BIERTJE DRINKEN BIJ KLAAS
11
Herinneringen aan merkwaardige zaak
STADSNIEUWS
VAN VROEGER
t kleine ^ICranteje leeet iedereen
UIT DEN
REKSTOK GEVALLEN
De 20-jarige H. Flisijn, wonende
Bagijnestraat 43, lid van de Chr.
Gymnastiekvereniging „Kracht en
Vriendschap" alhier, maakte gister
avond met de heerenafdeeling oefe
ningen in het lokaal Achter de Ho
ven tegenover „Marienburg". Toen
men met het hoogrek bezig was en
zich oefende in het maken van de
zogenaamde reuzenzwaai is Flisijn
van den rekstok gevallen en kwam
daarbij op zijn achterhoofd en rug
terecht.
Bewusteloos bleef de jongen liggen.
De onmiddellijke gewaarschuwde dr.
K. Lugtenborg verleende de eerste
hulp, waarna de getroffene per Groe
ne Kruisauto naar zijn woning werd
vervoerd, waar hij onder behande
ling kwam van dr. W.C.C. ten Veld-
huys.
Vreesde men aanvankelijk voor een
hersenschudding, dit bleek echter
niet het geval te zijn. Toen men den
jongen te bed had gebracht was hij
weer tot het bewustzijn terugge
keerd en klaagde hij over pijn in de
borst.
Voorlopig is hem 14 dagen rust
voorgeschreven, in afwachting van
een nader onderzoek.
(1934)
Het was een merkwaardige zaak, dit bierlokaal van Klaas Eijgelaar. Een lange pijpela, die achter wat
breder uitliep en waar zich ook het urinoir bevond, dat in een dergelijke gelegenheid een hoogst
belangrijke rol vervult, omdat een goede bierdrinker, na het nuttigen van de eerste glazen, telkens
na het drinken van het volgende glas, de drang der natuur moet volgen. En de kampioenen in deze
edele sport, descendenten van de oude Germanen, befaamd om de grote hoeveelheden bier die ze
verorberden en die ze, volgens de geschiedenisboekjes, dronken uit de schedels van hun verslagen
vijanden, hadden geen moeite 10 tot 12 halve liters te nuttigen. Het gevolg hiervan was dan een
voortdurend geren naar de plaats, waar zelfs de keizer te voet gaat.
de zeer, bekende Henny Snijder, befaamd om zijn joie de vivre en zijn
kwinkslagen
Merkwaardig was de zaak van Klaas
ook, omdat zij was verdeeld in
twee ruimten, van elkaar gescheiden
door een zwaar donker gordijn.
De ene ruimte, die zich bij de
entree bevond, was heel klein met
als enige verlichting het schijnsel
van een straatlantaarn, dat door
de grotp voorruit binnendrong. Hier
bevond zich steevast een klein aantal
consumenten - niet meer dan een
stuk of vijf, zes - die men bij het
binnenkomen wel hoorde, maar niet
zag omdat, in de korte tijd, dat men
de passage tot aan het gordijn maak
te, het oog zich niet kon accomo-
deren.
„Die im Dunkel sieht man nicht"
zou men met Brecht kunnen zeggen,
hoewel het hier geenszins heden
betrof, die het licht niet zouden
kunnen velen of die niet zouden
willen weten, d^t ze zich bij het
bierdrinken niet onbetuigd lieten.
Zij waren zeer bekende Leeuwar
ders, die blijkbaar bij het drinken
een verhoogd genot vonden in het
daarbij verkeren in een halfdonkere
of bijna donkere omgeving. Onder
hen bevond zich vaak de toenmaals
zeer bekende Henny Snijder, die
als vertegenwoordiger een goed be
staan had en befaamd was om zijn
joie de vivre en zijn kwinkslagen.
Ook zat daar dikwijls de bekende
oud-kampioen wielrennen Bouma,
broer van Drieske Bouma, de eerste
klas slager uit de St. Jacobsstraat,
die zelf ook een liefhebber van een
goed glas bier was, maar dat meer
deed in de, veel grotere, verlichte
ruimte aan de andere kant van het
gordijn, waar ik menig gezellig ge
sprek met hem heb gevoerd. Hier
was het, niettegenstaande het heel
eenvoudige meubilair van de toen
gangbare gladde houten cafétafels
met dito Wiener stoeltjes, die ge
plaatst waren op een ruwe met
zand bestrooide planken vloer, al
tijd een opgewekte boel. Daar be
vond zich ook in het midden van
het verbrede achterdeel een tot
grote stamtafel omgebouwde biljart,
waarom zich altijd wel enige pro
minenten geschaard hadden, die
de moeite van het aankijken en
aanhoren waard waren. Hoe vaak
heb ik daar niet de joyeuze, altijd
in het blauw geklede en met een
grote rode bloem gedecoreerde
Eduard Lampe zien zitten, die het
bier in grote hoeveelheid, zonder
te slikken, naar binnen liet glijden
en daarbij nooit onbekwaam werd.
