STADSNIEUWS
VAN VROEGER
PAARD EN AUTO
fxef
m# f'catfC....
t !%Clei,it- krantsje leest iedereen
Lezers klommen in de pen
ROND DE PUT
Mijn hartelijke dank voor uw be
merkingen in uw onderschrift bij
mijn ingezonden artikeltje „Pracht
Verhaal" betreffende de joodse klas
genoten. Ook de foto van de kruide
nierswinkel van de heer Van Dam is
een leuke herinnering. Ik weet nog
dat er op de ramen of deur stond
vermeld: Koloniale en grutterswa
ren", zoals dat toen gebruikelijk
was. Nog lang voor mijn tijd had
dit pand een andere gevel, evenals
de percelen 12 en 14.
Het huis no. 14 bij de Put was
gebouwd in de stijl van het aan
sluitende Ritske Boelemagasthuis
om de hoek in de Monnikemuur-
straat, waar al eerder een mooie
foto van in het Krantsje heeft ge
staan. In 1866 werd het pand op de
Put door mijn grootvader verbouwd;
wat ik er later over gehoord heb,
was het pand te oud voor goede
bewoning, maar de romantiek was
er af en zo ging het ook met de
naastliggende panden. Zoals be
kend is de omgeving van de grote
Kerk een der oudste stadsgedeelten;
de bestrating achter de kerk, evenals
een gedeelte van de Nieuweburen
bestond in mijn jeugd nog uit ronde
keien, de z.g. „balstienen". Langs
die straat liep een lange goot van
künkers en daar werd dan met
„bakkerds" in geknikkerd. De schui
ne stenen hellingen tegen de kerk
werden benut om tegen op te stor
men en op de vensterbanken te gaan
zitten. De vele steegjes in de buurt
waren ideaal om verstoppertje te
spelen, zoals b.v. de Poptasteeg
achter de kerk, welke zigzag naar
de Nieuweburen liep, het Spook-
steegje op de Nieuweburen (thans
niet meer bestaand of toegankelijk)
en de Nauwe doorgangen bij de Put
en Monnikemuurstraat, waardoor je
op de Nieuweburen kon komen.
Tegenover de zijkant van ons huis
woonde vrouw Jorritsma, de stoven-
zetster, die er voor zorgde dat
's winters de kerkgangers van een
warme stoof tegen de koude voeten
werden voorzien. Achter de kerk was
een pand, waarin een slachtplaats
voor koeien was gevestigd. Dat ging
daar niet zachtzinnig toe; je kon
als kleine jongen net door de ruitjes
kijken en als zo'n koe dan wat wild
of weerspannig was, kreeg ze met
een voorhamer een paar flinke sla
gen boven op de kop, totdat ze
door de knieën viel en dan werd
gauw het mes in de keel gezet, we
werden altijd weggejaagd; want ik
geloof dat een dergelijke methode
destijds ook al niet geoorloofd was.
In de Bonte Papesteeg, vooraan in
de Kerkstraat, woonde de man met
de poppenkast, die op de Nieuwe-
stad voorstellingen gaf. Altijd kijken
natuurlijk als hij thuis kwam en de
decors en poppen weer werden uit
geladen. Een vermaak was ook om
met het pontje achter de Prifisen-
tuin naar de overkant te varen, vica
versa, tegen beloning van zegge
één halve cent per overtocht. En
's avonds tegen donker kwam de
lantaarnopsteker met z'n lange stok
om de gaslantaarn aan te steken,
welke was bevestigd aan de gevel
van het arbeidsbureau op het hoekje
van de Put. En zondagsmorgen^
kon je bij de jodenbakker Godschalk
in de Slotmakerstraat heerlijke verse
strengelbroodjes halen, de z.g. „gal
letjes". 't Is van alles wat, maar
dit kwam mij zo achter elkaar in
de herinnering.
Waddinxveen
J. Vonk
DE RUYTERSCHOOL
Het stukje van de heer J. Vonk in
't Kleine Krantsje nummer 168 nep
weer herinneringen wakker en zo
komen weer in mijn gedachten ver
schillende klasgenoten. Koos von
Weyröther, Grote Kerkstraat, wiens
vader naar ik meen directeur was
van „De Zon" op de Nieuwestad.
