Uw eigen bank Friesland Bank HEITE MUT SKIJTE kleine 3-Crantaje leeM iedereen Lezers klommen in de pen STEMMEN UIT HET VER LEDEN 'k Woonde inne buurt van het station en dus waren Stations weg, Stationsplein, de 3e klas wachtkamer en de hoge ruime stationshal voor mij niet onbe kend. Je konnen mij, as acht a tien jarige jonge, vaak viene voor de bruine hekken, die voor 't pu bliek, de eigenlijke perrons afslo ten. Der ging altied bekoring van uut as sun stoomtrein snorrend, puffend en blazend binnen kwam. En, even vóór 't vertrek stond sun Jumbo" te sidderen en te blazen van ongeduld om weg te kommen, intussen swarte roetwolken omhoog blazend. Op het perron en langs de treinen liepen vroeger de krantenjongens met diverse dag-, week- en maandbladen. En dan hoorden je de heldere jongensstemmen disse melodie met de daarbijbehoren de woorden galmen. PrinsPak me mee Haagse Post en Stuiversblad Hee - ren Prinspak me mee Haagse Post en Stuiversblad Hee - renLeeuwarder ALWEER VROEGER Bij het doorlezen van 't Kleine Krantsje kwam ik zoveel beken de namen tegen, waar Mevrouw Bijlsma uit Den Haag over schreef, dat ik daar nog even op wil reageren. Ook las ik in één van de Krantsjes de naam van meester Bresson. Ja, die was hoofdonderwijzer van de jon gensschool in de Speelmanstraat. Mijn vier broers zijn daar allen op school geweest. Mijn zussen en ik waren op de Put op de Meisjesschool. Wat heb ik daar vaak gespeeld. De kerk, die daar stond (hij zal er nog wel zijn) had van die scheef oplopende muren. Later vertelde mijn vader dat het steunberen waren. Nou, steeds bij die muren op en je gauw vastpak ken aan de regeltjes onder de ra men, anders gleed je terug. Wat had je dan een plezier en wat kun je met blijdschap aan die tijd terug denken. Maar nu verder over al die namen die mevrouw Bijlsma noemde. Van de Berg op de Voorstreek - als ik al die kant- koek ofte wel de nors, zoals mijn broers altijd de kantkoek noem den, nog op moest eten dan kwam ik er niet gauw door want Wiebe was niet karig. Voor twee centen had je een stuk, nou daar had je een kluif aan. We wacht ten net zo lang tot we Wiebe za gen d ie gaf je 't m eeste Dan de naam Taconis. Zijn moeder had een winkeltje, snoep, niet zo zichtbaar. Wat heb ik als kind toch veel gelopen met al die boodschappen halen en veel naar vaste klanten weg brengen. Ook moest ik zaterdag 's morgens heel vaak naar 't slachthuis, dat stond op de hoek, zowat naar de weg naar Schenkenschans.Dan moest je 's morgens al om vijf uur opstaan, want om zes uur kon je in het slachthuis al terecht en dan maar uitzoeken; er lagen om geworden. Van werken word je niet minder, 'k Zie me zelf ook nog bij Swart staan: vijf pond suiker, acht halve ponden tien onzen, die kostten toen voor mijn moeder één gulden. Moeder kreeg twintig cent voordeel op vijf pond en zo van alles wat. We kregen alles afgewogen. Moeder had het in grote bussen of dozen. Ons brood moesten we bij Swildens op de Wirdumerdijk De Groote Kerk, Leeuwarden. V garen, band acht zo van alles wat, ook tabak, dat moesten we altijd bij Taconis halen; ik weet het nog best: vijf half ponds pakken „Heerenbaai", 'k Meen dat het half pond 25 cent kostte, maar moeder kreeg het goedkoper. De kruidenierswaren kregen we van J. Swart op 't hoekje van 't Vliet. Er waren drie kruideniers op 't rijtje: Swart, de Jong, die hadden er ook zo'n staand kroegje bij, en Hartkamp. De koffie en thee kreeg moeder van de firma van Balen in Irnsum (moeders broer werkte daar), de snoep haalden wij bij De Metz op de Nieuwebu- ren. 