De heer Lampe, Duitser van origine,
die in textiel deed en die in de
provincie, waar hij veel boerevrou-
wen tot klant had, bekend stond
als „de Kaepman", was een frap
pante verschijning in het Leeuwar
den van zo'n halve eeuw geleden.
Niettegenstaande zijn zware bouw
en grote gewelfde buik, zijn vlezig
doch gezond hoofd, dat via een
enorme nek verbonden was met de
brede schouders, was hij een ele
gante heer, die, altijd in de puntjes
gekleed, met krachtige tred over
Leeuwardens straten flaneerde. Ik
heb hem nooit anders gekend als
met een hoge openstaande boord
en met een grote knoop in de
stropdas, welke half schuil ging
onder de zware onderkin. Ik geloof
niet, dat hij ooit een overjas droeg,
maar wel altijd een slappe vilten
hoed, die tot zijn zwierigheid bij
droeg. Naast een groot bierdrinker
was hij een ook fantastisch schoon-
rijder! Ongelooflijk hoe deze zwaar
gebouwde man, met zijn hoedje op
en ook de 's winters niet ontbreken
de bloem in het knoopsgat, op zijn
rondgeslepen kunstschaatsen op de
toegevroren grachten van de stad,
zonder ooit een collisie te veroor
zaken, van de ene kant van de baan
naar de andere, tussen de recht toe
recht aan rijdende Friezen, door-
zwierde, daarbij een elegance ten
toon spreidende, die men nauwelijks
voor mogelijk zou hebben gehou
den.
Veel heb ik bij Klaas gelachen om
deze, toen naar schatting vijftig
jarige man, als hij met zijn zware,
enigszins hese stem op jolige wijze
van zijn wederwarigheden bij de
boerevrouwen vertelde.
U zult zich inmiddels hebben afge
vraagd, wat dit hele verhaal met
ook zat daar dikwijls de oud kampioen wielrennen Arie Bouma....,
meester Bresson te maken heeft.
Zoals ik al zei was het lezen van
zijn naam voor mij aanleiding tot
een terugblik in het verleden en U
zult dat kunnen begrijpen, als ik
U zeg, dat ook de heer Bresson,
die toen al gepensioneerd was en
naar mijn mening een zeventig jaar
telde, zich dikwijls als stamgast in
het gezelschap van de heer Lampe
bevond. Vitaal als geen andere kon
deze intelligente oude heer het
overige gezelschap door zijn ko
misch gebrachte verhalen op buiten
gemene wijze boeien.
Er waren natuurlijk nog wel meer
bekende Leeuwarders om de stam
tafel, allen keurige middenstanders,
die een verzetje nodig hadden, maar
de hier genoemden staan mij het
levendigst voor de geest. Zij vorm
den het zout in de pap van een
gemeenschap, die naast het harde
werken, dat zij deed, voor het
grootste gedeelte haar vertier bin
nenshuis vond, maar met een schuin
en waarschijnlijk 'n beetje afgunstig
oog keek naar de levensgenieters.
U ziet, ik denk met veel genoegen
terug aan de tijd, die door 't Kleine
Krantsje levendig wordt gehouden.
Veel later heb ik de zaak van Klaas
nog eens bezocht! Hijzelf was toen
al verhuisd naar het Walhalla, waar
hij zeker deel uitmaakt van het
gilde der schenkers, dat onze ge
storven Germaanse voorouders van
hier moet voorzien. Zijn zoon, die
ik nog als klein kind gekend heb,
was hem opgevolgd. Het bier, dat
hij mij tapte was nog even goed en
uitstekend gesoigneerd. Maar toch
smaakte het anders dan toen het
me na een vriendelijk „sjeblief me
neer" werd voorgezet, al keken de
geesten van de vroegere habitué's
ongetwijfeld met genoegen op me
neer.
MR. J.S. BIJL
De imposante Eduard Lampe als bestuurslid van de Nieuwe Leeuwarder
IJsclub.