4
Regionale bank
Friesland Bank
T^-leim 3^-rantóje leeót iedereen
Lezers klommen in de pen
BAKKER BOUKE
Om even terug te komen op de
vroegere Weerklank. Dit is mis
schien voor de lezers die er ge
woond hebben nog wel leuk denk
ik. Het betreft mijn vader die hier"
vele malen zijn broodje heeft ge
bracht en hier veel klanten had.
Met zijn bakkerswaren van
strengelbrood en duitse en
casino's en nog vele lekkernijen.
twee jaar geleden overleden en is
87 jaar geworden; de laatste tijd
was hij in' het rusthuis Sonne-
borgh. Zelf heb ik dit vak 25 jaar
uitgeoefend. En mijn verkoop
punt was een hele tijd de buurt
van de Westerstraten en Hout
straten. Ik laat het hier bij. Hoop
dat u dit leuk vindt. U weet weer
het één en ander.
Leeuwarden Rinze van der Heide
Bakker Bouke, in 1935 bij de „Electrische brug" gefotografeerd. Drie
teksten op de kar: B. van der Heide, Douma's Broodfabriek en Vraagt
Stelwagens Deventer.
Zijn naam zullen verschillende
buurtbewoners van toen zich nog
wel herinneren. Hij heette Bouke
van der Heide. Maar ze noemden
hem altijd Bouke, bij de voor
naam. Ik ging als jongen altijd
mee en ik moest op de kar pas
sen, dat er geen lekkere spullen
uit verdwenen. Maar meestentijd
zat ik ergens anders en ik had
geen zin op te passen. Daarom
vroeg mijn vader een andere
jongen en liefhebbers waren er
genoeg. Ik noem geen namen,
maar ik weet nog dat er één was,
die paste op een avond ook op.
Mijn vader kwam even later te
rug, langs al die glopjes, die daar
waren, dit duurde nogal even. Nu
dan zei hij „Hest goed oppast?"
,Ja Bouke, ik hew gien ien sien".
Nu dan kreeg die een stukje
koek. Maar m'n vader zei toen hij
wegliep, „kom eens even hier, wat
bist stou dik van voren". Had hij
onder de kiel allemaal stukken
koek. Mijn vader zei „dou bist
oek een goeie oppasser!" En die
jongen schold mijn vader stijf. En
ik kreeg 's avonds ook nog een
uitschijter, waar ik gebleven was.
Vader speelde ook wel op de
accordeon en heeft ons zo vele
plezierige uurtjes verschaft. De
hele huishouding was dan aan
het dansen en schreeuwen.
Ik kan er wel een boek over
schrijven, maar dit in het kort.
Als bijzonderheid nog dit.
Mijn vader heeft dit vak 50 jaar
uitgeoefend zonder ook maar één
dag te missen. Hij had één klant
op de Nieuweburen bij wie hij 50
jaar brood heeft gebracht. Hij is
ste blok en ons huis moest zelfs
nog worden afgewerkt, voordat
het bewoond kon worden. Wel
licht kom ik nog -eens op „her
inneringen" terug, die zeer zeker
een plaatsje in Uw „Krantsje"
waard zouden zijn. Het Gabbe-
ma gasthuis dateert ook uit onze
tijd. De Vredeman de Vriesstraat
heeft veel van het vrije uitzicht
over de weiden berouwen. De
eerste winkel op de hoek
Grachtswal-Vredeman de Vries-
REACTIE
Zeer geachte Heer Schoustra,
aardiger en spontaner had u niet
kunnen reageren op mijn kaartje,
waarvoor ik u dan ook oprecht
dank zeg. „Uw Krantsje" is een
unieke uitgave met volkomen
eigen karakter, wat bewondering
afdwingt. Eén ding kan ik wel
eens jammer vinden n.l. dat er zo
weinig „opgehaald" wordt uit
mijn Leeuwarder jaren 1903-
1911. Ook wat namen betreft,
terwijl ik er persoonlijk al een
heel nummer mee zou weten te
vullen! Verrassend was dezer
dagen de reactie op mijn afge
drukt kaartje in het 203-krantsje
van een zekere heer H.R. Duint-
jes uit Amsterdam. Leraar M.O.
Zweedse taal en letterkunde. Be
ëdigd tolk en transUteur", zoals
er op het postpapier staat. Als
jongetje heeft onze naam diepe
indruk op hem gemaakt en in
zijn geheugen gebleven. Hij heeft
met zijn ouders tijdelijk in de
Claes Bockes Balckstraat ge
woond (eerder Emmakade Zuid
zijde) en kwam toen dagelijks
langs ons huis. Als 11 jarige
jongen is hij al naar Haarlem
verhuisd en is nu 75 jaar. Zelf
ben ik op de Buys-school geweest,
tegenover het stadhuis en later
op de Meisjes H.B.S. (Kerk
straat). Een van de vriendinnen
was o.a. de dochter van Burge
meester A.G. Zimmerman, ook
Sophie Buma (later mevrouw de
Ouwema) uit de Schrans („Bor-
nia"). Het streekje Emmakade
21-23-25 was in die tijd het laat
straat was van de kruidenier Lam-
minga. Wie weet of ik u niet nog
eens lastig wou vallen, b.v. met
een serie briefkaarten van een
bezoek van de Koningin Wil-
helmina aan Leeuwarden met
o.a. de onthulling van „Us Heit",
Na herhaalde dank voor uw
reactie, teken ik met alle hoog
achting.
Amersfoort Johanna M.C.H.
von Schmidt auf Altenstadt.
