/Boter- hoek, stond een oud pand, dat ver bouwd moest worden,' bij de sloop stortte de zijgevel in van het pand bewoond door de families Jorna en Steenhouwer. De heer Steenhouwer die ziek te bed lag is er goed afge komen, want het ledikant stond bijna tegen de ingestorte muur. In dat Heer Ivostraatje waren vijf wo ningen, die een uitgang hadden aan het Oldehoofsterkerkhof. Er woon den de familie Miedema, klokken, Slijterij, fam. Jorna, Peekelsma de smid, mijn ouders en famSchriemer, rest der woningen hadden geen uitgang op het Oldehoofsterkerkhof. Op het Oldehoofsterkerkhof stond de school van de heer Boddé; waar het soms zo stonk, dat men enige jaren aaneen de vloer uitbrak, de grond onder de lokalen verwijderde en er schoon zand voor in de plaats bracht. De stank werd veroorzaakt door de oude begraafplaats en men paste toen geen bodemafsluiting toe door een betonplaat. Dan het Oldehoofsterkerkhof met zijn zware bomen (peppels), waar soms pakken wolvlokken de grond bedekten, zijn grasperken en mooie - aanleg met boomperkjes, waartussen dan andere bomen stonden. Wat was dat een fijne speelplaats, je oorlog. Daarnaast was een pakhuis, waar levensmiddelen waren opgesla gen voor de geïnterneerde Engelse soldaten en die kwamen soms heet water vragen bij mijn ouders om thee te zetten, dat leverde vaak wat goeds op in die schrale tijden. De steeg naast het pakhuis gaf toegang tot de z.g.n. Witte Kousenbuurt, daar was ook een meubelwerkplaats, ik preen van de firma Bakker. De woningen, ook nog zichtbaar op de foto in 't Kleine Krantsje, hadden bijna allemaal een voortuintje of bleek. Wij hadden daar vaak zoge naamd glasje getikt, een speld, een eind draad en steentje en een flinke lange draad en dan maar trekken. De bewoner kwam te voorschijn, zag niks, ging mompelend naar bin nen en wij maar weer trekken. Ze kwamen weer te voorschijn en als ze ons ontdekten was het aftocht geblazen. Maar zoals alles daar: ook dat is nu verleden tijd! Beetsterzwaag J.K. CHARMANTE HERINNERINGEN De charmante herinneringen in Uw no. 167 van de hand van Dr.Ir. N(ico) Schaafsma eindigen met een opwekking om aan te vullen, cq te corrigeren. Welnu, vooruit dan maar. Om met de school te beginnen, het zeer bekende schoolhoofd De Rui ter heette inderdaad onofficieel Katsjepoekel,, wat me zo juist be vestigd is door de bijna 80 jarige heer B.A. Engelsman, zoon van de destijds bekende HBS-leraar en ver enigingsman A. Engelsman. Van de destijds bekende onderwij zers waarvan ook ikzelf les gehad heb, waren naast dat buikige zwa gersduo Balt en Simplonius diversen bekend,waarvan ik één wel aan de vergetelheid ontrukken wil, de klei ne gebogen J. Oosterhuis, zo nu en dan nog wel eens gememoreerd als wonderlijk man en suggestief peda goog zodra er uit die tijd een paar Leeuwarders bij elkaar zijn. De Ruiter werd gevolgd door de min der populaire heer Hoenevald, die tot ieders blijdschap gevolgd werd door een bijzonder mens, de heer G. Postma, vader van de nogal be kend geworden architect Ae. Post ma (Deventer) en grootvader van de antiquariaatsboekhandelaar Post ma in Amsterdam, ('t Huis aan de drie grachten). Het ging hier om een jongensschool die vooral voor aanstaande gym nasiasten en HBS-ers diende. Een gelijksoortige school was no. drie op het Hof maar dan voor meisjes. Toen deze uitzondering uit de mode raakte, bloeide de oppositie op on der leiding van rechtbankpresident Mr. C.W. Stheeman, die ertoe leidde dat de Leeuwarder Schoolvereniging op morele gronden de coëducatie nog een tijd tegenhield door het exploiteren van deze scholen. De meeste van de scholieren hadden al een vooropleiding achter de rug (wél met coëducatie) in de bewaar school (niks Fröbel) no. 6 aan de „Tunen", toegang in het steegje naast de winkel van P. Bokma, wiens internationale roem toen nog Verder lezen op pagina 5 In ons vorige Kleine Krantsje veronderstelde een onzer abonnee's, dat de bijnaam Katsjepoekel voor de onderwijzer De Ruyter van de school aan de Sint Anthonystraat zou zijn afgeleid van het Duitse Katzenpuckel - dat is een hoge rug die een kat opzet en de heer De Ruyter had een hoge rug. Nu echter kregen wij van een oud leerling van de heer De Ruyter een geheel andere verklaring en wel deze: de goede man had een vetbultje op z'n hoofd - een poekel! - en als frequent gebruiker van katsjedrop, ook in de klas, kwam weldra zijn bijnaam vast te staan: Katsjepoekel! Eerlijk gezegd lijkt ons deze laatste verklaring aannemelijker dan de eerste, ook al, omdat het volgens onze zegsman wel een beetje meeviel met 's heren De Ruyters hoge rug. Een foto van Katsjepoekel, temidden van zijn leerlingen in 1907, drukken wij elders in dit Kleine Krantsje af.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1972 | | pagina 4