4 'f le ine 3^.rantóje leeet iedereen Lezers klommen in de pen WINKEL I Met veel aandacht heb ik de her inneringen „Prachtig verhaal" van de heer J. Vonk gelezen, zulks uitgedrukt in nummer 168 d.d. 13-5-72 van 't Kleine Krantsje. Ofschoon dit verhaal prettig is om te lezen, temeer als men er nauw bij betrokken is, zal de heer Vonk het mij misschien wel willen ver geven, dat ik het niet leuk vind, wanneer men mijn ouderlijk huis karakteriseert als een kruideniers- winkeltje, waar men voor een paar centen opzettertjes kon kopen. Dat „tje" en die „paar centen" neemt voor de lezer de indruk niet weg, dat het hier net zo goed een snoep winkeltje kan gelden. Het kruideniersbedrijf annex druk beklante drankzaak van mijn vader spraken in ieder geval een andere taal dan de bagatelliserende regels uit de heer Vonk's verhaal, in welk verhaal het woord „timmerwinkel- tje" van de heer V. toch ook een onprettige indruk zou maken. Mag ik u er nog op opmerkzaam maken, dat diminutieven wrevel- wekkend kunnen werken en hier een modus vivéndi op zijn plaats zou zijn. Amsterdam L.H. van Dam WINKEL II Het is maandagmorgen, de was hangt aan de lijn en ik hoop dat het droog blijft vandaag. Eerst even tijd voor een kop koffie en in die tijd 't Kleine Krantsje doorbladeren. Ik heb no. 168 hier bij me liggen en zie daarin een foto van de kruidenierszaak van „Van Dam" op de Put. Ja, dan begin je te mijmeren, 'k Hoor nog mijn moeder zeggen: „haal even gauw een half pond stroop, want we eten supenbrei". Een mooi wit kannetje met een oor en een tuitje; het deksel moest maar niet mee. In de winkel van Van Dam rinkelde de bel als je binnenkwam en nadat je gevraagd had, wat je moest halen, keek je steeds maar weer met verbazing naar de manier waarop mevrouw Van Dam zonder een druppel te morsen de stroop in het kannetje deed. Daarna bekeek ze me kritisch en deed er een krakend wit papiertje omheen. De weg van de Put naar ons huis was kort, zolang kon ik het wei uithouden, maar onderaan de trap kwam het papiertje even aan kant en met de vinger een lik stroop uit de kan, daarna het papier er weer om. Maar wat mevrouw Van Dam kon, kon ik niet, altijd liep er een straaltje langs. Hetzelfde kannetje staat, wel geschonden, bij mij hier in de vensterbank, nu met bloemen er in. Wat woonde het mooi daar aan het Jacobijner kerkhof, naast ons was de kinderbewaarplaats. Ook daar moet ik nu aan denken, 's Morgens al vroeg werden daar kinderen heen gebracht door moeders, die uit wer ken gingen, dat was of omdat vader niet veel verdiende of omdat hij „zoop". De leiding van de kinder bewaarplaats was in goede handen van een keurige, flinke vrouw, haar naam ben ik vergeten. Een enkele keer mochten we even kijken. Alle maal kleine peuters met snotneuzen, die om de beurt op de pot werden gezet. Voor een paar centen waren die kinderen daar goed bewaard. Nu, in deze tijd gaan de kinderen naar de crèche.'t Klinkt wel mooier, maar het komt op hetzelfde neer. Kindertjes gaan ook nu naar een bewaarplaats, al is de reden wel eens anders - één van mijn klein kinderen gaat naar de crèche als mamma de colleges bezoekt. Maar ook nu zijn er mamma's, die een baan hebben omdat ze zo graag een „sherry" drinken. Is er veel verschil? Emmeloord M. Kuiper-Kroes DE OUDE SCHIPPER In 't Kleine Krantsje van 13-5-72 stond een stukje „Voor de Rechter". Dat stukje ging over wijlen mijn vader. Ik ben een dochter van S.v.d. L. en woon in de Grote Wielenstraat 14 in Leeuwarden. Het klopt niet helemaal wat er stond, maar wel het grootste ge deelte. Wij hadden altijd een schip gehad en mijn vader kon nooit in een huis wennen. Voor de oorlog was de wet er niet, dat een schip gekeurd moest worden, maar dat kwam in de oorlog. Ons schip was niet breed en lang genoeg en moest daarom afgekeurd