DE KIENDERDIEFKES
VAN DE BREEDEPLAATS
HELGOLAND WAS EENS
FRIESE GROND
,ACH MAN, WE HEWWE ONS DOAD LACHT VROEGER..'
3i(eine Sircm töje leeM iedereen
Schoonheid in vroeger eeuwen
DEERSUM
Zij die een klein beetje op de hoogte
zijn met de Friese Geschiedenis, zal
het bekend zijn, dat het Noord-
Duitse eiland Helgoland eens, in
het ver verleden, Friese Grond was.
Dat was in de tijd, toen de Friese
Koningen over het Groot Friese
Rijk regeerden. Toen bestond de
naam Helgolan echter nog niet,
maar heette het eiland Fositelan
of Fostolan, het land van de God
Fosto.
HEILIGLAND
In latere tijden ontstond de naam
Hallugland, Hilligenland, Heiligland
om ten slotte te worden verbasterd
tot Helgoland.
Aan verschillende landen heeft het
eiland in de loop der eeuwen toebe
hoord. Zo hoordé het tot aan de
elfde eeuw toe aan het Friese Rijk,
dat bestond uit West- Oost- en Noord-
Friesland. Daarna was het enkele
eeuwen Deens bezit tof in 1436 de
Bisschop van Sleeswijk-Holstein het
eiland in bezit kreeg. In 1714 kwam
het weer in bezit van Denemarken.
Van 1807 tot 1890 was het Engels
grondbezit, waarna het in laatstge
noemd jaar door z.g. wandelkoop in
bezit kwam van het Duitse Rijk,
waaraan het nu nog toebehoort.
Het eiland bestaat uit een z.g.
Unterland - benedenland - en een
Oberland - bovenland. Het Unter
land is een vrij egale zandvlakte
tegen de zee, het Oberland is de
eigenlijke rots waaruit het eiland
hoofdzakelijk bestaat met verschil
lende lagen gesteente. De hoogste
punten van de rots steken zo'n 50 a
60 meter boven de zeespiegel uit,
terwijl de gemiddelde hoogte altijd
nog zo'n 40 meter is.
Helgoland heeft ook zijn sage, die
als volgt luidt:
KORTE METTEN
Eens kwam er een monnik Wigber-
tus om de leer van Christus te
prediken. De eilanders die niets van
de nieuwe leer moesten hebben,
doch de voorkeur gaven aan hunne
heidense afgodenleer, maakten korte
metten met de monnik. Hij werd
eenvoudig van de hoge rots af in zee
gesmeten. Op hetzelfde ogenblik
echter, dat de monnik van de rots
gesmeten werd, brak een stuk van de
rots af en het toeval wil - de eilan
ders spraken van een Godsoordeel -
dat het deel van de rots, waar het
afgebroken stuk rots aan vast had
gezeten de vorm had aangenomen
van een monniksfiguur.
En nog heden ten dage wordt dat
gedeelte rots bij de zuidkaap „De
Mönch" - de monnik - genoemd.
In de tijd, dat het eiland Fries
Grondbezit was, heeft Helgoland
- toen nog Fostoland - tot schuil
plaats gediend van de Friese Koning
Redbad. Dat was, toen in 717 het
Jaren geleden, op een avond toen 't al
donker was, kwam de textielverte-
genwoordiger H. v.d. Meulen van zijn
dagelijkse route thuis bij zijn woning
aan de Bleeklaan. Hij parkeerde zijn
auto voor de deur, zette alvast twee
koffers op de stoep en zocht in z'n
jaszak naar de huissleutel. Omdat
hij die niet zo gauw kon vinden,
drukte hij maar op de bel, opdat
z'n vrouw de deur zou openen.
