Niet meer weg te denken uit Leeuwarder bestaan
t kleine rantóje leeót iedereen
1 KLEINE KR ANTSJ
Een merkwaardig iets, dat
„Kleine Krantsje". Een uitgave
die om de veertien dagen ver
schijnt, geen nieuws brengt zoals
de grotere collega's dat plegen te
doen, geen commentaren geeft
op het politieke gebeuren, geen
vervolgromannetjes, horoscopen,
wetenschappelijke artikelen, reis
beschrijvingen, auto-rubrieken,
strips, of dergelijke dingen
plaatst, kortom niets doet van
alles waar andere uitgaven zich
vaak mee uitsloven.
Maar toch een krantje dat
duizenden trouwe lezers kent;
dat niet meer weg te denken is uit
het Leeuwarder bestaan; dat
steeds weer weet te boeien, ja
vaak te vertederen, omdat het
hoofdkenmerk van dit blad „de
terugblik" is. En dat dan speciaal
op „Leeuwarder" verleden tijd.
Een nooit opdrogende bron van
interessante schrijf-, lees- en
kijkstof, zo is wel overduidelijk
gebleken. Want het Kleine
Krantsje is immers nu aan zijn
tweehonderdste nummer toege
komen en het enthousiasme van
de abonnees blijkt nog steeds on
verflauwd te blijven. Er zal
vermoedelijk wel niemand bij de
start in 1964 een zo groot succes
hebben durven te voorspellen.
ONBESTAANBAAR
Een dergelijke uitgave leek
immers op het eerste gezicht in
onze moderne, turbulente, pro
gressieve en zich alvast op het
jaar tweeduizend richtende we
reldje als „blijver" een onbe
staanbaar iets. Ze spotte met alle,
soms tot hoogste wijsheid verhe
ven lijkende begrippen als actua
liteit, primeurs, voorlichtende
taak en dergelijke dingen. Maar
juist in de radicale tegenstelling
hiermee, in de bewuste keuze
voor het „klein en gezellig", in
het „onderelkaar zijn in de
weet-je-nog-wel-sfeer", bleek het
succes van dit krantje besloten te
liggen.
Het werd ook duidelijk als een
dergelijke uitgave gelanceerd. In
het „Ter introductie" in het
eerste nummer (7 oktober 1964)
stond o.a.: „Een echt gezellig
krantsje voor de Liwadders en
voor allen die zich met Leeuwar
den verbonden voelen - dat was
geen ongewone wens. Een Fries
mag graag terugzien op wat
achter hem ligt: wie in de familie
kring, of het kantoor of op de
fabriek over oud Leeuwarden
praat, praat nooit alleen. Alleen
het noemen van een bijnaam
roept vaak al een storm van
enthousiaste reacties op, foto's
van vroeger worden uit de krant
geknipt, oude prentbriefkaarten
blijven generaties lang bewaard.
WIE IS DIE MAN?
Wat was de achtergrond van de
geboorte van ,,'t Kleine Krantsje"
en wie is de man die dit
fenomeen (ergens anders is niet
zoiets te vinden) uitgaf en nog
steeds uitgeeft?
Ter gelegenheid van de verschij
ning van het tweehonderdste
nummer mag daar wel eens iets
over worden verteld.
Om met de man te beginnen: dit
is de thans 49-jarige publicist
Fenno L. Schoustra, die op 1
januari 1962 in Leeuwarden een
publiciteitskantoor begon, na
sinds 1945 als dagbladjournalist
werkzaam te zijn geweest. Hij
maakte zich voor zijn krant
vooral verdienstelijk in de sport-
verslaggeverij. Ook heeft hij veel
in de rechtbankverslaggeving
gewerkt en voorts toonde hij
alom geprezen en de schrijver
oogstte kort geleden alweer even
veel lof voor zijn boek „Friesland
Sportief', waarin vier specifiek
Friese sporten (kaatsen, schaat
sen, fierljeppen en skütsjesilen)
worden behandeld.
SPONTANE REACTIES
En bij al dat werk van copywri-
helemaal. In de eerste paar jaren
van 't Kleine Krantsje heb ik al
meer waardering ondervonden
dan voordien in vijftien jaren
dagbladjournalistiek."
