Ieigen karakter
STADSNIEUWS
VAN VROEGER
t ^Üfeine jifrantsje leest iedereen
«ns centrum voor do
vereld van hel vervoer
Wapen van Friesland stond en
staat nu nog het hotel Nieuw
Duinkerken, de zaak van de
hoogbejaarde heer Ettema, die
vroeger koekebakker in Franeker
was, maar een kleine vijftig jaar
geleden naar Leeuwarden kwam.
Hij was er nog maar een paar
jaar, toen die Elfstedentocht
werd gehouden en hij onder zijn
gasten ook schaatsers kreeg. Een
van hen was een Keizer, een
stevige rijder uit Tacozijl, die
eerste in Sloten was. Hij kreeg er
van de Sloter burgemeester een
zilveren schaatsje voor en toonde
zijn prijsje later vol trots aan de
heer Ettema.
,Jk heb vandaag ook een prijs ge
wonnen" vertelde toen de kaste
lein. „Hoe kan dat nou?" vroeg
de Elfstedenrijder verbaasd.,Nou
ik heb een jonge dochter bij de
vrouw" antwoordde de heer
Ettema met een brede lach. Van
daar, dat deze hotelhouder van
het Schavemek nu nog voor de
vuist weg kan zeggen op welke
datum de eerste Elfstedentocht
verreden werd.
DUINKERKER KAPERS
Het hotel Nieuw Duinkerken,
waarvan sommigen zeggen, dat
het zijn naam dankt aan de
Duinkerker kapers, tegen wie de
Leeuwarder kooplieden in het
grijze verleden bestrijdingsplan-
nen beraamden, toen ze in dit
pand in vergadering verenigd wa
ren, was overigens de zaak van de
schippers.
Van de beurtschippers, de
stoombootkapiteins, die er gere
geld hun borreltje dronken en
y vah wie velen nog voortleven in
de herinnering: kapitein Van der
Meer, die een baard had als een
paardestaart, Fonger de Vlas, de
kleine voordrager met zijn witte
krullekop, kapitein Kuipers, een
echte stoere Stanfries, die altijd
speciaal voor hem door Wiger-
sma in het Naauw gemaakte
hoge zijden petjes droeg.
Donderdagsavonds, voor de
marktdag, was het er altijd druk
in de zaak, maar zaterdags
avonds ook! Dan werd er een
stevige borrel gedronken en niet
zelden vlaste de jeugd van
Molen- en Haniasteeg er op het
altijd boeiende schouwspel te
kunnen zien van vechtende
schippers, die in het zwarte water
van het Schavemek belandden.
LOGEMENTEN
Trouwens, ook in Molen- en
Haniasteeg zelf speelde zich in
die dagen heel wat af en zo stil
het er nu is, zo levendig was het
er toen. In de Molensteeg waren
de logementen en het wemelde er
van de kleinst denkbare woon- en
pakhuisjes. De Berltsumer Sie--
pel, een groenteboer uit Berli-
kum, sloeg er zijn rode kolen op,
Ouwe Faber, de kachelsmid met
CONCERT DUITSCH MU
ZIEKKORPS
Bij gunstig weer zal het muziek
korps van een Fliegerhorstkom-
mandantur Zondagmorgen van
11 tot 12 uur op de Langepijp een
concert geven: De leiding berust
bij Musikmeister Simonis.
(1941)
z'n witte baardje, die uit Indië
terugkwam, omdat hij er geen
kachel verkopen kon, had er zijn
pakhuisje, biifrouw Gras leefde
er in een van die krotjes haar
werkzame leven.
Zij was de ster van de steeg, die
velen inspireerde tot een lach.
Wanneer het kermis was imiteer
de ze, zielig inelkaar gedoken en
met een bevende hand bedelend
vooruit, een arm oud vrouwtje of
een baby, die zich, compleet met
zuigfles, in een kinderwagen door
de stad liet rijden.
