Voor de rechter
7
Mag ik êen tütsje Husenga?"
AL TIJDEN LOOP IK ROND MET DE GEDACHTE MIJN JEUGDHERINNERIN
GEN AAN HET KLEINE KRANTSJE TOE TE VERTROUWEN.
,,'T KLEINE KRANTSJE" WEET WAT. HET ROLT NOG NIET DOOR DE BRIE
VENBUS, OF 'T WORDT VAN A TOT Z GELEZEN. AL DAT BEKENDE, AL DIE
FIGUREN VAN PERSONEN, DIE JE VAN NABIJ HEBT MEEGEMAAKT.
BIJ DE GROTE HOOGSTRAAT
EN HET KLOKPLEIN
t ü^leine 3Crantdje leeót iedereen
99
JEUGDHERINNERINGEN OP PAPIER
Hierbij gaat een foto van de Grote
Hoogstraat uit het jaar 1911. Wij
woonden op no. 25 tegenover het
vergaderlokaal. Mijn vader was smid
en we hadden een rijwielzaak. (Wat
is die straat veranderd, foei!). Naast
ons woonde „Dikke Lampe". Ik
schoot in de lach, toen ik zijn foto
enige Krantsjes geleden zag.
Onze „plaatskes" lagen aanelkaar
muur ertussen. Lampe had een
waterplaats in een der hoeken. Wij,
kinderen, hebben wat gelachen, als
we zijn rug daar zagen in 't hoekje,
't commentaar erbij zal ik u maar
besparen.
PIK EN PLUGGEN
Aan onze andere kant woonde
Flake, de kleermaker, daarnaast
goudsmid Kijlstra. Verder was er de
Albino kruidenier Krol en op de
hoek een klompenwinkeltje. Daar
tegenover de antiekzaak van Looy en-
ga, nu Pannekoekhuisje. Daarnaast
Café de Boer, Jurres, de Jong, de
lederhandel. Vaak waren we daar
beneden in de werkplaats en kregen
we een stukje „pik en pluggen". De
pluggen staken we tussen drukbel-
len, liefst van bovenhuizen. Dan
kwam het vergaderlokaal. Feddes
was daar meen ik beheerder van.
Ook woonde er een familie van
Schaik en verder in de straat Dr.
Woltring en op de hoek van de
Eewal, Delea de schoorsteenveger.
Veel huizen zijn er, waarvan ik niets
afweet.
In het gedeelte naar het Naauw
woonde op de hoek van het Klok-
plein, slager Bekker, schilderijen
en lijstenwinkel van de Kruis, meu
belzaak van de ouders van de tegen
woordige eigenaar en de Zuivelzaak
van Ellens. Op de hoek van het
Naauw Droge, een kruidenierszaak.
Daartegenover de parapluzaak van
Rentier, ook nog een herenkapper
Looyenga, een stoffenzaak, een
winkel in bakkersgereedschappen
en meubelzaak de Vries.
ECHTE GOEIERDS
Het orgel speelde altijd bij ons voor
de deur. Nooit ontbraken (gekke)
Tine en (gekke) Bennie, een joodje
uit de Speelmanstraat. Het waren
van die echte goeierds. Bennie dans
te altijd op de maat van de muziek
en dan wees Tine met haar vinger
van haar voorhoofd naar Bennie
en zei ze „stakkerd net".
Op het Hofplein was toen nog het
politiebureau en ettelijke t keren
werden in die tijd de „dronken
kerels" opgebracht. Wij er achter
aan roepen en schreeuwen, maar
met doodsangst in het hart als er
soms eentje zich los zou rukken.
Heel vaak zijn mijn gedachten te
ruggegaan naar de „Gloppe". Een
doodlopende brede steeg in de
Klokstraat. Aan het eind ervan was
het „hok". Daarin woonden soms
drie dakloze gezinnen. Het was een
grote stenen ruimte, met half opge
trokken muren, waar het water
soms bij neer liep. Bij de ingang
stond een kookkachel en er waren
twee „plee's". Er waren vijf gedeel
ten, hokken, anders kun je ze niet
noemen. Een familie heette Visser.
In de Spaanse griepperiode stierf
daar de man en twee of drie kinde
ren. De kisten stonden in de nauwe
gang. Zoiets vergeet je nooit. Zulke
toestanden, onbegrijpelijk. Veel van
onze kleren en ook eten, verhuisde
vaak daar naar toe. Op een dag
waren we aan het knikkeren, ik had
een rood blousje aan, toen riep
Aaltsje Visser, „se het mien bloeske
an". Ik hevig er tegen in, je weet
hoe dat gaat, toen zei ze „och kien,
hou je mar stil, ik krij het later
ommes toch". Goeie mop, maar ik
weet nog best hoe verontwaardigd
ik was.
DE GEERTSE SCHOOL
Met de buurtfeesten heb ik menig
prijsje in de wacht gesleept. Meestal
hadden we die op het Klokplein.
