Een dagje uit HET SCHOUWTONEEL ONZER DWAASHEDEN 10 ■t3Cl ■sine ^.lfranteje leeót iedereen Een kleine honderd jaar geleden, id 1876, verscheen er een boek in ons land met de titel Het Schouwto neel onze dwaasheden, een „humoristisch satirieke volks teekening, opgedra gen aan het Nederlandsche Volk" door Erasmus den Jonge. Nu, zovele tientallen jaren later, is het voor ons byzonder interessant ken nis te nemen van de visie van de geestige schrijver op de Nederlandse samenle ving van toen. Bij beetjes en brokjes hebben wy zijn verhaal overgeschreven voor de lezers van onze krant. Met de kleeding en dekking en ligging ziet het er al niet veel beter uit, dan met de voeding, waaro ver wij het een vorige maal hebben gehad. Ik zal maar geen tafereelen ophangen van het geen men in den werk mansstand op 't stuk van ligging en dekking, vooral in talrijke gezinnen, ontmoet. Ook hier spreek ik niet van de bedelaars,die te lui, te vadsig en te verkwistend in andere opzichten zijn, om zich een bed en deken te verschaffen; te berekenend om geen verscheurd kleed te dragen, waardoor gewoonlijk bij zwakke zielen medelijden wordt opge wekt. Alleen met den werkman die acht k tien gulden verdient heb ik meewaren. Als hij dan nog door den Hemel is gezegend met een kind of vier, vijf, waarvan een paar zóó klein, dat de vrouw niet uit werken kan gaan, dan vraag ik u: waar moeten een jas, een japon, kieltjes en schoentjes en petjes, ondergoed enz. Vandaan komen? HALFSLEETJE Als er dan niet eens een oude jas van den baas en een "halfsleetje" van de juffrouw afviel, waarachtig dan waren ze naakt als weleer de bewoners van 't Paradijs. Maar ik wilde ook een woordje spreken over de kleeding in het algemeen, de kleeding van de chique standen en van den burgerman. Ik herinner mij de dagen waarin de eerzame Nederlander zijn "eigen" kleederdracht had: lange duffelsche jassen en hooge kachelpijpachtige filtenhoeden, korte pantalons met slobkousen en lage schoenen met gespen. Toen zat er iets karakteristieks, iets krachtigs in de Nederlandsche type. Met den tijd is dit veranderd en niet in ons voordeel, al is 't er ook "mooier" op geworden! HAUT CHIQUE De korte jasjes van allerlei kleuren stof; de nauwe spanbroekjes of arabisch gemodeleerde panta lons, die u als 't ware naslepen, gelijk de twaalf kinderen uit een eerste huwelijk aan den man die zich voor een tweede voorbereidt; de laag geopende vesten: de lang over de handen hangende manchetten en hooge staande boorden ;de zwarte en grijze zijden en de lage filten- en castoren hoeden, met breede, omgeslagen, neêrgeslagen, opgeslagen of mini- atuurranden, dat alles moge, opgeluisterd door een pince-nez met breed lint en een rotting van het geslacht der stopnaalden, haut chique zijn, ik voor mij dweep niet met deze van den vreemdeling afgekeken deftigheid. Maar gij weet het ook, niet waar? uw kleed ing kan niet net, niet naar the last fashion zijn, als de coup niet van een franschman of niet een engelsche is. Hier te lande worden, naar uw oordeel, slechts vreemde mode-journalen nageaapt en dan zit er geen vlugheid in die copieën. Alleen te Parijs en Londen leeft het kleêrmakers-genie; daarom laat ge ook van ginds uw costumes komen. En dan denkt ge waarlijk smaakvol gekleed te zijn. Even als mevrouw, die tegenwoordig niet meer op straat kan komen als haar de zijden en fluweelen "koopjes" van de Printemps of de Bon marché niet naslepen. Onze modisten, die tenminste nog begrip hebben van stemmigheid en van verschil tusschen hetgeen de dame en de would-be-dame dragen moet zij steken echter den draak met uw Parijsche "emplettes," mevrouw, want toe vallig hebben zij in een mode-jour naal van 1849 het costuum gevonden.dat zij daar in uw nieuw reclame-boekje van 1876 zien afgeteekend! DWAASHEDEN De chique, die zich van uit Parijs en Londen laat kleeden, niet naar eigen keuze (want zóó zelfstandig is men niet eenmaal), maar naar den smaak van zeke ren heer Roussel of Bickworth, Lejeun of Hampton, de geperso nifieerde "mode," de chique bederft daarenboven door zijn dwaasheden den goeden smaak ook bij de burgerstanden, waarbij men tegenwoordig ook geen greintje begrip van welgevoegelijkheid in kleeding meer vindt. Uw kruide nier draagt tegenwoordig een pelsjas en zijn vrouw een fluweelen mantel. Dat is op zichzelf geen ramp;ik heb er ook niet tegen dat de eerbare burger even deftig er uitziet als de soms minder eerbare heer baron. Maar als uw kruidenier zijn pels niet betalen en de fluweelen mantel zijner echtvriendin niet opdiepen kan, dèn heb ik tegen zijn chique groot bezwaar. VEEL TE HOOG En dit is vrij algemeen het geval. Op het stuk van kleed ing vliegt de geheele burgerstand veel te hoog. Ik zelf doe daarin meê, Waarom? Omdat ik alleen de oude duffel van mijn vader niet kan dragen, terwijl al mijnbuurluTin fluweelen jacquets wandelen; men zou mij vooreen "oude pruik" verslijten en mijn affaire zou verloopen. Doch als iedereen er over dacht zooals ik en de burgerman een burgerkleed droeg, het zou waarachtig vrij wat beter in de wereld gaan. Wat belieft u?... De dienstmeisjes zouden dan ook weder als dienstmeisjes zich kleeden en men zou een zekere categorie van vrouwen, die ver beneden fatsoenlijke dienstmei sjes (schaarsch te vinden) staan, duidelijk kunnen herkennen; wat thans't geval niet is. BOND VERSTANDIGE VROUWEN Zou er, in onze dagen van bond- en vereenigingslust, geen bond van verstandige vrouwen te vormen zijn, die zich ten doel stelde de stemmigheid en deftigheid, den rang en de fatsoenlijkheid op het gebied van toilet te herstellen? De heeren der schepping zouden vanzelfvolgen. Ik treed onmiddellijk als donateur toe. Zie hier een wel heel bijzondere fotoserie van een aantal oudjes van het Sint Anthony Gasthuis, gefotografeerd ter gelegenheid van „een dagje uit". Wanneer de foto's zijn gemaakt, weten we niet, maar dat moet al lang geleden zijn: de kleding van de hoogbejaarde dames en heren wijst in de richting van de twintiger of het begin van de dertiger jaren. In ieder geval moet als zeker worden gesteld, dat geen van deze vitale veteranen meer in het land der levenden kan zijn; ze zouden nu stuk voor stuk al ver over de honderd zijn geweest. Ook niet meer in leven is de bekende dokter Uffelie, die we herkennen op de onderste plaat, terwijl hij samen met een gedienstige politiedienaar een van de oude vrouwtjes onder steunt. Zwart is de kleur van de kleding van de ouden van dagen van die 'tijd - het moest toen, zeker op zo'n leeftijd, zo somber mogelijk zijn. En ook nog zo lang mogelijk: de jassen en de rokken reiken nog tot de grond. Ja, ja, ook wat dit alles betreft is er wat veranderd de laatste tijd!

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 10