VAN DELLEN WAS EEN APATTELING ZOETE HERINNERINGEN AAN T SOLDATENLEVEN Hè jou die nog kannen? Uit de tijd van het negende 't fLCleine 3.Crantóje leeót iedereen lachten een paar vrolijke meisjes de passerende militairen tegen. Ja, in die jaren was Leeuwarden al een stad van allure. Vooral op donderdag, de uitgaansavond van de dienstmeisjes, was het in de straat één en al drukte. Dan trokken de jongens - met snorren en kleine sikbaardjes - voorbij in hun blauwe uniformen, met nauwsluitende kragen, stijve sja ko's op en zwaar bespijkerde „kistjes" aan. Zingend en flui tend togen ze dan naar het cen trum, naar de Nieuwestad. „Rats, kuch en bonen, dat is het soldatendinee, daar hou je het leven wel mee!" DOOR J.C. VAN DAM De brede zijde van de Nieuwe stad was de verzamelplaats. Van het Klokje tot de tabakszaak van Taconis - nu levensmiddelenzaak Zijlstra. Daar spanden ze de meisjes aan, die het militaire kleed vereerden. Vooral zomers was het erg gezel lig op de Nieuwestad. Op zaterdagavond speelde op de „Lange Piep" de schutterijmu- ziek, met kapelmeester De Jong vrolijke deuntjes, die vlot werden meegezongen. Onder de luifel van „de Heeren Sociëteit" - nu Morrema's Sport Palace - zaten militaire officieren en stadsnota- belen flink te bitteren. Maar niet alleen was er op zater dag muziek, maar ook klonk het. hoorngeschal dinsdags en vrij Seg... hewwe jou die oek nog kan nen... Van Dellen, die een volks- winkeltsje had in groente, ge rookte vis, fruit, wat krudeniers- waren en su wat? Oppe hoek van de Oosjesingel en 't Hoogpad. 't Winkeltsje is al lang leden afbroken om ruumte te maken voor de nije M.H. Trompstraat. Van Dellen was, in die tied waar over ik het nou hew, een goeie veertiger. Nogal mager, slank, eerlijke blauwe ogen, die werke lijk verstandig ankeken. Hij liep wat gebrekkig achter sien karke met spullen: wat oppe hakken, soa te sien, as had ie last van zere tonen. Het type van een eerlijke idealist, eenvoudig en oprecht, die met sien gedachten nogal es in hoger sferen vertoefde. Hij wisselde, naar verluud, nogal es van geloof. De laatste tied te- meensen was hij sabbatist, adventist of suks, in ieder geval, de zaterdag was sien sundag. Hij mocht dan ook heel graag, met ieder die't wu of er aanleiding toegaf, over de godsdienst prate en was graag in debat. Sukke apattelingen valle nogal gauw op. Dus oek bij de toenmalige jeugd. Ik weet nog, as wij 's avonds inne winter naar de „herhalings school" gongen, die oppe Vie- versbuurt was. dat wij onder t lopen de deur van Van Dellen's winkeltsje opengooiden en naar binnen schreeuwden: „Bokkes met kuutü hange Van Dellen de kont uut.J. Tja, de vroegere jeugd was oek niet allied netsjes en fatsoenlik. Het kleine winkeltsje was nou niet bepaald een toonbeeld van orde en netheid. As je binnen kwamen, stonnen je direkt al in de verre van lieflijke geur van meer dan over-riep fruit; van spinazie of andivie, die in ver vlogen tieden anspraak maakten op de naam .jonge, frisse groen ten". Soms overheerste de geur van ge rookte vis of zure hering. Maar as jonges waren we niet tier en evenzo vrolijk kochten we dan voor 2 of 3 cent onze snoep. De etalage had hij oek heel een voudig en sober houden. Naast ongebroken kisjes bokkes ston een mand met nogal versukerde vliegen of een half uutverkocht kisje met kleverige en stoffige dadels. Tussen ongebroken pot ten rol-mops lagen op wat skut- telsjes onooglijke, verkleurde suurtjes, of sukelade repen; oek onverpakt. Nee, bij een etalage wedstrijd su disse etalage van Van Dellen vast en zeker niet de eerste pries wonnen hewwe. En ik docht, as de Keuringsdienst toen su streng weest was, as nou, dan suden ze wel een hartig woordje met Van Dellen wisseld hewwe willen. Sien vrouw dreef, loof ik, het winkeltsje, want overdag konnen je hemzelf overal inne stad antreffe achter sien kar. Hij was nogal concurrerend in pries weet ik nog. Wanneer een hoefden maar een half woord te seggen, en hij sette sien karke del. gong op sien gemak op het handvat zitten en je kregen onge vraagd sien visie op aardse- en hemelse toestannen. Als „ernsti ge biebelonderzoeker" pikte hij hieruut dat wat in overeenstem ming was met zijn eigen ideeën. De biebelteksten rolden as een De oude Oostersingel in winterkleed met in t midden het winkeltsje van Van Dellen pon peren inne stad een dubbel- tsje kostte, gaf Van Dellen wel drie pon voor 't selde dubbeltsje. Datje de helft eraf snije moesten wegens buukziekte, wurmen of