worden. En Porte, de havenpolitie, maakte een procesverbaal op, het schip moest weg en wij moesten in een huis met meubelen van Maatschap pelijk Hulpbetoon. Mijn vader, geboren schipper, hield dit geen twee maanden uit. Hij ruilde het huis met meubelen voor een wagen en de wagen weer voor een schip, dat zo lek was als een zeef en dat ding weer voor een grote ijzeren boot, maar daar kon je niet mee zeilen, dus die moest ook weer weg. En toen kregen we een sjolsje waar hij in heeft gewoond tot op het Nieuwe Kamp, dat nu bij ons op de Tijnjedijk is. Ondertussen waren al heel wat kin deren getrouwd en woonden in de stad. U moet namelijk weten dat wij met 7 kinderen aan boord waren voor er een paar getrouwd waren. Toen de gemeente mijn va der een proces gaf, werd dat een geldboete of zitten. Hoe veel het was weet ik niet meer, maar vader ging de bak in, maar één dag en toen heeft moeder betaald, want anders was de ouwe dood gegaan, want erger straffen konden ze hem niet, want de gevangenis was een hel voor hem. Het spijt me dat ik geen foto van mijn vader heb. Hij was eerlijk als goud, maar ontzet tend bang voor de gevangenis. Over een foto gesproken: hij had er maar één op zijn Handelsbewijs van de Kamer van Koophandel. Hij was namelijk koopman. Hij heeft des tijds zijn boekje met geld en pas verloren en nooit meer terug ge kregen. Maar misschien kunt U er nog een op de kop tikken. Toen mijn vader op 27-2-52 overleed, woonden mijn ouders op het Olde- hoofsterkerkhof, oftewel de Witte Kousenbuurt. Maar ik weet zeker, als hij toen niet zo vlug was heenge gaan dat hij weer in een schip was terecht gekomen. Want hij kon niet in een huis wennen, ondanks dat ze het veel mooier hadden. Maar wees eerlijk, hij miste zijn vrijheid. En een oude schipper went nooit in een huis. Hij zei altijd het zijn gevangenissen. En ik heb hetzelfde karakter. Ik kan helaas niet om mijn kinderen, maar zou bitter graag weer in een schip willen. Het is er zo lekker klein en knus, gezellig, met niemand iets te maken en helemaal vrij. Ik zou u wel een boek kunnen schrijven over mijn jeugd, maar dat wordt te lang. Zou u zo vriendelijk willen zijn om dit in het volgende krantsje te zetten. Mijn moeder is helaas voor twee maanden overleden op de leeftijd van 80 jaar. Ze was in het Ger. Rusthuis in het Hoeksterpad. Mijn vader was 64 jaar toen hij heenging en zijn volle naam was Sytse van de Ley, geb. 30-9-1892 te Surhuisterveen. Mevr. A. v.d. Veen- Leeuwarden v.d. Ley OUWE TIETSJE Ouwe Tietsje, bekend stadstype, was vroeger stapel op kinderen. Zo zag ik eens, dat zij op de Groningerstraatweg ter hoogte van Hotel de Bleek een kleine krullebol op de arm nam. Het was aandoenlijk te zien, hoe zij het kereltje druk gesticulerend over het haar streek en knuffelde, tot plotseling de moe der van de kleine van haar boven woning stormde en het kind als het ware uit de handen van Tietsje trok en de oude vrouw scheldend achter liet. Het kind werd onmiddellijk in 't bad gestopt, want dat was waar... Tietsje rook niet al te fris! Leeuwarden R. Boelsma DRAMA IN T KANAAL Ja, bij het lezen van ons voorlaatste Krantsje moet ik ook weer even in de pen klimmen. Daarin vraagt mevrouw Bijlsma- Zijlstra naar het liedje dat destijds gezongen werd naar aanleiding van de steekpartij die bij het Kanaal heeft plaats gehad. Nu, dat liedje heb ik ook horen zingen en zelfs de woorden ken ik nog. Hier zijn ze: „Er heeft zich een drama afgespeeld, O, wil mij eens aanhoren. Men zal het hem wel gauw vertellen gaan Die beschuldigde Jan Apeldoorn. Hij heeft een meisje aan het Kanaal gesneden, meer dan ene maal. En nu komt hij voor de heren van de Raad Om te openbaren, zijn schandehjke daad". (Bis). Tot zover het üed. Het meisje diende bij de familie Faber (van Faber en Zeilenga