Tussen de post zitten ook wel
Fenno Schoustra iaat ouwe Leewadders vertellen over oud-Leeuwarden. In dit geval: de alleroudste, de we
duwe Van Hijum-Monsma, Huizumerlaan 142, geboren 26 februari 1872, honderd en een jaar.
zich eveneens in allerlei ander
journalistiek werk bekwaam. Hij
heeft ook vele keren sportverslag
geving voor de radio verzorgd.
Voor een moeilijke beslissing
stond Fenno Schoustra, toen de
krant hem naar Rotterdam wilde
overplaatsen. Hij koos voor
Leeuwarden, waar hij zich, als
een rasechte Leeuwarder, met
sterke banden aan verbonden
voelde. Hij zegt: ,Je laat ver
schrikkelijk veel achter als je
naar een andere stad gaat en ik
ben nu eenmaal, zo men dat
noemt, een geboren en getogen
Leeuwarder".
Zijn besluit om in Leeuwarden te
blijven wonen werd later gevolgd
door de beslissing de dagblad
journalistiek vaarwel te zeggen
en zelfstandig een publiciteits
kantoor op te zetten. Hij heeft er
nooit spijt van gehad. Er bleek
werk in overvloed te zijn,
variërend van het schrijven van
(duizenden) teksten voor auto
dropjes, tot het samenstellen van
lijvige rapporten voor diverse
instellingen, het verzorgen van
periodieke uitgaven voor vereni
gingen enz. en het schrijven van
jubileumuitgaven. Schoustra ver
zorgt o.a. ook de public'teit voor
de tentoonstelling „Recreana". In
dat soort dingen gaat veel werk
zitten. Dan is er ook het schrijven
van boeken nog als een
tijdrovende geschiedenis. Fenno
Schoustra heeft o.a. een aantal
gedenkboeken geschreven in het
sportieve vlak. Een onderwerp
dat hem bijzonder interesseert is
de Elfstedentocht, waarvan hij
zelf zegt „helemaal kierewiet te
zijn". Zijn boek (1970) Elfsteden
tocht - De schaatsen scherp"
werd als een Standaardwerk
ting, schrijven van boeken enz., is
er dan nog dat merkwaardige
„Kleine Krantsje", het fenomeen
dat zijn abonnees tot overal in
ons land en tot ver in het buiten
land heeft.
Eigenlijk is er gewoon door het
publiek om gevraagd. Schoustra
schreef destijds stukjes over oud
Leeuwarden in het toen bestaan
de tijdschrift „Leeuwarder Ge
meenschap". Hij kreeg het te
druk met zijn publiciteitskantoor
en stopte met die bijdragen.
Maar toen werd hij op straat
door allerlei mensen aange
klampt die zeiden: „Wat is dat
nou jammer, dat je daarmee op
gehouden bent".
Schoustra dacht toen: „Als er
dan zo verschrikkelijk veel be
langstelling voor oud Leeuwar
den is, waarom dan niet een
krantje dat zich daarop richt?"
En zo is het begonnen. Fenno
Schoustra zegt: „Ik werd me dat
toen eigenlijk pas bewust".
De eerste twee nummers werden,
ter kennismaking, huis aan huis
in de stad verspreid. De initiatief
nemer had niet over gebrek aan
reacties te klagen. Hij vertelt:
„Die waren gewoon stormachtig.
EEN BELEVENIS
Ze liepen hier de deur plat. De
mensen kwamen aandragen met
oude ansichtkaarten, boeken en
tijdschriften, 't Is gewoon een
belevenis geweest. De spontani
teit is gebleven. We krijgen nog
steeds brieven waarin de mensen
vertellen hoeveel plezier ze aan t
Kleine Krantsje beleven, hoe ze
ervan genieten. Het is een
wonderlijk succes geworden. Ik
snap het eigenlijk nog niet
eens aandoenlijke brieven. Van
oude mensen b.v. die schrijven
dat zij hopen zo lang als zij leven
abonnee op hun Kleine Krantsje
te kunnen blijven. Er zijn ook
abonnees die al de krantsjes
bewaren. Sommigen laten de
jaargangen wel inbinden. Een
groot aantal lezers is al abonnee
vanaf het begin. Dat 't Kleine
Krantsje een kostelijk krantje
voor oudere Leeuwarders en
oud-Leeuwarders is, ligt wel voor
de hand. Maar een frappant
verschijnsel is, dat herhaaldelijk
blijkt dat ook jongeren het graag
lezen. Een abonnee vertelde eens:
„Mijn dochter is zeventien, maar
ze pakt altijd het eerst 't Kléine
Krantsje". Dat soort voorbeelden
zijn er meer, maar er wordt dan
ook bewust naar gestreefd het
krantje ook voor jongeren
„leesbaar" te houden.