We waren op de „Geertse school",
op de Druifstreek. Daar was de
heer Boersma, of was het Broer-
sma?, hoofd. Ze waren beiden aan
school. Meester Schippers, en dan
nooit te vergeten, meester O. Braak-
sma. Een opvoeder van de bovenste
plank. Zo'n man zie je altijd weer
voor je. Naar ik meen woont hij nu
nog op zeer hoge leeftijd in Marijke
Hiem te Heerenveen.
Voor handwerken hadden we juf
Meijer uit de Singelstraat en voor
gym juf de Boer.
Wat hadden we vaak ruzie met de
Zestig jaar geleden: de jeugd van de Grote Hoogstraat komt op de kiek.
„kiendes van de fiene school", of
met de „Roomse papen" van de
jongensschool! Ja, verschil was er
toen ook, maar het waarom wisten
we niet. Het was anders en dus
vechten. Meisjes net zo goed als
jongens, al was het alleen ook maar
het aanmoedigen.
Wat konden we heerlijk op straat
spelen. Achterop de wagens van
Van Gend en Loos springen. Als er
een kwaaie peedsjemenner was, sloeg
hij soms met de zweep naar ons,
maar het weerhield je er niet van
er achter aan te blijven hollen.
Op de Kelders leerden we schaatsen
rijden, soms konden we onder de
Brol door naar de Weaze of naar
het Naauw.
PADSJE LOPEN
Wanneer het Leger des Heils op de
Brol speelde en zong onder de grote
lantaarn, stonden we vooraan, tot
het ons begon te vervelen en dan
was het „padsje lopen" met verlos.
Jonge, jonge, wat was de goe ge
meente dan kwaad. Maar dat be
grepen wij toen niet, wij hadden
alleen maar plezier.
Naast ons huis was een steeg (nu
dichtgemetseld) die doorliep naar
de St. Jacobstraat. Aan het eind
daarvan was de bakkerij van Groene-
woudt. Daar kon je voor „halve
stuver" koekjekrumels halen. Soms
werd ik er op afgestuurd door een
van m'n grote broers of zusters en
dan kwam ik met een hele volle
zak terug, want ik was heel goede
maatjes met het personeel in de
bakkerij.
Bij dove Huisenga, al vaak genoemd
in 't Krantsje, moest ik eens een
gummie tuitje voor de theepot ha
len. Wij met ons drieën er op af.
In de winkel heel zachtjes „mag ik
een tütsje, Hüsenga?" „Watte... een
tfusje, hè, wat mut je hewwe?"
dan schreeuwend de winkel uit,
een tütsje. Hij holde ons tot de
Peperstraat achterna en wij haalden
op de Weaze het kleinood. Moeder
wist hier natuurlijk niets van, want
dan kreeg ik mijn portie terug
betaald. Een kennis van me, was
een keer bij Huisenga in de winkel
om een bord. Hij stuurde ze weg
met de woorden „dat kanne jou
toch niet betale". Een pracht fi
guur.
Wie er allemaal op de foto staan
weet ik niet. Kinderen van Café de
Boer, van Krol, Looyenga en verder
uit de omgeving. Het was zomaar
een straatfoto.
Misschien zijn er onder onze lezers
of lezeressen die zich er iets van
herinneren en zich herkennen, zelf
was ik te jong.
Misschien is het niet de moeite
waard, iets uit dit schrijven op te
nemen, maar zelf heb ik hiermee
weer eens een stukje uit mijn
jeugd beleefd.
C.S. FABER-
WARNSVELD DE HAAN
RUZIE OM DE KAT
De 49 jarige Willem S. schipper te
Leeuwarden, thans te Kootstertille,
heeft op 24 October terechtgestaan
voor mishandeling van K. Jelgersma.
Toen deze in den avond van 5
Augustus voor zijn woning in de
Ruitersteeg zat, kwam zijn buurman
L. Jas bij hem. Deze beklaagde zich
over J's kat, die zijn gordijnen had
verscheurd. Op de opmerking van
J., dat Jas dergelijke vernieling kon
voorkomen door in 't vervolg als hij
uitging zijn deur te sluiten, werd
Jas boos. Hij greep Jelgersma aan.
Deze verdedigde zich. Toen de strijd
al haast over was, kwamen Willem
S. en zijn zoon op het tooneel. De
zoon greep Jelgersma bij den nek en
de vader sloeg, zooals een der ge
tuigen het uitdrukte hem „op den
kop" niet één maar verscheidene
malen.
Op 31 October werd Willem voor
deze mishandeling veroordeeld tot
14 dagen gevangenisstraf. Bij ver
stek. Heden werd het verzet be
handeld. Een drietal getuigen a
décharge door den veroordeelde
meegebracht, konden niets tot zijne
verdediging bijbrengen: ze hadden
van het eigenlijke feit niets gezien.
Dc officier vorderde.dat het vonnis,
bij verstek gewezen, zou worden
bekrachtigd.
op de Kelders leerden we schaatsenrijden