DE COHENTSJES
Bij het doorbladeren van ver
schillende krantsjes zag ik ook de
oude Schoenpoetser Cohen. Nu.
hij had twee jongens, ongeveer
van mijn leeftijd. Die jongens
hadden geloof ik geen moeder,
maar twee oudere zusters. Die
jongens waren altijd nogal in
onze ogen slordig gekleed. Als ze
eens een broek kregen van de een
of ander werd er, als hij te lang
was, een stuk van de pijpen
geknipt en dan zo maar, natuur
lijk te wijd, zonder zomen aan,
een riem er om en klaar. Nou, wij
als kinderen die jongens sarren
en uitjouwen. Ze lieten 't wel eens
stiekem toe, maar soms kwam de
riem van de broek en zwaaiend
achter ons aan. Wij lopen, dat
begrijpt U, want ze waren niet
bang. Ik heb er eens een paar
klompen mee verspeeld, want 'k
had geen tijd meer om ze te pak
ken en toen kwam ik op sokken
thuis, 'k was zo'n acht jaar.
Vader was thuis, want 't was win
ter en ik moest met mijn vader
naar Cohen, mijn klompen terug
vragen. Ik kreeg ze, maar beloof
de wel dat ik niet meer zou pla
gen; 'k deed 't ook niet meer.
Later heb ik een van die jongens
wel eens hier in de stad op de
markt gezien, hij had van allerlei
spullen te koop.
Ja, die spullen brengen me weer
in gedachten naar de Sacrament
straat, daar was schuin tegenover
de synagoge, ook zo'n winkeltje,
wij noemden het 't Centesjoodsje.
Als we uit school kwamen 's win
ters vroegen ze wel eens „wil een
van jimme even de lamp en de
stellen ansteke?" Nou, dat deed
je graag, want dan kreeg je een
prulletje uit de winkel, zo
beleefde je altijd wat.
Op het Cambuursterpad woonde
een familie met een moeder en
een paar kinderen die alleen
maar een duim en pink hadden,
maar ze konden zich er mee red
den. Dat ene joch, hij was van
onze leeftijd, won 't altijd met
knikkeren van ons, die kleine
pink, zoals wij hem noemden.
Ja, wat heb ik gespeeld, toen ik zo
jong was, maar moeder helpen
bij 't werk en zoveel naadjes in de
kous breien was nummer een.
Even antwoord aan mevrouw
Bijlsma-Zijlstra; hoe kon U
raden, dat ik in het Bisschop-
Niermanhuis aan de Plutolaan
woonde. U wist het goed, 'k ben
hier nu 2V) jaar en 'k heb 't hier
goed, kom me maar eens op
zoeken. Zo, mijn babbeltje is
weer uit, misschien komen er nog
meer herinneringen, waar ik
U dan wel over schrijf.
Groningen Mevr. Leenes-Visser
De schoenpoetser Samuel Co-
hen en z'n vrouw Rachel heb
ben dertien kinderen gehad:
Benjamin, Mani, Roosje en
Bram, Johanna, Sofietje, Gol-
tje en Mozes, Izak en Hartog,
ook een tweeling, Jette en
Leentje. Goltje en Mozes wer
den beiden nog geen jaar oud,
So fietje stierf, toen ze drie jaar
was. Op Johanna na zijn de
meisjes, dankzij gemengde
huwelijken, goed door de oor
log heengekomen, de jongens
zijn allen vermoord. Leentje,
de jongste, is de enige, die nu
nog in leven is. Moeder Cohen
stierf al in 1903. vader Cohen
is in 1919 overleden. Het Cen-
terse Joodsje, bij wie u voor de
Sabbath de lamp mocht aan
steken, is al voor de oorlog
overleden, z'n weduwe, Roosje
Cohen, is in 1941 naar Gronin
gen vertrokken: haar verdere
lot is ons onbekend.
Red. 't Kl.Kr.
Uw spaargeld wordt
aangewend voor de
economische ontwikkeling
van uw eigen provincie.
uw eigen bank
DE BOEEEKONING
Zojuist ontving ik Uw Kleine
Krantsje en bij het doorlezen
daarvan viel mij het een en ander
op, ten eerste die reportage over
de Boeienkoning, ja daar heb ik
vaak bij gestaan, met veel bewon
dering. Maar het gebeurde ook
wel, dat de mensen rijen dik ston
den en werd er gevraagd naar een
kleine bijdrage, en daar regende
het centen, stuivers, kwartjes op
het kleed dat op de grond lag.
Eerst werd het geld geteld, dan
werd er gezegd: Mensen het spijt
me maar voor zo'n luttel bedrag
kan ik niet werken, dus de voor
stelling ging niet door - de centen
werden in de zak gestopt, de boel
werd opgeruimd, en elders in de
stad werd hun geluk beproefd, ik
zeg niet dat dat geregeld gebeur
de, maar ik heb het meermalen
meegemaakt. Eens stond er een
oud boertje achter mij, toen dat
ook werd gezegd, toen zei dat
boertje, „daar gaat mien gulden,
en ik hè nog niks sien", dat werd
gezegd in onvervalst Leeuwar
ders.
Verder moet me nog het een en
ander van het hart. Bij het lezen
van het stukje heimwee is een
fout geslopen, daar wordt ge
schreven dat die mevrouw Terp
stra geboren is in 1819, dat moet
zeker zijn 1891, of 1899, kunt U
me daar over inlichten? Ook die
rubriek 50 jaar geleden, over de
commissaris der Koningin, die
moet dus 50 jaar geleden over
leden zijn, dan was ik 8 jaar,
maar toen ik 18 jaar was reisde ik
eens met mijn moeder op de boot
van Staveren-Enkhuizen, toen
(Vervolgop pagina 8)
Het waren geen lelijke jongens, de zoons van schoenpoetser Samuel Cohen.