Aardig stukje oud Leeuwarden BOTERHOEK WAS GEZELLIGE BUURT 5 STADSNIEUWS VAN VROEGER r Alonit' ^^rantóje ieeet iedereen Zo zag de Boterhoek er nit met op de voorgrond het landelijk terreintje, waar nu het Oldehoofsterkerkhof is. Op de foto boven de Lijnbaan van Morrema met de touwslagers Gutman en Berendsen; verder de toegangspoort tot het Hofje Goozen. Lading hooi in brand geraakt Hedenochtend omstreeks half- twaalf geraakte op den hoek van de Zuiderstraat en de Willems kade de lading van een vrachtau to in brand. Deze lading bestond uit een 60-tal pakken hooi, welke bij een der Stanfriesbooten zou worden afgeleverd. Het hooi was eigendom van den heer A. Berg te Marrum. De auto, waarop het naar Leeuwarden was vervoerd, stopte op den hoek van de Zuiderstraat. Bij het afzetten van den motor zijn vermoedelijk vonken uit een der achter de cabine opgestelde gasgenerato ren gevlogen en in de brandbare lading terecht gekomen. Nauwe lijks had de chauffeur de cabine verlaten of uit een der pakken hooi stegen vlammen op. Hoewel hij, geholpen door voorbijgan gers, direct begon met het afla den van de auto, waarbij de pak ken op de straatsteenen werden gegooid, kon toch niet verhin derd worden, dat het vuur, aan gewakkerd door den stevigen wind, zich aan de geheele lading meedeelde. Hoog sloegen de vlammen op, maar het vuur min derde spoedig, toen de brand weer het met twee slangen op de waterleiding bestreed. De na blussing vorderde nog geruimen tijd, daar het vuur lang nasmeul de en telkens weer oplaaide. De vrachtauto kreeg slechts lichte brandschade. (1941) andere stadsdelen liever niet gezien wilden worden, nog wel eens stiekum binnen voor een paar borrels, waarna dan een slaapje, 's zomers in de bosjes achter de Prinsentuin lokte. Temidden van vogelgezang ga ven de heren zich dan over in "Morpheus" armen. Ook de beide rechercheurs "Turksma en Stévan" verschenen wel eens op 't tapijt, 't Waren bij de ras-echte Boterhoekers geen geziene gasten, volgens hen bemoeiden ze zich teveel met andermans zaken. Bezienswaardig in de Boterhoek was "het hofje van Goozen", een Joods gasthuisje waar arme Jodinnen een rustige levensavond vonden Een mooi, antiek poortje gaf toegang. Hier zaten altijd een paar oude vrouwtjes het leven op straat gade te slaan of dachten aan de tijd, toen ze nog jong en schoon waren. Dadelijk achter "Het hofje van Goossen" was een Joodse begraafplaats. Zo dicht bij hun begraafplaats te wonen was voor de oudjes niet prettig maar heeft "De Genestet" niet gedicht: "akelighe om zo te wonen, vlak bij 't kerkhof bij je graf, maar mijn vrienden, lieven, schonen, woont g'er dan veel verder af!" "De Boterhoek" en omgeving herbergde nogal merkwaardige typen. Hun familienamen waren vaak onbekend, meestal werden ze genoemd zo ze er uitzagen: de Schele, de Kromme, de Lord, de Püsterige, Napoliontsje, Slanke Willem. J.C.VAN DAM. Een weinig hoger op het stuk bolwerk was de touwslagerij van Morrema. Er stond een oud hok, waarin zich het wiel bevond dat, door een jongen, "k la de Ruyter" werd rondgedraaid. Een man, met een bundel vlas voor zijn buik, liep langzaam achteruit en liet dan het vlas door zijn handen draaien, op deze wijze vervaardigde hij touw. Bekend was dit oude stadsdeel om zijn beide logementen "De Vriendschap" en "De Gouden Leeuw". Ook als slaapstee deden ze dienst. Menig zwerver vond hier na een dag van levensgetob, voor de nacht een eenvoudig bed je. De latere "pinda-mannetjes", brachten ook hier hun nachtrust door. Moe waren ze dan van hun herhaald geroep: "pinda, pinda, lekka, lekka! "Altijd weer die zelfde roep, op die koude, kille stoep!" STIEKEM EEN SLUKJE Niet alleen waren de beide kroegjes, stamcafé' s voor de buurtbewoners, maar ook stap ten sommige Leeuwarders, die in Een aardig stukje oud- Leeu warden was in 't begin van deze eeuw de Boterhoek aan de voet van de Oldehove. De herinnering daaraan raak ik niet kwijt en veel bewoners zie ik in m'n verbeel ding nog duidelijk voor me. Maar de sloperhamer heeft nu zo goed als alles in deze buurt kapot geslagen. Het streekje "de Boterhoek"- de aangrenzende steegjes daargela ten - gaf enigszins het beeld van een stukje platteland. De oude huisjes, met onder- en bovendeur zagen uit op een stuk grasland dat schui opliep tegen het Oldehoofster kerkhof, nog een stuk bolwerk. Voor de woningen was een smal straatje, grenzende aan een puinweg die van de Groeneweg tot de stadsgracht liep. Wilde grassoorten, de naam onkruid waardig, sierden het grasterrein. Hier graasden een aantal geiten; lijsters trippelden er in, of lieten vanuit een paar oude, hoge bomen hun wellui dende klanken horen. Ook kin deren speelden en stoeiden er. In de zomermaanden deden "Bo- terhoeksters" er een middagdutje waarbij ze hun dagelijkse zorgen vergaten. Voor de eenvoudige woninkjes stonden vrouwen hun wasgoed te beredderen. Op een oude stoel een grote tobbe vol water, hierin een metalen was bord en dan met een borstel er maar op los rossen, of hing het le ven er van af. Hoe er nog een draad van het linnengoed heel bleef leek een raadsel. GEZELLIGE BUURT Het was een gezellige buurt. Jonge vrouwen zaten buiten op de vensterbanken hun stop- en breiwerk te doen en mannen hin gen, leunend op de onderdeur hun kalkeneindsje te roken. Vro lijk kon het er ook wel toegaan, vooral wanneer een harmonica speler kwam opdagen. Werd iets bekends ten beste gegeven dan zong men mee, vooral waren in die tijd Zuid Afrikaanse deuntjes in zwang o.a. "Waai hoog, waai in de heldere lucht, Transvaalse vrijheidsvlag, onze vijanden zijn weggevlucht, nu komt een blijer dag".

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 5