rupsen, mocht gien naam hewwe. Soas ik al zei, hij hield er een min of meer apatte, een privé-levens- en wereldbeschouwing op na. Je waterval uut sien mond „want" zo sei ie dan, „want wat leze jou in Liviticus" of „wat seit Johan nes? of „wat staat er in Jesaja? Ik herinner mie, dat ik hem es inne Grote Hoogstraat trof. We kuierden samen op, en we kregen het gesprek over de zondvloed. „Kiekes Van Dellen" sei ik, „ik kan niet love, dat er in Noach's skip van alle diersoorten twee inskeept wudden. Twee olifanten, twee lieuwen, twee peerden, twee vogels, twee goudvissen of wur men, nou gaan mar deur, dat wil der bij mij niet in .Ja jonge" sei Van Dellen ver- goeilijkend, „dou bist nog jong en ik kan mie begriepe dastou dit nog niet love wuust, maarre... oh, wacht even, mien skuunveter is los... Hij gong op een stoeprand sitten, trok wat an beide veters, ston op en vervolgde: „Maarre, jou mutte es een keer bij mie anlope. Want dan sal ik jou sien late, de orisineele plattegrond van de Arke-Noach's, want die hew ik in mien besit". Ik hew van disse welgemeende uutnodiging, helaas mu'k nou segge, gien gebruuk maakt. Wat mie spiet, soaveul haar ik op mien kop hew. Want toendertied besefte ik niet de ontzaggelijke waarde van dit, miskien wel 3000 jarige document. Van Dellen mut wel heel goeie connecties had hewwe. daar in de Oriënt. „Meensen, noch toe, de echte, de authentieke, de „orisineele" plat tegrond van de Arke-Noach's. (vervolg op pagina 9) Mag Leeuwarden nu de naam hebben een stijve stad te zijn, zo rond het gewichtige jaar 1900 was die naam nog niet toepasse lijk. De soldaten van het negende regiment zorgden toen voor levendigheid en vertier. Wel gingen sommige knapen soms een weinig buiten hun boekje, vooral de jongens van buiten, die dan door de Leeuwarders werden betiteld met: „kiek ze binne los van t hiemr maar toch vrolijk ten ze de binnenstad maar danig op. Wanneer de dienst er op zat en ze naar de stad konden gaan, zo tussen vijf en zes uur 's middags, verlieten ze de kazerne. Velen trokken dan door de Ameland straat en sommigen stapten meteen het winkeltje, tevens kroegje van ouwe Van Krugten binnen op de hoek van de Kaai en Amelandstraat. Deze familie Van Krugten stond bij de soldaten gunstig aange schreven. Zowel de man als de vrouw waren hulpvaardig en toe schietelijk. Was er al eens een knoop van de uniform of een winkelhaakje in de broek, moeke Van Krugten zorgde er voor dat dit verholpen werd. Wie een weinig slecht bij kas was, maar toch gunstig bekend stond, werd wel eens een borreltje inge schonken „op de pof' of kreeg zomaar een stukje chocolade mee voor het liefje dat hij hoopte te ontmoeten. Een eindje de straat in was het „logement Hempenius". Ook hier stapten ze wel eens binnen, maar meer was dit een „home" voor zwervers die een nacht onderdak wensten. Midden in de straat waren een paar huisjes van „houdt an". Van achter de ruiten dags door de stad. Dienstmeisjes, druk aan 't straatschrobben, lie ten zonder meer emmer en bezem in de steek en hadden al gauw een jongen aan de arm om dan zingend „Turf in je ransel" de muziek naar de kazerne te vergezellen. „Het Klokje" op de Nieuwestad, tegenover de nauwe Peperstraat, was de plaats van afspraakjes tussen jonge mensen. Was daar de verlangde „zij" opgedoken, dan gingen de jongelui, zwaar ge armd naar stille plekjes rondom de stad, waar knus over liefde kon worden gesproken. Stelden de weergoden niet teleur dan zochten ze de Kleine of de Jonge Bontekoe op. Door de Leeuwarders van toen werd de Jonge Bontekoe „Jan met de lamp" genoemd; een toepasselij ke naam omdat de caféhouder de gewoonte had, om met een petro leumlamp de duistere hoekjes en hokjes op te zoeken. VERTERINKJE Plotseling viel dan het licht op niets vermoedende jonge paar tjes, die rustig zaten te vrijen. Met een „believe de jongelui oek nog een veterinkje" rechtvaardig de hij zijn plotselinge verschij ning - nadat nota-bene al twee dubbeltjes waren uitgegeven voor een flesje bier en een advo- kaatje... Maar toen minister Abraham Kuyper de strijd aanbond met bordelen en andere huizen van ontucht, kwam er in de Jonge Bontekoe ook een inval, met het resultaat dat de caféhouder ge straft werd en zijn zaak moest sluiten. Dit betekende voor veel Leeuwarders, die wel eens stout waren een reuze strop... Op deze prachtige gravure de omgeving van de kazerne, zoals die vroeger was. De goeie ouwe tijd

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 5