DOKTER SINNIGHE DAMSTE:
GEACHT - BEMIND - GEVREESD
Voor de rechter
f T^Cleine Siraiiteje leeet iedereen
Vandaag de tweede afleve
ring van een serie verhalen
met jeugdherinneringen
door onze abonnee, de heer
Mr. J.S. Bijl te 's-Graven-
hage. In zijn eerste artikel,
„Charmante herinneringen
aan een dorpsgemeen
schap" schreef hij over een
aantal drinkebroers uit het
Huizum van z'n jeugd. Nu
hij verder vertelt blijft hij
nog even bij het vaak over
matige drankgebruik in
die oude tijd.
Ja, de drank speelde in die tijd,
waarin minder recreatie werd ge
vonden dan tegenwoordig, een
grote rol en vaak een funeste rol.
Vele arbeiders, die na een week
zwaar ploeteren hun, vaak
schamel, loon hadden gebeurd
zetten daarvan dikwijls een groot
gedeelte in drank om, waardoor
het huisgezin nauwelijks te eten
had. Een borrel kostte toen welis
waar maar vier cent, maar de
hoeveelheden» die sommigen
naar binnen wisten te slaan,
waren onvoorstelbaar groot en
deze werden steeds groter al naar
mate de verslaafdheid voort
schreed. Men kan zich nu niet
meer voorstellen, dat er toen
kroegen waren, die 's morgens al
om 5 uur geopend waren om ar
beiders, die om 6 uur op hun
werk moesten zijn, eerst van de
nodige hassebassies te voorzien
om hen van hun, door misbruik
ontstane, tremor af te helpen.
Het is niet voor niets, dat in die
tijd verenigingen als de Abstinent
-studerenden en die van de
Blauwe Knoop werden opgericht.
Men sprak van de strijd tegen
„Koning Alcohol" en al het
kwaad, dat er over alcohol ge
sproken wordt, voor zover het ge
bruik ervan nadelig zou zijn voor
de gezondheid, dateert uit die
tijd. Men kan geen machtiger
wapen hanteren dan de angst om
de gezondheid, zoals tegenwoor
dig die angst wordt gehanteerd in
de strijd tegen overmatig roken,
dat veel gevaarlijker schijnt te
zijn dan drinken, waarover in pu
blicaties nauwelijks iets nadeligs
meer wordt gezegd.
Nog een geval, waarbij drankge
bruik bijna tot fatale gevolgen
leidde schiet me te binnen. Hier
was geen sprake van een geregel
de drinker, maar van een z.g. los
werkman, die wel eens een enkele
keer te diep in het glaasje keek.
Hij was een boom van een kerel,
sterk als een beer, met handen
als kolenschoppen en het hart
van een kind. Hoewel hij vrijgezel
was, was hij gek op kinderen en
zij op hem. Als hij je tegenkwam
schoot er altijd wel een nutske of
zelfs een cent op over om bij
vrouw Sieraad een kleurbal of in
de winter bij vrouw Otter een
steek te kopen. Winter en zomer,
hij had altijd werk. Vooral voor
zware karweien werd hij ge
vraagd. Zo nu en dan, speciaal in
de eizoekerstijd, zette hij de bloe
metjes wel eens buiten. Hij was
een matador in het vinden van
kievitseieren. Hij vond ze bij
honderden en maakte daarmee
een flinke bijverdienste, die dan
soms, met een paar vrinden, in
drank werd omgezet. Eén keer
werd hij daarbij zo laveloos, dat
hij 's nachts bij het naar huis
gaan in een greppel terecht
kwam en daarin zijn roes
uitsnurkte. Het ongeluk wilde,
dat het begon te regenen en flink
koud werd, met het gevolg dat hij
een fikse longontsteking opliep
en op het nippertje aan de dood
ontsprong. Dokter Damsté had
hem toen, zoals hij later vertelde,
na de crisis, flink onder handen
genomen. Hij had hem de huid
volgescholden, dat het een
schande was, dat hij zijn prachti
ge sterke corpus op zo'n manier
naar de bliksem hielp. Dit scheen
diepe indruk op hem te hebben
gemaakt, want hij zwoer de
drank volledig af. Dokter Sinni-
ghe Damsté was inderdaad een
medicus, die indruk maakte. Hij
was algemeen geacht, bemind en
gevreesd. Zijn woord was wet in
de huisgezinnen, die hem als arts
nodig hadden en hij kon onge
zouten te keer gaan als er met de
hygiëne een handje werd gelicht
of zijn orders niet werden
opgevolgd. Ik zie hem nog duide
lijk voor me, zoals hij met zijn
gezette gestalte, zijn kale hoofd
en z'n gezicht als van een cheru
bijn, gezeten op een hoge fiets
met gezondheidszadel, zich naar
zijn patiënten spoedde. Van heel
dicht bij zag je hem natuurlijk
Dokter Sinnighe Damsté: een medicus, die indruk maakte: geacht, bemind, gevreesd
als je zelf ziek was, als hij, na met
een lepelsteel je tong naar bene
den te hebben gedrukt en gecom
mandeerd te hebben „zeg 's aaa",
je keel bekeek. Ik weet nog altijd
de ontspanning, die zijn bezoek
teweegbracht, nadat er ongerust
heid was ontstaan van wege een
hoge koorts, die kinderen nu een
maal gauw hebben en hij, bij het
schrijven van een recept, zei, dat
het zo erg niet was en dat het wel
gauw weer over zou zijn. Hij was
de typische dorpsdokter, met
groot gezag, die zijn beroep uit
oefende met al de ethiek,
daaraan verbonden. Rekeningen
schreef hij alleen als hij dacht,
dat de mensen wel wat missen
konden en ik heb zo'n idee, dat
de meeste van z'n patiënten pro
deo werden behandeld, want
vooral in de winter was er nogal
eens armoe. Er waren echter ook
nogal wat mensen met geld, ren
tenierende boeren, en die zullen
bij voorkomende gelegenheden
wel een beetje extra zijn belast.