Het was een grote familie, waarvan
een zoon later piloot bij de K.L.M.
is geworden. Dan Ab Menalda van
de Wijnhandel en Bernard en Roelie
Westerhuis van de zenuwarts, ook
Grote Kerkstraat; Roelie trof ik
later als tandarts in Amsterdam.
Jacob Hilarius van de boekhandel
in de Weerd; Gerard v.d. Mey,
Emmakade, zoon van de directeur
van de Steenfabriek. Ook twee zoons
van de directeur van de Amster
damse Bank, de jongens Prins waren
er op school, echte Hollanders die
steeds vergaten een eind „N" te
schrijven en deswegen door meester
Oosterhuis in de maling werden
genomen.
Ook herinner ik mij Bertus Klaze-
ma en Piet Kooistra, zoons van
caféhouders aan de Lange Vee-
marktstraat, die vaak vrijdags thuis
mochten blijven om op marktdag
in het café van hun vaders te helpen.
In de oorlog 14-18 werden enkele
klassen tijdelijk naar een heel oude
school overgebracht in de Bagijne-
straat, hoek Bollemanssteeg. Daar
hadden we nog ouderwetse z.g.
Vleermuis branders die in plaats van
met een gloeikousje, brandden met
een brede open vlam.
Ik meen dat ook een zoon van de
Commissaris der Koningin, Binnert
Philip van Harinxma thoe Slooten
op School 2 was.
Van andere stadgenoten herinner ik
mij Philip Kessler, directeur van de
bioscopen en wonende op de Wir-
dumerdijk, bekend o m. als voor
zitter van de Friese Scherpschutters-
bond, met als zijn mededirecteur
Zondervan een puike schutter.
Van onze school uit gingen we soms
naar een opvoedkundige film in de
oude Friso-bioscoop, een voormalige
R.K. kerk aan de Nieuwestad. Op
de plaats van het altaar was het
projectiescherm geplaatst, met het
alziend oog daarboven. En aan een
der pilaren een soort van metalen
bordes waar dan een onderwijzer
stond die ter toelichting af en toe de
film kon stoppen door op een belle
tje te drukken. De films waren toen
nog „stom" en de operateur moest
dan allerlei toeren met de projector
verrichten om te zorgen dat de
cellulose film niet in brand vloog als
het beeld gestopt werd.
Verder woonde aan de Voorstreek
J.J. Troelstra, die toen radio's bouw
de met van die grote honingraat
spoelen buiten op, radio's die toen
nog voor een wonder werden aange
zien. Naar ik meen was de heer
Troelstra bevriend met de heer
Schuurmans van de verder op gele
gen vuurwerkfabriek. En zowel
Troelstra als Schuurmans waren ook
amateur-goochelaars. Maar de grote
interesse van Troelstra was de brand
weer en hij vertelde met trots dat
hij toen „blusmeester" was. Ik her
inner mij dat we bij die brandweer
na de handspuiten, een roodgeschil
derde T-Ford kregen, die zo'n 40
meter hoog kon spuiten. Ook was er
nog een soort van bakfiets met een
grote haspel met dikke slangen
voorop, waarmee dan bij brand
alarm een politieagent uitrukte,
moeizaam zwoegend over de keien.
Mr. Bijl schreef in 't Kleine Krantsje
over zijn bezoek aan Cabaret Carels
toendertijd, maar een neef van mij
had minder geluk. Neef Piet was
stiekum naar het cabaret gegaan en
na van de voorstelling genoten te
hebben, kwam hij opgeruimd naar
buiten. En daar botste hij letterlijk
op tegen zijn leraar, die hem „be
trapte" op deze „zonde". Het heeft
neef heel wat moeite gekost om de
leraar ervan te overtuigen dat hij
voor studie en niet voor genoegen
naar het cabaret was gegaan. De
leraar had n.l. aangeraden om alle
facetten van de maatschappij goed
te bestuderen! Het pikante komt
echter nog, want enige maanden
later lopen neef Piet en ik naar mijn
ouderlijk huis en praten voor het
huis nog even na. En in de straat
zien we twee personen verschijnen
waarvan wij niet verwacht hadden
dat deze samen zouden gaan. Het
Ideale steegjes om verstoppertje te spelen... zoals de nu al lang verdwenen
Spooksteeg (achter het poortje) aan de Nieuweburen.
