4 Regionale bank Friesland Bank FOTO RflRO/EL ikïfxi f.C 't 3£/ei'ne 3-Crantnje Leent iedereen Lezers klommen in de pen 1= Uw spaargeld wordt aangewend voor de economische ontwikkeling van uw eigen provincie. uw eigen bank BOSHUISENGASTHUIS I Het deed mij goed een foto van 't Boshuisengasthuis in Uw gezellige Krantsje te zien. Daar mijn groot moeder er met veel genoegen in heeft gewoond en o.g.t. haar menig maal heeft opgezocht. Ze is in 1928 gestorven en was toen bijna 84 jaar. Toen was er altijd een mevrouw Wed. Huppes, die daar de scepter zwaaide en van een meneer Zeinstra heb ik nog nooit iets gehoord. Ik denk dat hier wat de foto met haar gegevens betreft een vergissing is. Leeuwarden T. v.d. H.-de V. De Zeinstra's - een vergissing? Nee hoor: langer dan veertig jaar zijn ze in 't Boshuisengast huis de congierges geweest. Red. 't KI.Kr. BOSHUISENGASTHUIS H Allereerst onze dank voor het plaat sen van de foto van het jubileum van het Boshuisengasthuis. Onze dochter bracht gister het Klei ne Krantsje mee. Uit Amsterdam belde mevr. v. Hoorn-Banda ons op en zei, tante wat leuk, die foto van onze Opoe's staat in 't Kleine Krant sje. Mevr. v. Hoorn is namelijk de kleindochter van Mevrouw Ban da en van Mevrouw de Vries-Rosier, dat is de dame met de stippeltje jurk aan en Mej. Sjollema zit daar naast. Mevrouw Banda is mijn schoon moeder en mevrouw Van Hoorn is een nichtje van ons. Ze wist niet wie die foto opgestuurd had, zei ze. Nu heb ik hier nog een foto van vroeger. De Verlengde Schrans werd toen voor het eerst breder gemaakt. Ik geloof zo ongeveer 1925 of 1926. Zo U ziet droegen ze toen ook allemaal een pet en de opzichter heeft een hoed op. Mijn man staat midden achter. Een jongetje staat tussen hem en de opzichter in. Mijn man is nu 75 jaar. Als u deze foto plaatst wilt u dan onze naam er bij zetten. Onze dochter heeft indertijd een foto van een Vuilnis wagen met paard ervoor op gestuurd en wij kregen daar zulke leuke brieven op. Harderwijk Mevr. Banda-Heinsius HET VLIET De stukjes van Van Dam (as Liwad- ders onder mekaar niet meneer v. Dam) mag ik graag leze. 'k Vien, hij het er aardig de slag van, om de juste snaar te raken. Su as oek weer in 't Kleine Krantsje van 21-10-72 nr. 178, over 't Vüet. Hij toverde mij 't ouwe Vliet van toen weer helder voor de geest, 'k Bin seis gien Vlietster jonge, maar ik hew daar inne buurt werk. As 13 jarig jonkje (1916) ston ik bij de krudenier G.S. Bergman achter de toonbank as „kruideniersbediende met enig licht loopwerk". Loon drie gulden inne week. Toen ik der een paar maanden weest was, kwam der een nije „loopknecht, goed kunnende fietsen" voor 't bezorg- werk inne stad. Loon zes gulden inne week. Maar ik must de klanten helpe an hun, zo als 't op de puudsjes ston, „Koloniale en Grutterswaren" alsmede an raapolie, peterolie, vuur- an-makers (houten spaanders met hars der om hene) 'k meen, 50 stuks voor een kwatsje. Maar, ik kan mis weze, want 't is al 56 jaar leden. En as der gien klanten inne winkel waren, must ik die ledige tiid op- vulle met het vooruut wegen van pondsjes, half pondsjes en onskes suker en de puudsjes mooi en stevig vouwe. We hadden op 't Suud-vliet één bezorgklant sitten, waar ik elke morgen even anhore must. 't Was „Mevrouw de Weduwe Tj.". De baas sprak disse naam altied met enige eerbied en zacht uut. „Mevrouw de Weduwe Tj.". En ik kreeg de boodskap met: „as Me vrouw de Weduwe Tj. zelf open doet, mut je heel beleefd weze". Nou, dat was mie wel toevertrouwd. En meestal deed „Mevrouw de Weduwe Tj." seis open. 