Niet minder bevolkt was de
Haniasteeg. Daar woonde, op het
hoekje van het Ruiterskwartier,
de Tango, een klein kereltje, dat
met een mattenklopper de jeugd
achter de vodden zat, daar had
de weduwe Hakse haar snoep
winkeltje, daar balanceerde de
Keesneus met kistjes Lemster
bokking op zijn hoofd, daar
hadden de Niemendallen al sinds
mensenheugenis hun paarden
stal en koemelkerij en daar ont
hulde Tjibbe de biljartmeester de
Leeuwarder jongelui de gehei
men van het spel met het ivoor.
In een van de vele kleine huisjes
woonden de Flisijntjes, ijverige
borstelmakers, van wie het Pas-
toorke en Hendrik Flisijn wel de
Fonger de Vlas, de kleine voordrager met z'n witte krullekop
GEZELLIGE FEESTEN
Eenmaal in het jaar was het feest
voor de buurt van het Schaver-
nek. Dan werden de potten en
pannen, de stoelen en stoven
bijelkaar gesleept en daverde het
„Kleine Pleintsje" tussen Ge
rechtsgebouw en Harmonie van
het lawaai. Overdag was er dan
een optocht en hardlopen met
stoven voor de kinderen; 's
avonds was er stoelendans voor
de ouderen.
Het waren gezellige feesten,
waarbij iedereen welkom was, de
bewoners van het Schavemek zo
goed als die van Molen- en
Haniasteeg en zelfs de Wolveste-
gers, waartoe ook Snorrewietske
en Brandewiensje hoorden en
dames als Dikke Miene en
Slechts twee van de Schavemek-
kers, die zelf die tijd van vijftig
jaar geleden hebben meege
maakt, wonen nu nóg altijd in
deze buurt van het Schavemek.
Het zijn de weduwe Wijtzes, wier
man vroeger kapper was en
bovendien een cafeetje had en de
heer Ettema, de vader van de
tegenwoordige kastelein van
hotel Nieuw Duinkerken.
En altijd stonden er karren op de wal van het Schavernek.
Zwarte Trien.
De meeste van de kleine
woninkjes en pakhuisjes uit die
stegen zijn er niet meer, maar
het Klein en het Groot Schaver-
nek zien er bijna nog precies zo
uit als vijftig jaar geleden; alleen
de mensen van toen zijn er niet
meer.
Dikke Mok, die in een krotje
woonde op het hoekje van
Schavernek en Ruiterskwartier,
eet allang geen roeken meer, de
hannekemaaiers komen niet
meer bij Nieuw Duinkerken om
er te wachten op de Bolswarder
boot, de manke Van der Heide is
er niet meer met zijn karretje met
tweedehands hoedjes, petten en
baretten, de zadelmakers Van
Daalen en Morrema zitten niet
meer op het Schavernek en de
Deinumer roeiboot en de trek
schuit uit Franeker, die hier
vroeger dagelijks kwamen, be
staan niet meer.
bekendsten waren.
's Morgens vroeg spanden ze hun
honden voor de kar en trokken ze
met hun waren naar het platte
land. Hendrik verkocht 's winters
bovendien gezondheidssteken -
tien voor een stuiver, die de
jongens en meisjes weer doorver
kochten met honderd procent
winst - hij handelde in oranje
strikjes, in lijsten voor kaatswed
strijden en in kaartjes voor de
Harmonie.
Om drie of vier uur 's nachts
stond Flisijn dan al met zijn con
currenten voor de stoep, gelaten
wachtend op het moment,
waarop de verkoop van kaarten
begon. Dat was dan zeven of acht
uren later, maar het lange
wachten werd rijkelijk beloond -
voor een veel hogere prijs gingen
de kaartjes weer vlot van de
hand.
Soms renden de jongens uit de
buurt al in het holst van de
nacht, om een uur of twee, door
de Haniasteeg om een eind
verder grijnzend van voldoening
te zien, hoe in het huisje van de
Flisijns het licht werd ontstoken -
de arme Hendrik, bang dat hij
niet de eerste bij de Harmonie
zou zijn - had dan schielijk zijn
bed verlaten en kleedde zich
haastig aan