de haarden fabrikanten). Ze had haar verkering uitgemaakt en had weer kennis aan een ander, die haar 's avonds thuisbracht. De jongeman Apeldoorn had zich verdekt opge steld en toen de nieuwe verkering was vertrokken, heeft Apeldoorn het meisje in de hals gestoken. Het meisje was niet dodelijk gewond, maar naar werd gezegd zou ze nooit meer kunnen spreken. Dat is wat ik er van weet. Van mevrouw Bijlsma-Zijlstra zou ik graag willen weten of zij Froukje Zijlstra is met wie ik veel gewandeld heb. Zo ja, dan hoop ik dat ze eens iets laat horen aan mijn adres. Huize Overvest, kamer 143. Enkhuizen B. Binnerts-Scherstra mg VERLEDEN TIJD Onder dit hoofd schreef in Uw Krantsje van 27 mei de heer J.K. van Beetsterzwaag. Fijne herinneringen! Ik ging met mijn broer op de school bij de Oldehove, hoofd der school was Pa Boddé, onderwijzers Terpstra, Rademaker, De Jong enz. Ja, wij voetbalden op't Oldehoofster- kerkhof o.a. met de gebr. Van Zuylen, welke ook op onze school gingen. We leverden schoolgevech- ten met de Boterhoekschool en de Ruyterschool. Inderdaad hebben we wel vrij af gehad, omdat men onder de vloer opgravingen verrichtte tot het opruimen der beenderen. We moesten naar deze school omdat we in de Harlingerstraat woonden. De, lijnbaan van de Fa. Morrema hebt U dus ook goed gekend. U schrijft ook over een meubel fabriek en U meende dat deze van Bakker was. Neen, dit was de meu bel-en biljartfabriek van mijn groot vader de Fa. F. Dijkstra en zn. Verscheidene knechten woonden in een hofje daarachter via de Witte Kousenbuurtsteeg. Nu is dit alles van de A.G.O. verzekering Mij. De winkel van grootvader was in de Kleine Kerkstraat. Later verhuisde mijn oom, daarna zijn zoon naar de Nieuwestad. De Engelse barakken stonden aan de Harlingerstraatweg en daarna genoemde Engelsestraat, daar staan nu nog de houten huizen waarin de Engelse officieren woon den. Schiermonnikoog K. van Oostrum ENORM GENOTEN Met de Pinksteren kregen wij oude Leeuwarder kennissen te logeren, die in 25 jaar niet bij ons geweest waren. Ze namen enkele exemplaren' van het Krantsje mee. Ik heb er enorm van genoten en gelijk een 'overschrijving gedaan als lid. Mijn jeugdjaren heb ik in de Schrans doorgebracht. In de mobilisatie kwamen wij te wonen even voorbij dokter Damsté in de Verlengde Schrans E4. Ik kwam toen in de klas bij Juffr. Halbertsma. Ook waren meester Bijl en meester Hoe- nen nog aan de school verbonden, bij wie mijn oudste zus in de klas heeft gezeten. We kregen in de 2e klas handwerken bij juf. Heslinga (Juf Knieptang). Daar ik linkshan dig was, wat in die jaren haast misdadig was, heb ik inderdaad meermalen met de „knieptangen" kennis gemaakt. Op mijn 63e jaar herinner ik me dat nog zeer goed. De Schrans was het einde van speel- genot. Met de meisjes Goerres (alle bei zwaar asthmatisch en overleden),' de meisjes De Boer die op de hoek van de Huizumerlaan woonden, Hillie de Boer van slager De Boer en Hillie Hiemstra (de bakker) be waar ik de fijnste herinneringen. Als we later jaren uit Huizum kwamen bij de cathechesatie van dominee Hoveng vandaan, gingen we al deurtjebellende de hele Hui zumerlaan af. Wij woonden toen inmiddels op de Nieuweweg, na een paar jaar er tussenuit geweest te zijn naar Deinum. Daar woonde ook Klaas de Hoo, later congierge van het gemeentehuis op de hoek van de Raadhuisstraat. Tietie werd ook bij de vriendinnenschaar op genomen. Wij stonden in die jaren bekend als het stel uit de Schrans. Daar waren dan de jongens Mebius, die ons plaagden, het spelen op de grote stoep van het verbrande huis (Vervolg op pagina 5) De baggermolen komt in actie in de gracht achter de Prinsentuin - weer een verzetje voor de jeugd in de goeie ouwe tijd!

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1972 | | pagina 4