OUWE TIETSJE
Jaren geleden moest ik op een
zaterdagmiddag naar Damhuis, sla
ger in de Breedstraat. Een markante
figuur destijds (helaas te vroeg over
leden) met altijd een peuk sigaar
tussen de lippen. De winkel was vol
en Damhuis was in aktie, haalde
vlees uit de etalage, wierp tegelijker
tijd even een blik op straat en schrok
zichtbaar. Toen... met een onvoor
stelbare snelheid sloeg hij met het
mes een stuk leverworst af, snelde
naar de winkeldeur, de klanten
opzij duwend. Daar stond Ouwe
Tietsje en ze had de deur al open.
Damhuis duwde haar bliksemsnel
de leverworst en de peuk sigaar in
de handen en klapte de deur dicht.
Eerst klonk een enorme vloek, want
Tietsje brandde zich de vingers,
daarna evenwel liep ze opgewekt
met de peuk in de mond regelrecht
naar de paardeslager aan de overkant
Leeuwarden R. Boelsma
De sprietmagere ouwe vrijster zat
nog maar net in wachtkamer van
Leeuwarder arts of ze begon een
onvoorstelbaar o.h. verhaal af te
steken over de tienduizend kwalen,
die haar het leven vergalden. En tot
stijgende ergernis van iedereen jeri-
mineerde ze maar door: so'n pien
inne buuk na 't eten, so'n wonderluk
plekje onder 't bust, sukke sweren
vanne nek tot 't achterste, sukke
opgeswollen vuten voor 't na bed
gaan, nooit slape kanne tussen twee
en zes, veskrikkelijk overgeve na de
supenbrij, van die stinkende wienen
na de brune boanen, enzovoort, eh-
zovoort, enzovoort - tot het einde
lijk, eindelijk een grauwe grond
werker te veel werd. „Ach meens"
zei hij, terwijl z'n grote werkmans
hand in de richting van een klein
openstaand bovenraampje wees: „as
jou mien wief waren, dan douwde
ik je daar so met kop en kont
deurheen!"
waren de bedoelde leraar en... één
der knappe Kelderratjes in druk
gesprek. De leraar ging alle facetten
van het leven bestuderen! Ik kende
deze knappe meisjes wel daar ze
altijd langs ons huis moesten en ik
zelf door mijn werk ook vaak heel
Iaat op straat was.
De schaarschte van benzine heeft
de auto voor een belangrijk deel uit
het stadsbeeld doen verdwijnen en
het paard kwam er hier en daar
voor in de plaats.
De gemeentereiniging te Huizum
bewandelde echter een middenweg
en zoo stapte vanmorgen een stevig
daar stond Ouwe Tietsje en ze had de deur al open...
Toen was het in Leeuwarden gezel
lig en al waren volgens sommigen
de verbindingen met Holland te
lang en te slecht, we voelden ons
toch in een echte stad.
Behalve bovengenoemde coryfeeën
der lichte cavalerie hadden we nog
stadsschandaaltjes, af en toe een
schokkende rechtzaak, politiek ge
kibbel en een inspecteur van politie,
die er een privé-chauffeur en auto
op na hield en bovendien een heuse
Baron van Nagell was. Deze was
volgens enkele opmerkers uit zijn
sabel gegroeid. Hij was n.l. erg groot
en dus naar verhouding de politielat
erg klein.
Tot zover wat herinneringen aan
een tijd die nooit weer terug zal
komen.
trekpaard, een belg, voor enkele der
reinigingsauto's. Het paard scheen
dit op de rubberbanden zoo zachtjes
rijdende voertuig in plaats van een
ratelenden wagen geen slechten ruil
te vinden, de voerman had zich een
gemakkelijk plaatsje op een der
spatborden uitgekozen en zoo ble
ken de bezwaren der benzineschaar-,
schte voor de Huizumer gemeente
reiniging niet onoverkomelijk.
1940
Amsterdam