STATIG HUIS
In ieder geval leed dokter
Damsté geen kommervol bestaan.
Hij woonde in een statig huis op
de hoek van de Verlengde
Schrans t.o. de op de hoek van de
Huizumerlaan en de Verlengde
Schrans staande boerderij. Hij
had een huisknecht met een
rood-wit gestreept jasje aan, die
later, toen de dokter als één der
eersten een auto had aange
schaft, ook als chauffeur dienst
deed. Als je een drankje nodig
had moest dat bij de dokter
gehaald worden, want hij had
zijn eigen apotheek aan huis en
het was altijd de huisknecht, die
het je overhandigde. Naast de
huisknecht waren er natuurlijk
enige dienstboden met een wit
kanten mutsje op en een witte
schort voor, zoals mensen van
enige betekenis die in die tijd
hadden. Dokter Damsté behoor
de tot de weinige notabelen,
waarvan de vrouw met Mevrouw
werd aangesproken. Die titula
tuur was toen een heel gedoe. An
ders dan bijv. in Frankrijk,
Duitsland of Engeland, waar alle
getrouwde vrouwen, tenzij zij tot
de adellijke stand behoorden,
met Madame, Frau of Mrs. wer
den aangesproken, werden ge
trouwde vrouwen van mannen
van geringere betekenis, zoals
bijv. mijn vader, die schoolmees
ter was, betiteld met juffrouw,
terwijl vrouwen van mannen, op
de onderste trede van de maat
schappelijke ladder gewoon
vrouw heetten. Nu zijn alle ge
trouwde vrouwen Mevrouw en
dat is wel zo gemakkelijk. De
werkster van mijn moder, die te
genwoordig hulp in de huishou
ding of zelfs huishoudkundige
zou worden genoemd, was
gewoon vrouw Topma en ik
geloof niet dat ze daarom onge
lukkiger was. Shakespeare zei
immers al „What is in a name?!
Klaarblijkelijk toch meer dan hij
dacht, want in deze tijd, waarin
men de mond vol heeft van de
mocratisering - whatever that
may mean - en nivellering, heten
bijv. Kweekscholen voor onder
wijzers en Normaalscholen Peda
gogische academies, zonder dat
daardoor een beter soort onder
wijzers wordt gevormd. Ik zou
haast zeggen integendeel. Ook
ontkom ik niet aan de gedachte.
Mr.JJS. Bijl
dat vele academische graden in
nieuwgevormde vakken als socio
logie en politicologie met minder
inspanning worden behaald dan
vroeger in de aloude faculteiten
het geval was en dat er heel wat
professoren rondlopen, die die
titel nauwelijks verdienen.
Een andere Mevrouw was bijv. de
vrouw van de dominee, van Ds.
Hovink, die woonde in de grote
pastorie, niet ver van het Huizu-
rner kerkje. Deze dominee leeft
in mijn herinnering als een kleine
deftige mijnheer, 's zomers in wit
vest en met een Panama-hoed.
Van hem kreeg ik catechisatie,
want hoewel ik niet kerks ben op
gevoed - mijn vader was, evenals
ik nu ook, een agnosticus (niet te
verwarren met atheïst) - werd
kennis van de Bijbelse geschiede
nis als onontbeerlijk beschouwd.
En terecht, want is er ooit een
boek geschreven, waarin op zo
indringende wijze alle goede en
slechte karaktereigenschappen
van de mens zijn beschreven?
Waarin de daden en misdaden
van een oud herdersvolk op vaak
poëtische wijze worden weergege
ven en met een wijsheid, die men
gerust goddelijk kan noemen.
Van de catechisatie herinner ik
mij de oud-testamentische verha
len, die de dominee met verve
wist te brengen, het beste. Hij
wist daarbij vooral de nadruk te
leggen op de tendens, die van die
verhalen uitging.
VERDUISTERING VAN F 800
G.L., 28 jaar, kantoorbediende te
Leeuwarden, was in dienst bij de
N.V. R.S. Stokvis en Zn. aldaar.
Op 19 Mei moest er een bedrag
van f800 naar de bank worden
gebracht. De persoon, die hier
steeds voor zorgde was afwezig;
B. bood toen aan het geld bij de
bank af te dragen. Dit aanbod
werd aanvaard. Echter in stede
van de bankbiljetten naar de
bankinstelling te brengen, ging
B. er mede naar huis, waar hij ze
verstopte. Eenige dagen heeft hij
goede sier met een deel van het
geld gemaakt, doch toen werd de
verduistering ontdekt. Er was
f350 opgemaakt; de rest kwam
bij de firma terug.
De officier vordert vier maanden;
het vonnis luidt drie maanden
gevangenisstraf. (1941)