DE LANDELIJKE RUYTERWEG
'T KLEINE KRANTSJE
LEEST
IEDEREEN
,ACH MAN, WE HEWWE ONS DOAD LACHT VROEGER.."
'f 3f.leine 3frantóje leeat iedereen
Lezers klommen in de pen
PIET MAROKKO
Naar aanleiding van het schrijven in
't Kleine Krantsje no. 167, van de
heer J. Faber uit Leeuwarden, kan
ik meedelen dat de naam van de
„typische sterke man", inderdaad
Piet Marokko moet zijn, want die
kan ik me nu herinneren uit de
gesprekken van destijds; ook de
verdere omschrijving doet mij zulks
bevestigen en zal dat de oplossing
geven!
Naar aanleiding van het artikel van
Jan P. heb ik veel reakties gehad en
werd ik door vele oude bekenden
en vrienden gebeld of geschreven.
Afgelopen zaterdag werden wij nog
gebeld door een familie Gooienga
uit Eindhoven, welke ons onbekend
waren, maar waar wij diezelfde dag
nog op „koffie" visite moesten
komen, waar in onvervalst Luwad-
ders menig stuk historie nog eens
werd aangehaald.
Eindhoven
NEEN NOOIT
B.G. Knip
JEUGDHERINNERINGEN
Vandaag was ik iets, dat gisteren
was gebeurd, totaal vergeten. Dat
komt meer voor, zelfs als het om
belangrijke dingen gaat, ben ik het
op een bepaald ogenblik kwijt.Toch
herinner ik me heel duidelijk ge
beurtenissen en periodes uit mijn
vroegste jeugd.
Ik was vier jaar oud, toen ik naar
de bewaarschool ging in het Tour-
nooiveld. Daar leerden we matjes
vlechten en allerlei spelletjes. Mid
den onder de spelletjes ging de deur
van de klas open en riep een vrou
wenstem, „Wie mut er nog nodig?"
Ik meen dat dat juffrouw De Groot
was - zij hield ook de school schoon.
Wie van ons „nodig" moest, mocht
Uw mening over de vrouwen- en
meisjesvereniging „Neen Nooit" in
't Kleine Krantsje van 12 augustus
kan ik niet delen.
Volgens mij was het een geheelont
houders-organisatie - „Neen Nooit"
waren de eerste regels van een be
kend strijdlied.
En de naam mej. v.d. Meulen, is
daar ook niet vreemd aan. Misschien
een zuster of fam. van onze oud
Burgemeester de .heer v.d. Meulen,
die ondanks veel kritiek geheelont
houder bleef.
Ik weet nog, dat de vader van de
WelEd. Heer v.d. Meulen, voorzitter
of bestuurslid van het hoofdbestuur
was (van de geheelonthouding).
Tot zover mijn mening.
Leeuwarden
M. Fr.v.Dr.
achter haar aan naar de „plé". We
stonden dan in een rij en deden ons
best om het broekje droog te hou
den, omdat we in die tijd, (het is
60 jaar geleden) broekjes met ban
den droegen, werden we geholpen
bij het dichtstrikken van de bandjes
want als je vier bent dan gaat dat
niet best alleen.
Naast mij in de bank zat een meisje,
ze heette Froukje Catharina. Ik
vond dat een prachtige naam, dat
was toch wel iets anders dan alleen
„Marietje". Zij werd mijn vrien
dinnetje en toen mijn ouders vroe
gen hoe dat meisje heette, zei ik
vol trots Froukje Catharina. Iedere
morgen haalde ze me van huis af en
toen ik een keer wat laat was, riep
moeder; toe schiet wat op, want
daar is Froukje Catrientsje. Wat
jammer nou, want dat klonk lang
zo mooi niet, maar we bleven vrien
dinnen, ook toen we naar de grote
school gingen. Ze kon goed leren
en heel vlug breien, als ik dat
laatste ook wou proberen, liet ik
alle steken vallen. De lagere school
was in de Schoolstraat, waar mees
ter Ferwerda hoofd was en waar
meester Plantenga les gaf: hij gaf
je een cent als je jarig was. Na de
SchoolstraatschooT naar School 4,
het was in de tijd dat we de boeken
over Joop ter Heul lazen. En ik
denk dat het daardoor kwam dat
we een club gingen oprichten. Acht
meisjes, meer niet want anders was
het geen club meer. Er werd een
clublied gemaakt en er werd ver
gaderd, soms in de koepel in de
Prinsentuin, dan weer in de meisjes
H.B.S. of een wachtlokaal van de
Halte tussen Leeuwarden en Mars-
sum. We hebben veel plezier gehad
en ik zou wel eens willen weten, wie
er van die acht nog over zijn.
Froukje Catharina in ieder geval,
want we zijn altijd vriendinnen
gebleven, ook al wonen we een
eind bij elkaar vandaan.
Emmeloord M. Kuiper-Kroes
VON WEYROTHER
In 't Kleine Krantsje las ik iets over
meneer Von Weyrother, die direc
teur van de Firma De Zon zou zijn.
Ik wou dat graag even rechtzetten.
Ik heb vier jaar bij de heer Von
Weyrother in de winkel gestaan.
Het was de zaak Joosten en Co,
op de stille zijde van de Nieuwestad,
waar later de zaak Bakker gevestigd
is. Er waren twee heren Von Wey
rother. De ene was chef in de
winkel en liep de hele dag in de
winkel te wandelen. De andere heer
Von Weyrother reisde voor de zaak.
Ook was er een meneer Joosten,
die reisde. De andere heer Joosten
zat op het kantoor. Dus het was
Joosten en Co en de heer Von
Weyrother was geen directeur van
De Zon.