'k Nam dan beleefd mien petsje af en zei: „goe demorgen, mevrouw. En of me vrouw vandaag oek nog wat nodig was van de krudenier". Wat ik dan of onthoude, of as 't wat veul was, dit met een stomkè potlood op een papierke krabbelde. Eerlijk, as jonkje von ik al, dat het de moeite weerd was, „Mevrouw de Weduwe Tj." even langer an te sien, dan strikt noodzakelijk was. 'n Mooie slanke verskjening, herinner ik mie 'n Aziatisch uterlijk met fluweel zachte donkere ogen. De bevallig heid en de soepelheid van hur bewegingen en hur loop deden den ken an sun Japanse Geisha. En nou, 56 jaar later, kon ik mie wel in- denke, dat de baas de naam „Me vrouw de Weduwe Tj." dan oek su eerbiedig en zachtkens uutsprak. Zij woonde, in mien ogen althans, in een deftig burgelijk huus. 'n Huus, waarvan rust uutstraalde. Met een blauwe hardstenen stoep, omringd met zwarte, smeediezeren hekjes, 't Pand staat er nog ('k meen nr. 34) maar stoep en hekjes binne (natuurlijk) verdwenen. Wanneer ze in Luwadden ergens wat moois siene, dan wudt dit niet onderhou den en restaureerd, nee, dat mut fut... Su gauw mogelijk. Waar binne onze molens? onze stads- en water poorten? Onze fraaie stille grachtjes van weleer? Eewal, Turfmarkt, Wut- telhaven? En in onze tied: 't Vliet, de Torenstraat en 't skandalig gedoe met de ouwe stins, „hotel de Nieuwe Doelen?" Sorry, lieve lezer, 'k liet mie even gaan. Late we terugkere naar 't Vliet van toen. Vlak voor de winkel van Bergman lag altied „de Kluinhof' de stoom-vrachtboot op Groningen. Der naast het vrachtskipke (een snik?) van de Vries van Burum. 'k Sien em nog voor mie, die de Vries. Een forse, kalme man, met. blauwe kiel en op klompen. Had een mooie volle beerd. Ik von altied, as je hem sun breedgerande vilthoed op sette suden, dan was 't persies Cronjé of Paul Krüger uut de Boereoorlog van Transvaal. Wat betreft die korendragers die Van Dam noemt, die konnen je, bij mooi weer, oek viene tussen de Boomsbrug en Vlietsterbrug. En oek vaak drentelden ze heen en weer voor de etalage (Vlietkant) van Bergman. En dan, met de regel maat vanne klok, spt...spt... handig kleine brune straalsjes tabakssap oppe straat spui-ende. Tot grote argewaasje vanne baas, die op sun „panter-velsje" helemaal niet gesteld was. Maar ja, was hij seis dan niet de indirecte oorzaak hiervan? Hij lever de, of beter, ik leverde de hiervoor benodigde ingrediënten, t.w. B.Z.K. fien, grof of middelsnee. Naar ver kiezing. Als ik achtere toonbank ston, suker, zeep of stroop te wegen, kon ik vaak heel mooie en interessante gesprekken afluustere. 'k Herinner mie nog best het volgend tafreelsje. 't Was op een morgen en mooi weer. 't Gezelschap was dizze mor gen vrij voltallig. Der waren: de Snoekebek, de Balstiên, Meelpude, Halve Kracht, nou ja, nog meer, die ik niet bij naam of bijnaam kon. De gesprekken, eerst rustig, wudden Iuder, steeds luder. Tc Hoorde wel, der broeide wat. Een langsame maar zeker riepende ruzie was in aan tocht. Dat beloofde wat jonges... 'k Liet mien suker, zeep en stroop wegerij inne steek en gong, kwiens- kwans, de etalage afstoffen... en ik hoorde: „En die gróte smoel van dij, daar hew ik genoeg van!" „Maar die opskepperij van dij, daar hew ik genoeg van, groate idioot dats biste...!" „Mar ik versuip mien laaste kwatsje niet en laat vrouw en kienders verrekke vanne honger..." „Maar ik trek niet vanne Bond en dan stiekum putsjes der bij soeke..." „Dat suus tou g.v.d. waar make! Dit suden ze bij een persconferentie loof ik, noemd hewwe: „We hadden een zeer openhartig gesprek". Enfin, in dreigende houding stonden partijen met de neuzen teugen me