'k Zie me nog staan; voor een dubbeltje dit en dat en dat. Geestman had het ook wel, maai bij De Metz kon je alles beter zien. Geestman had het spul in laden onder de toonbank, dus verschillende koopjes en je mocht zelf zeggen wat je wilde hebben, 'k Moest van mijn moeder altijd vettig vlees hebben, maar dat vond ik zo erg, dus het minst vette uitgezocht en tegen moeder zeggen dat er anders niet was. Toen mijn moeder begreep, dat ik dat vette spul niet nam, moest mijn oudste broer er heen en ik moest de andere boodschappen doen of ramen zemen of schoe nen poetsen. Moeder wist je wel bezig te houden als kind van elf of twaalf jaar. Enfin, ik ben er nu ondanks alles nog bijna 82 jaar Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. De kerk met de scheef oplopende muren. Nou mevrouw Leenes, die is er nog wel hoor! En het monument wordt juist prachtig gerestaureerd. De kruidenierswinkel van Hartkamp aan het Noordvliet - wete jimme het nog? halen. Daar was mijn moeder voor ze trouwde in betrekking geweest. Er was een juffrouw voor de winkel; ik ken haar niet anders dan als Regine. We moesten altijd brood van de vorige dag halen; als we dan in de winkel kwamen om vier uur na school zei Regine „kienders, binne jimme er weer en zeker erge honger". ,Ja, Regine". Nou, dan kregen we een krentenbol of een stuit of stroopbolsje en dan Regine ons broodsloop maar vol pakken voor een kwartje. „Zo hebben jimme wel genoeg". „Dank je wel, Regine!". Wat hadden we dan een flinke hoop kleinbrood. In die omstandighe den zijn wij groot geworden; de één komt er wel gemakkelijker dan de ander, maar we hebben er wel van geleerd dat we voor alles wat je nu hebt dankbaar moeten zijn voor onze ouders die ons hebben geleerd tevreden te zijn en ondanks alles hebben wij een prettige jeugd gehad al was 't soms wat sober daarom ben je nu met alles watje nu hebt rijk. Groningen Mevrouw Leenes-Visser SCHOOLFOTO In no. 198 van het Kleine Krantsje is een foto geplaatst van de klas van de heer Annema. Op de bovenste rij naast het meisje in het donkere jurkje (dat niet D. v.d. Noord is, maar D. de Jong), staat een onbekende. Dat is de zoon van de heer Annema, Anne Annema. Naast Truus Sevenster weer een onbekende, dat is T. Tigchelaar. Ik hoop, dat ik U met deze aanvulling van dienst ben geweest. Leeuwarden H.W. Tigchelaar HET KLEINE KRANTSJE LEEST IEDEREEN MALLE GEVALLEN Een heel raar gezicht trok de eigenaar van een meubelzaak in Waalwijk, toen die tot de nare ontdekking kwam, dat een en veloppe met vijftienduizend gul den spoorloos verdwenen was. Zojuist was het geld er nog, een moment later was het weg. Foet sie. Twaalf mille. Hoe en waar de gedupeerde meubelman in de komende weken ook zocht, de enveloppe was weg en bleef weg. Ook de gealarmeerde Waalwijk- se politie stond machteloos: geen spoor van het geld, geen spoor van de dief. Drie jaar later wilde de fabrikant een fauteuil uit z'n woonkamer opnieuw laten bekleden in zijn eigen fabriek. Een van zijn em- ployé's ontdeed de stoel van het oudé kleed en het laat zich raden wat hij toen vond: tussen de rug leuning en de zitting stak de en veloppe. Het geld zat er nog in - tot de laatste cent. Eén argeloos gemaakte op merking kon vroeger al vol doende zijn om je voor je verdere leven een lelijke bij naam op de hals te halen. De ouwelui lagen met hun skip- ke voor de tapperij van Hein Appeldoorn aan het Vliet en ze reisden in potten en pannen en andere nuttige zaken van steen. En welke voor eeuwig bewaard geble ven kreten van één van de kinderen hoorden de omwo nenden toen op een goeie dag opstijgen uit het ruim? Wel. deze: „Heite, ik mut skijte.jow mie de pot!" Nou, voor de Burgerlijke Stand bléven het de Venema's, maar voor de Vlietsters heet ten ze voortaan Heite mut skijte - alle leden van het gezin 1

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 4