BESTE HERINNERINGEN AAN LERAREN RJI.BJS. 5 't Vileine Z^-rantsje Leest iedereen Onlangs zwaaide in ik een stukje over Joodse Leeuwarders de lof over twee leraren, van wie ik op de Leeuwarder R.H.B.S. had les gehad, de heren Stibbe en Bar- tels. Men zou hieruit k contrario de gevolgtrekking kunnen ma ken, dat de andere leraren, van een minder goed gehalte waren of althans niet aan de eisen vol- natuurlijk ook, die progressief waren ingesteld of die uiterst conservatief dachten. Hun taak was hun heilig en zij vervulden DOOR MR. Jü. BUL die met al de energie, die in hen was en velen hebben mede aan De heer A. Engelsman het donker, in een z.g. 3/4 uitgesneden jas met een gestreep te broek, alsof hij juist terug kwam van een of andere plechti ge gelegenheid. Hij droég een platliggend boord, waaronder een platliggende zwarte das of soms een lavallière. Deze laatste werd in die tijd vaak gedragen door mensen, die socialistische sympathieën hadden en de heer Engelsman was socialist, hoewel hij daarvan nooit gedurende de les deed blijken. Een vak als ge schiedenis kan natuurlijk ge makkelijk aanleiding geven tot het ventileren van persoonlijke gevoelens, maar hij hield zich aan de ethiek, die bij het geven van neutraal onderwijs past. Hij had een enigszins eentonige stem en hij kon vaak heel diep ingaan op details, die niet bepaald inte ressant waren, zodat hij de aan dacht van de klas kwijt raakte. Het wilde dan wel gebeuren, vooral als het warm was en je een stevige maaltijd had verorberd, dat je indutte. De heer Engels man had dan ook de bijnaam van „Klaas Vaak". Ik weet, dat ook ik een keer in slaap viel tijdens de behandeling van de Pacificatie van Gent en wat daaraan vastzat. Plotseling hoor ik: „Bijl, waar heb ik het over", waarop ik in mijn schrik de woorden herhaal de, die een medeleerling me toe fluisterde: "de Mystificatie van Gent, mijnheer". Hij werd niet eens boos, want hij vond die naam zo gek nog niet, omdat er blijkbaar bij die regeling veel on duidelijks overbleef. Hij heeft een hoge ouderdom be reikt en jaren later, als ik tussen mijn reizen door Friesland be zocht, kwam ik heb wei eens in Leeuwarden tegen. Hij duwde dan een wagentje, waarin hij zijn gehandicapte vrouw voortreed, met nog altijd het goedige vrien delijke gezicht, dat hij ons vroeger had toegewend. In leeftijd op hem volgend was waarschijnlijk de heer de Weerdt leraar Nederlands, een enigszins Dickensiaanse verschijning met een embonpoint en een blozend rond gezicht onder een iet of wat opstaande blonde kuif met één slag erin, de oren iets afstaand en een pince-nez op een mopsneus. Hij had de gewoonte de tanden op elkaar te houden bij het spre ken, wat een komisch effect gaf, hetgeeen we probeerden te imiteren, als we antwoord moes ten geven op een gestelde vraag. Als je ouder bent geworden, vraag je je natuurlijk af, wat je er toe bracht oudere heren, die be slist respect verdienden en die probeerden, vaak met grote in- (Vervolgoppagina 10) maakt aan een vestknoop, het geen naar mijn gevoel zijn voor naam voorkomen een extra accent gaf. Naar de mode van de oudere heren van die dagen droeg hij een stijve hoge boord met een zwarte stropdas, waarin vaak een speld met een parel prijkte. Hij was niet groot van stuk, maar er ging een groot ge zag van hem uit en als hij zich te midden van zijn leraren bevond haalde men hem er gemakkelijk uit als de directeur. Hij had, wat men tegenwoordig zou noemen, „individuele prominentie". Hoe wel hij bepaald geen onvriende lijk man was, ging er iets ge strengs uit van zijn blik en ik weet nog, hoe onaangenaam ik het vond om in zijn hoge direc teurskamer voor hem te moeten verschijnen en een terechtwijzing in ontvangst te nemen wegens een tekortkoming of een vergrijp tegen de gestelde regels. Toch konden zijn ogen dan ook iets droevigs hebben, zo'n uitdruk king van „jongen, doe toch niet zo beroerd, iedereen doet toch z'n best om iets van je te maken". Het gebeurde soms, dat een leer ling, bij zo'n schrobbering tevens een brief kreeg overhandigd, die hij aan zijn vader moest geven. Het vergrijp was dan wel heel erg. Gelukkig is mij zoiets nooit over komen, want mijn vader was - eveneens gelukkig, zou ik haast zeggen, voor een zoon, die nu niet bepaald een brave Hendrik was - verre van tolerant in dit soort aangelegenheden. Ik kan me niet herinneren, dat ik hem ooit anders gekleed heb ge zien dan in het zwart. Meestal droeg hij een colbert van luster en een lange zwarte regenjas met een zwarte deukhoed, die hem een deftig voorkomen gaven. Hij was op en top een gentleman, die zelfs voor de kleinste leerling, die hem op straat groette, zwierig de hoed afnam. Klaas Vaak De oudste leraar, die we toen hadden, was waarschijnlijk de heer Engelsman, die les gaf in Algemene en Vaderlandse ge schiedenis en in de eerste klas ook in schoonschrijven. Hij had met zijn grijze kuif en dito snor en sik een vaderlijk voorkomen. Ook hij was meestal gekleed in De directeur, Dr. H. F. Huisken deden, die aan een goed leraar kunnen worden gesteld. Niets is echter minder waar. Ik bewaar aan hen allen de beste herinne ringen. Zij waren, zonder uitzon dering, bekwaam en brachten hun leerlingen een stevige basis kennis bij van de wetenschappen, waarin zij les gaven. Zij waren, anders dan thans vaak het geval is, allen volledig bevoegd om les te geven op een H.B.S. met 5-jari- ge cursus en ik behoef wel niet te vermelden, dat er onder hen geen alternatieve leraren voorkwamen, die menen, dat alles aan de hui dige maatschappij verkeerd is en die trachten, in strijd met hun taak, hun leerlingen te indoctri neren met hun, meestal ultra linkse ideeën. Bij mijn weten heb ik nooit meegemaakt, dat een leraar uiting gaf aan zijn poli tieke inzichten, al waren er toen hun gezamenlijke inspanning on getwijfeld een behoorlijke car rière te danken. Zij staan mij grotendeels nog duidelijk voor de geest en het is niet moeilijk om de meesten van hen hier de revue te laten passeren. Daar was dan in de eerste plaats Dr. H.F. Huisken (U ziet, ik her inner me zelfs zijn voorletters), die als directeur fungeerde en slechts in de 4e en 5e klas enige uren les gaf in de kosmografie en die soms inviel als er een leraar scheikunde of wiskunde ziek was. Hij was een man met een aristo cratisch voorkomen, altijd in het zwart gekleed, het peper- en zoutkleurig haar kort en en brosse geknipt en de dito snor en het Karei I baardje altijd keurig bijgewerkt. Zijn lorgnet droeg hij aan een zwart zijden koord, dat aan het andere end was vastge

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 5