kaar, de vuusten gebald, en 't wach ten was nou alleen maar op de een of andere moord-aanslag, op welke kroonprins dan oek, en de stried zou in volle omvang losbaste. Maar helaas, een paar spulbrekers douwden de waarheidslievende par tijen uut mekaar. Weliswaar deed één vanne omstan ders nog een wanhopige poging de stried in goeie banen te leiden met de aanmoedigende kreet: „Slaan dou der maar in, Meelpude! Dou dust wel!" En hiermee vertolkte hij tevens mien innigste wens. Maar jammer, 't was de stem eens roepende inne woes tijn. Want de Meelpude wudde inne richting vanne Vlietsterbrug douwd, en „Halvekracht" of de Balstien, nou stevig vasthouden deur andere leden van „het Comité van Goede diensten" wudde, nou 't gevaar geweken was, luud schreeu wend en trappend 't Suud-vliet op- donderd. 't Ja, dat liep mis dus. En mien hoop, een fris, frank en vrij knok- partijtje te zien, disse hoop kon ik dus wel ten grave drage. Ik bevond dat mien etalage inmid dels redelijk goed stof-vrij was, en gong maar weer terug achtere toon bank. Suker wege. Of zeep. Mis schien oek stroop? Dat weet ik niet meer. Liwadden S.K. BOEIENDE AFFAIRE Naar aanleiding van een paar artike len in het onvolprezen Krantsje rijzen bij mij enige vragen. Mevrouw Leenes-Visser uit Gronin gen schrijft in nr. 174 een artikeltje over de boerderij van Tijsma. De heer Tiemersma uit Arnhem, haakt in nr. 178 hierop in, hij schrijft o.a. „Wijlen de heer Leenes, uw schoonvader, was melkrijder voor de Zuivelfabriek, ze woonden op de Weg naar Cambuur hoek Cam- buursterpad". Dit is nu een verkeerde veronder stelling. Hij kan nooit haar schoon vader geweest zijn. Ik ben n.l. een kleinzoon van de heer Leenes en geboren op het Schoppershof, al lang ter ziele, wat nu de de Ruijter- weg is. Tussen 1919 en 1925 speelde mijn jeugd zich af, of in het huis van mijn ouders Vader Schaafsma en Moeder Leenes (dochter van de melkrijder Leenes) of bij Opoe en Opa Leenes, op de bewuste hoek van het Cambuursterpad. Mijn vraag is nu of ik via Uw be middeling de adressen kan krijgen van de beide briefschrijvers. Ik heb n.l. geen idee, wie Mevr. Leenes- Visser wel mag zijn. De gehele affaire boeit mij des te meer, omdat ik een amateur genealoog ben en met mijn familie-gegevens enorm ver ben ge vorderd. Deze mevrouw, misschien wel familie, is mij n.l. volslagen onbekend. Den Haag S.J. Schaafsma OLIEMOLEN In 't Kleine Krantsje stond dezer dagen iets over de Oliemolen van het Zuidvliet. Mijn vraag is van wie was die molen? Mijn vader is 1877 uit Raalte gekomen als Molenaars knecht. Ik meende wel eens gehoord te hebben, dat vader op de molen van Wijbrandy heeft gewerkt. Van de lijnkoekfabriek weet ik dat deze naar mijn mening ongeveer is afgebrand omstreeks de oorlog Vervolg op pagina 14 igf, I I '«ajÉpri V lW*jP§fss'i~y SOMMIGE „ECHTE OUWE LEEWADDERS" ZAGEN HET ZO, VELE ANDEREN HEB BEN ER MOEITE MEE GE HAD TE ONTDEKKEN, WAAR DEZE FOTO, DIE WE DE VORIGE KEER IN T KLEINE KRANTSJE AFDRUKTEN, WAS GEMAAKT. WELNU, DE FOTOGRAAF HEEFT VOOR HET MAKEN VAN DEZE OP NAME IN DE TUIN ACHTER DE HUISHOUDSCHOOL DM DE SPEELMANSTRAAT GE STAAN, RECHTS ZIEN WE DE ACHTERGEVEL VAN DE VRIJMETSELAARSLOGE AAN DE PUT, LINKS DE ACHTERKANT VAN HET KANTOOR VAN DE SOCIA LE DIENST AAN HET JACO- BIJNERKERKHOF. EN VAAG OP DE ACHTERGROND HET DAK VAN DE GROTE KERK. De Verlengde Schrans wordt verbreed. Op de achterste rij: een zekere Douwe, de opzichter, R. Banda, Bakker en Kussendrager. Op de voorste rij links Akkerman en rechts met schep Keimpema.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1972 | | pagina 4