OUDE VRIENDSCHAPPEN
Bij de reeds iets ouderen heeft
Schoustra de ervarng dat de
mensen boven de 35 jaar al terug
beginnen te zien.
Wat het abonneebestand betreft
zit de uitgave dus wel goed, ook
al is er natuurlijk wel het
normale verloop. Er vallen
abonnees af, b.v. door overlijden,
maar er komen ook weer bij.
De redactionele inhoud van elk
nieuw nummer van het krantje
komt uit het hoofd van de
uitgever-redacteur, uit diens
enorm archief, of van buiten af.
De rubriek „Lezers klommen in
de pen" is daarbij wel een van de
meest succesvolle dingen. Schou
stra vindt het vooral leuk te
merken dat 't Kleine Krantsje"
een hoop mensen weer bijelkaar
brengt. Ze lezen 'n bepaald
stukje en denken dan: „hé, dat is
een oude schoolkameraad, of een
vriendin van vroeger" en ze
zoeken elkaar dan weer op. Oude
vriendschappen worden alzo
hersteld. En dat is prettig om te
weten. Vooral ook op de oude
schoolfoto's komen veel reacties.
Ook deze brengen vaak weer
mensen bijelkaar. Het is zelfs
eens gebeurd dat door een stukje
in 't Kleine Krantsje kinderen op
de hoogte werden gebracht van
het nog in leven zijn van hun
moeder, waar ze nooit meer iets
van hadden gehoord.
BOZE PROFESSOR
Natuurlijk komt er 'n enkele keer
ook wel eens een geheel onver
wachte reactie. „Het meest dwaze
dat ik in die negen jaren heb
meegemaakt was 't volgende"
vertelt Schoustra: "De Duitsers
hebben in de oorlogsjaren in
Leeuwarden verschillende straat
namen omgedoopt. O.a. het
Raadhuisplein, dat Dr. Posthu-
maplein kwam te heten (naar een
te Leeuwarden geboren land
bouwkundige en politicus, die in
de oorlog de kant van de bezet
ters koos) en ik dacht op 'n keer
„hé, laat me nu, na al die jaren
eens een brief adresseren aan
iemand op het Dr. Posthuma-
plein. Eens kijken of die naam bij
de post iemand nog iets zegt. Er
werd toen een brief gestuurd
naar de heer J. van der Hoek,
Posthumaplein 32 te Leeuwar
den. (Voorlichtingsambtenaar J.
v.d. Hoek was in dat pand op het
Raadhuisplein werkzaam en het
was dus in elk geval bij een
onschuldig grapje gebleven). De
briefis echter onbestelbaar terug
gekomen, met de aanduiding
Adres in Leeuwarden onbekend.
Hetgeen in 't Kleine Krantsje
werd afgedrukt. Komt me daar
een boze reactie van een hoog
leraar in Rotterdam, die me het
verwijt maakte dat je zoiets
alleen van een oud-NSB-er kon
verwachten en zijn abonnement
opzegde. Volkomen dwaas na
tuurlijk. Ik heb hem toen ge
schreven, dat sommige professo
ren kennelijk de kunst van 't le
zen niet verstaan. Uitgezonderd
dat eigenlijk onbegrijpelijke ge
val met die professor is er in al
die jaren praktisch nooit „mot"
met iemand over één of ander
stukje geweest, zo kan Schoustra
tot zijn voldoening vaststellen. Er
is integendeel juist veel navraag
naar meer bijzonderheden, naar
foto's, naar extra exemplaren van
krantjes, enz.
GRIEZELIG OMVANGRIJK
Zonder overdrijving kan ,,'t
Kleine Krantsje" een volstrekt
unieke zaak worden genoemd.
Schoustra zegt terecht: „Je kunt
dit werk alleen maar doen als je
over verschrikkelijk veel materi
aal beschikt". En dat heeft hij
dan ook. Zo gebeurt het vaak dat
hij toegestuurde stukken van bij
passende illustraties voorziet, die
er niet waren bijgezonden. Fenno
Schoustra kan namelijk voor zijn