Amsterdam Mevr. Jorritsma-Vonk
Op de Nieuwestad was vroeger een
optiekzaak van de heer Best. Hij
had een winkelbediende, die er vele
jaren is geweest. Op een zekere
morgen komt er een boer uit de
omtrek van Leeuwarden de zaak
binnen en het volgende speelt zich
af:
De boer zegt: Nou mut ik wat van
jou hewwe, maar ik weet hast wel
zeker dat je mij d'r niet an helpe
kanne. Nou, zeit de bediende, as
het op het gebied is van brillen,
verrekiekers en dat soort dingen,
dan mut het al heel raar weze, as
ik jou daar niet an helpe kan. Nou
jonge, zeit die boer, zeg dat maar
niet te gauw, want ik wil om f200
wedde, dat jou 't niet hewwe, Nou
vooruit, zeit de bediende, mits het
op het gebied van brillen of zowat
is. Hoor es, zeit de boer, ik hew een
koei en die verrekt 't om hooi te
vreten bij de winterdag. Allienig
gras, en anders vreet ze niet en
nou wil ik een grote groene bril
voor die koei, dan denkt ze dat het
gras is, en zal 't wel gaan. Nou man,
daar kan ik jou vanzeis niet aan
helpe en jou hewwe het wonnen,
en hier he jou je f 200; maar as
jou nou even naar mien collega
gaan in de St. Jacobsstraat, die het
vast en zeker wel zo'n bril voor die
koei. Da's goed, zeit die boer.
Dit sterke verhaal, ons toegezonden door de heer J. Vonk te Waddinxveen,
honoreren wij met een exemplaar van het unieke fotoboekje Pommeranten,
bekende figuren uit het oude Leeuwarden. Ook volgende bijdragen van
lezers, die wij kunnen gebruiken voor deze rubriek „Ach man, we hewwe
ons doad lacht vroeger" zullen wij met een exemplaar van het boekje
Pommeranten belonen.
Toen de boer de winkel uit was,
pakte de bediende de telefoon en
zeit tegen z'n collega: Jou hewwe
aan de gevel toch zo 'n grote reklame
bril hangen met groene glazen, haal
die er as de bliksem af, en leg dat
ding achter de toonbank, want er
komt straks een boer en die moet
zo'n grote bril hewwe, maar eerst
mut je om f 400 wedde, dat je
hewwe wat hij vraagt, dan kan ik
mien f 200 terug krije, en dan
blieft er voor jou oek f 200 over.
Afgesproken. De boer komt inder
daad na een poosje de zaak in de
St. Jacobsstraat binnen en dan her
haalt zich de vraag van de boer
naar een nog niet bij name genoemd
artikel, dat wel niet in voorraad
zal zijn. De opticien had met een
hand de grote reklamebril al vast
en wilde wedden. Om f 100 zeit de
boer. Nee, als ik wed dan ook
goed, om f 400, zeit de opticien.
Hij was zo vast overtuigd dat de
boer om die bril zou vragen, dat hij
vergat met wedden, dat het percé
op dat gebied moest zijn. Nou, zei
de boer, ik mut een paar klompen
hewwe voor mien haan, want as
het regenachtig weer is, dan maakt
ie de kiepen altied zo smerig, as 't ie
der bovenop springt. En zo was die
opticien ook nog es f 400 kwiet.
EDELWEISS I
In het laatste Kleine Krantsje het
Edelweisskarretje. Daar schoten mij
twee liedjes in de gedachte.
In Hollandsch lage landen, overal in
ieder oord, daar roepen nu die
trouwe spaarzame helder vrouwen
hoera voor de edelweiss, hoera voor
de edelweiss.
2e Hoera riep zwarte Pietpr, de
edelweiss maakt mij, ben ik ook
gelijk een neger of als een schoor
steenveger, van vreemde smetten
vrij (2x).
Het was op de wijs van ik had een
wapenbroeder.
Het andere was Edelweiss door alle
landen, door een ieder werd ge
bruikt, brachten vlug de fabrikan
ten weer een paar artikelen uit, 't
was Robijn en Edelweiss, ieder stelt
het zeer op prijs (2x).
Er was nog een couplet bij maar
dat ken ik niet meer.
Leeuwarden K. Beunder v.d. Tol
EDELWEISS II
Naar aanleiding van uw artikel over
Edelweiss voor de was zend ik u
hierbij het liedje dat bij deze reclame
werd gezongen op de wijze van
„In naam van Oranje".
Wat is er nu weer voor een drukte
op straat
De hele buurt staat op zijn kop
De Haas en van Brero ik wed dat
gij het raad
Veroveren de stad in galop
Met Edelweiss zeeppoeder hoort
gij het goed
Verslaan ze iedere smeerpoets
As is hij als roet
En blank als de sneeuw is hij nu
voortaan
De Edelweiss heeft het gedaan.
ZO STRAK EN ZAKELIJK NU DE RUYTERWEG IS, ZO LANDELIJK EN SFEERVOL IS HET ER VROEGER GEWEEST. DAT
KUNNEN WE ZIEN OP DEZE PLAAT, DIE UIT DE DERTIGER JAREN DATEERT. TOEN STONDEN ER NOG ALLEMAAL
BOMEN VOOR DE HUIZEN EN LIEP ER NOG EEN SLOOT VOOR DE HUIZENRIJ LANGS. VAN EEN STILLE LANDELIJKE
WEG, WERD DIT EEN STRAAT MET VEEL VERKEER.
LEEUWARDEN WEG NAAR OAMBUUR