Op dat moment kwam de welbe-
Grappige gebeurtenisjes als dit,
ons doorgegeven door de heer
R. Boelsma te Leeuwarden en
bruikbaar voor dit rubriekje
„Ach man, we hewwe ons doad
lacht vroeger...", willen wij
graag honoreren met een exem
plaar van het unieke fotoboekje
Pommeranten. Voorwaarde is
slechts, dat de voorvallen waar
gebeurd moeten zijn. Voor wie
niet zo gemakkelijk tot schrij-
leger van Redbad aan de oevers van
het Boorndiep door de Franken
onder aanvoering van de roemruchte
Karei Martel werd verslagen.
Redbad vluchtte toen naar Fosto
land, waar hij voorlopig veilig was.
Na verloop van tijd keerde hij terug
naar zijn land en volk waar hij in
719 op zijn slot te Medemblik - Blik
over de wijde Friese mieden - zou
zijn gestorven. Zijn lijk zou zijn
gebalsemd en in de Koningsstad
Stavoren zijn begraven. Zo althans
luidt het verhaal.
R. VISSER
kende „Bonne" voorbij, met - aan
vankelijk - een gezicht als een oor
wurm. Hij liep destijds zelf met een
koffertje langs de deuren en hij zag
kennelijk in Van der Meulen een
concurrent.
Toch won de nieuwsgierigheid het
en een moment later liet Bonne z'n
goede hart zelfs spreken: „Wil 't
een bitsje? Blief nog mar even
staan, ik krij hier oek altied een
dubbeltsje!
ven komt is het niet nodig de
verhaaltjes op schrift te stellen;
ze kunnen ook telefonisch wor
den doorgegeven (tel. 20302)
of op ons kantoor aan de Vrede
man de Vriesstraat 1 (naast
Emmakade 39) worden verteld.
Onmiddellijk na plaatsing in 't
Kleine Krantsje wordt het boek
je Pommeranten aan de tip
gever toegestuurd.
Het is nu vijf en zestig jaar
geleden.
Toen had Leeuwarden ook
nog kienderdieven.
Mijn ouders - R. Vonk -
woonden op de Breede-
plaats no. 1wij hadden
daar een melkzaak. Het
pand is later verkocht en
verbouwd en daar is toen
de smederij van Sterk in
gekomen. Naast ons woon
den toen drie dames, gezus
ters. Ze hadden alle drie
een gouden oorijzer op en
ze waren wat opvallend
voor de jeugd, waar ze ook
erg veel last van hadden.
De jongens gooiden de rui
ten in en belden de hele
dag aan de deur.
De oudste van de drie be
heerde de financiën. Num
mer 2 deed het huishouden.
De derde, een heel klein
vrouwtje, deed de bood
schappen.
Op een morgen gebeurde
het. Toen de jongens weer
aan de deur belden stond
een van de vrouwtjes ach
ter de deur. En ja hoor: ze
pakte een jongen en die
sleepte ze mee naar binnen.
Toen de hele jeugd naar de
moeder van de jongen.
Even later kwam moeder
de jongen halen, ze kreeg
hem ook weer mee terug.
Maar met een grote beris
ping. En de jongen zou het
nooit weer doen. Maar de
dames kregen toen de naam
van Kienderdieven. Het
schoot mij zo in de gedach
te. En toen klom ik eVen
in de pen.
Mevr. Jorritsma-
Amsterdam Vonk
De Kienderdiefkes - ja, zo heet
ten ze bij de lieve jeugd, maar
bij de Burgerlijke Stand stonden
ze als de zusters Broersma ge
noteerd. De oudste was Cornelia,
geboren op 19 april 1830 in
Leeuwarden, dan kwam Catha-
rina, geboren op 18 december
1834 en de jongste was Johanna,
geboren op 24 november 1837.
Toen mevrouw Jorritsma de da
mes als Kienderdiefkes kende,
waren ze dus al over de zeventig.
Cornelia heeft het pand Breede-
plaats 3 bewoond tot augustus
1906 - toen ze is binnen Leeu
warden verhuisd. Johanna ver
huisde, eveneens naar een andere
woning in de stad, in maart 1918
en Catharina tenslotte vertrok
op haar drie en tachtigste, in
juni 1918, nog naar Zeist.
Red. 't KI.Kr.