S DE BOEIE KONING IVERSTE WATER ,Kfo, fakir en slangenacrobaat" plezier met had. Ach, het waren toch veul romantischer tieden toen, alleen de sociale toestannen waren niet so goed; alles was rot- tekruud duur en armoede was troef'. Later konden de Leeuwarders slaan en ging er met ontblote rug op het bed met spijkers liggen. Duizenden stadgenoten hebben hem zo aan de slag gezien en ze moeten zich vaak hebben afge vraagd, hoe het mogelijk was, dat deze man straffeloos op sabels DOOR FENNO L. SCHOUSTRA met Douwe Bijlsma kennisma ken als met de Boeienkoning van de straat, de artist van de vrijdag markt op het Wilhelminaplein en de zaterdagmarkt op de Nieuwe- buren. Daar ontrolde hij dan z'n kleed, ging er in de knoop liggen, liep er met blote voeten de trap met vlijmscherpe sabels op, vrat er vuur, liet er zich in de boeien kon staan en zonder zich te ver wonden op de scherpe punten van spijkers kon liggen. „Tja, wat dat fakitisme eigenlijk is, dat weet gien sterveling. Ik weet het zelf oek niet. Ik kan er dan oek met gien dokter over prate, met gien prefessor, met gien meens. Het is een gave en je hewwe het of je hewwe het niet. Ik kan mien lichaam nou een maal een tiedsje gevoelloos make. Dan bepaal ik mien gedachten een tel of acht, negen op een bepaald centraal punt en dan kanne ze rustig een bed met spiekers op mien bust drukke en er oek nog met een hammer drie bakstenen op stuk slaan. Dan liekt het later wel, of ik deur hon derd vlooien prikt bin, mar last he'k er toch niet van. Behalve na tuurlijk, wanneer het niet goed deen wudt. So he'k het twee keer had, dat die ezels op 'e kant van 't spiekerbord sloegen en toen he'k de buuk oek twee keer helemaal open had." Beslist zonder gevaar was het beroep van de heer Bijlsma dus niet en hij heeft dat ook terdege kunnen merken, toen hij een dertig jaar geleden alweer, hoog boven de grond op z'n sabelrek stond en een van die sabels door midden brak. De artist kwam toen met z'n voet op een andere sabel terecht, waar de spieren uiteraard niet tegen konden. De nadelige gevolgen van die on fortuinlijke val doen zich nog altijd gevoelen, vooral, wanneer Bijlsma veel loopt, want „hoe langer ik loop, hoe meer begint die vuut te slepen." TUUNPLIESJE Een kleine acht jaar geleden zagen de Leeuwarders De Boeie- koning tot hun verrassing plotse ling een geheel andere functie vervullen dan die van straatacro baat. In een keurig politieuni- form fietste hij door het Rengers- park op zoek naar vlegels, die er mogelijk op uit waren vernielin gen in het park aan te richten. De heer Bijlsma bleek nu in dienst van de Leeuwarder Werk Ge meenschap te staan, die hem dus een vastere bron van inkomsten verschafte, dan hij eertijds als artist genoot, toen hij maar moest afwachten, wat het hoog geëerde publiek aan centen en stuivers op zijn kleed zou werpen. "•W*- li V Op latere leeftijd: pliesje inne Prinsentnnn- Een jaar bleef de heer Bijlsma in het Rengerspark, toen verhuisde hij voor een jaar naar het Vossen- parkje en nu blijft hij als park wachter nog tot september in de Prinsentuin. Dan is hij intussen vijfenzestig geworden en met ingang van september is hij dus weer helemaal „vrij man". De heer Bijlsma verheugt zich daar nu al op, „want ze magge dan zegge: het leven begint bij veertig, voor mij begint het leven bij vijfenzestig hoor! Ik voel mie nog niet ouder dan twintig, ik zit nog vol levenslust en mien spie ren binne nog goed in kondiesje. Trouwens nog elke dag leg ik in 'e knoop, want zoiets mut je bij- houwe, vooral omdat 'k nou niet so heel vaak meer optreed. Verle-1 den jaar he'k nog in 'e kazerne! voor de soldaten werkt en laatst he'k nog metdaan op een ama teuravond in Bar Paris. Daar deden twaalf an met, mar ik won de pries; een polshorloge! Och, 't is een aardigheidsje, mar je staan weer voor 't publiek en da's alles voor mij. Het artistenbloed blieft er nou eenmaal in, tenminste as je werkelijk een artist binne. Het is dan oek een stuk van mien leven, mar as ik Moeke de Vrouw hur zin deed, ging de hele boel vandaag de deur nog uut. Want die is al dertig jaar Heilsoldaat en ze het een hekel an dit werk. Ze wou wel, da'k alles an 'e kant gooide, mar daar prakkeseer ik niet over. Ik zien er gien kwaad in hoor. En er is gien tweede, die doet wat ik kan. Bovendien bin 'k de oudste acrobaat van 't hele land. Weet U ze ouwer? Alle jongens, waar ik met werkt he, binne weg. Het sterft dan oek helemaal uut dit vak. Vroeger ging het van vader op seun, net as bij ons. Mar mien kienders prak- kesere er niet over. Ik had er tien en een paar hewwe oek wel een bitsje met mie werkt, mar ze binne er niet op deur gaan. Affijn gelukkig mar misskien - in verband met mien vrouw."

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 7